Overwegingen
1. Eiser heeft op 24 september 2014 een huurovereenkomst gesloten voor de huur van een bedrijfsruimte aan de [adres] (om aldaar een fitnessstudio te starten). De fitnessstudio ligt in een nieuwbouwwijk die in drie fases wordt gerealiseerd volgens drie bestemmingsplannen. Bestemmingsplan [locatie 1] ( [locatie 1] ), Bestemmingsplan [locatie 2] ( [locatie 2] ) en Bestemmingsplan [locatie 3] ). De fitnessstudio ligt op het terrein van [locatie 1] en grenst op het zuiden en zuidwesten aan [locatie 2] . Het gebied waarop [locatie 2] ziet is het terrein van de voormalige [bedrijf 2] . In dit gebied is de bodem verontreinigd en dienen saneringswerkzaamheden plaats te vinden.
2. Blijkens de gedingstukken heeft eiser de fitnessstudio in februari 2015 geopend. In januari 2015 zijn er saneringswerkzaamheden voor [locatie 2] gestart. Eiser heeft op 1 maart 2016 een verzoek ingediend om nadeelcompensatie in verband met werkzaamheden in de [adres] . Blijkens de aanvraag verzoekt eiser om een bedrag van € 40.000,- wegens omzetderving door verminderde inkomsten uit (groeps)training en uit (verkoop van) eten en drinken.
3. Verweerder heeft het verzoek voorgelegd aan de Stedelijke Adviescommissie (de adviescommissie). Op 27 mei 2016 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij eiser en verweerder hun standpunten mondeling hebben toegelicht. In november 2016 heeft de adviescommissie geadviseerd om de aanvraag voor nadeelcompensatie af te wijzen. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek vervolgens afgewezen.
4. In de bezwaarfase heeft verweerder advies gevraagd aan de bezwaarschriftencommissie. De bezwaarschriftencommissie kan zich – kort gezegd – verenigen met het advies van de adviescommissie. De bezwaarschriftencommissie voegt eraan toe dat eiser ook niet betwist dat nog voordat eiser zich in het pand vestigde er een concreet beleidsvoornemen bestond met daarin plannen voor bodemsanering. Onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
5. Eiser stelt zich – samengevat – op het standpunt dat hij voldoende onderzoek heeft gepleegd door projectinformatie over het [locatie 4] te raadplegen en de situatie ter plaatse te bekijken. Het gebouw waarin eiser de fitnessstudio wilde vestigen was reeds gebouwd en de weg bestraat en ingericht. Ook was het gebied rondom de (toekomstige) fitnessstudio bestraat en ingericht. Hieruit heeft eiser afgeleid dat de saneringswerkzaamheden al waren voltooid.
6. Artikel 149 van de Gemeentewet geeft de gemeenteraad de bevoegdheid om verordeningen te maken die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Na vaststelling door de gemeenteraad is per 1 april 2012 de Algemene Verordening Nadeelcompensatie (AVN) in werking getreden.
7. Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de AVN wijst het bestuursorgaan een aanvraag om vergoeding van de schade geheel of gedeeltelijk af indien de benadeelde van het risico van het ontstaan van de schade op de hoogte was of had kunnen zijn. Dit is de zogenaamde voorzienbaarheid van de schade. Als de schade voorzienbaar was, dan is er van eisers kant sprake van risicoaanvaarding.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Stateis voor het aannemen van risicoaanvaarding beslissend of op het moment van investering de mogelijkheid van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel zodanig kenbaar was, dat hiermee bij de beslissing tot investering rekening kon worden gehouden. Dit geldt ook voor tijdelijke hinder, als hier aan de orde.
Het oordeel van de rechtbank
9. Verweerder heeft in beroep verwezen naar het advies van de adviescommissie waaruit blijkt dat sinds 2011 de plannen voor de ontwikkeling van het [locatie 4] en de bodemsanering bekend én toegankelijk voor publiek waren. Er is een website over de ontwikkeling van het [locatie 4] en de bodemsanering, welke ook periodiek wordt bijgehouden. Ook worden er nieuwsbrieven gepubliceerd op internet. De benodigde sanering van het [locatie 4] blijkt ook uit het bestemmingsplan [locatie 2] , vastgesteld op 27 november 2013 en gepubliceerd in Staatscourant op 8 januari 2014. Gelet op al deze omstandigheden had eiser bekend kunnen zijn met de plannen van bodemsanering. Op grond van de openbare informatie was ook in grote lijnen bekend wat de duur en omvang van de werkzaamheden zouden zijn, aldus verweerder.
10. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de weg voor eisers fitnessstudio vanaf januari 2015 enkele maanden heeft opengelegen wegens de saneringswerkzaamheden. Er lagen toen loopplanken voor de deur en er kon alleen om de hoek van het gebouw geparkeerd worden. Daarna is de weg opnieuw bestraat en de parkeerplekken opnieuw ingericht. Op sommige ontwikkellocaties wordt volgens verweerder overigens wel tot drie keer toe opnieuw bestraat voordat de inrichting definitief is. Verder heeft verweerder meegedeeld dat naast de website en de nieuwsbrieven ook bijeenkomsten zijn georganiseerd voor bewoners en gebruikers waarin informatie over de voortgang van de ontwikkeling van het [locatie 4] werd gepresenteerd.
11. De rechtbank is met het oog op de door verweerder in de rechtsoverwegingen 9 en 10 genoemde openbare informatie van oordeel dat eiser ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst voor de fitnessstudio in september 2014 bekend had kunnen zijn en hij had kunnen begrijpen dat het gebied rondom de fitnessstudio nog gesaneerd moest worden. Voor zover uit de genoemde informatie niet blijkt wanneer en voor welke periode(s) er precies werkzaamheden zouden plaatsvinden, had eiser aanleiding moeten zien zich nader te informeren. Dat eiser voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst een onderzoek uit 2012 heeft geraadpleegd is, anders dan eiser meent, onvoldoende om de voorzienbaarheid van de saneringswerkzaamheden ter plaatse niet aannemelijk te achten. Ook de omstandigheid dat eiser ter plaatse had gezien dat de weg reeds bestraat was maakt dit niet anders. Dit sluit immers niet uit, zoals verweerder ter zitting ook heeft meegedeeld, dat dit een tijdelijke situatie kan betreffen. Hieruit had eiser dan ook niet zonder nader onderzoek mogen concluderen dat alle saneringswerkzaamheden al voltooid waren.
12. Deze omstandigheden in aanmerking nemend, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat de veroorzaakte schade voor eiser redelijkerwijs voorzienbaar was op het moment dat hij de huurovereenkomst ondertekende. Verweerder heeft eisers verzoek om nadeelcompensatie op grond van artikel 3, eerste lid, onder b, van de AVN dan ook terecht afgewezen op de grond dat sprake is van voorzienbaarheid van de schade en dus van actieve risicoaanvaarding van de kant van eiser.
13. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.