ECLI:NL:RBAMS:2018:570

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
13-659018-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van bijna 150.000 euro door verdachte met onduidelijke herkomst van goederen

Op 30 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, geboren in Albanië in 1982, had goederen ter waarde van bijna 150.000 euro in zijn bezit, waarvan werd aangenomen dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 januari 2017 een doorzoeking onderging in zijn woning, waar aanzienlijke hoeveelheden contant geld, dure horloges, een armband en een auto werden aangetroffen. De officier van justitie stelde dat de verdachte wist dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren, terwijl de verdediging aanvoerde dat de doorzoeking onrechtmatig was en dat de verdachte niet schuldig was aan witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende bewijs had geleverd voor de herkomst van de goederen en dat de verklaringen die hij had afgelegd niet concreet of verifieerbaar waren. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het witwassen en de impact op de integriteit van het financiële systeem.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/659018-17 (Promis)
Datum uitspraak: 30 januari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak [1] gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de eis van de officier van justitie mr. L.F. Roseval en van wat verdachte en zijn raadsman mr. F. Yildiz naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging op de zitting, – kort gezegd – witwassen ten laste gelegd, namelijk dat hij het hierna te noemen geldbedrag en de hierna te noemen voorwerpen (hierna gezamenlijk benoemd als: goederen) voorhanden had waarvan hij wist (primair), dan wel redelijkerwijs moest vermoeden (subsidiair), dat deze van misdrijf afkomstig waren. Het gaat om de volgende goederen:
  • een geldbedrag van € 71.475,-;
  • zes horloges;
  • een armband;
  • een auto.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 bij dit vonnis.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit. Op de terechtzitting, en met verwerping van een door de raadsman gevoerd verweer, heeft de rechtbank beslist dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. Er zijn ook geen redenen de vervolging te schorsen.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Toetsingskader
Verdachte heeft ten aanzien van bijna alle goederen verklaard dat die van hem zijn. Het gaat in deze zaak dan ook niet om de vraag of hij de bewuste goederen voorhanden heeft gehad. Wél is het de vraag of kan worden bewezen dat de goederen van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank merkt hierbij op dat het niet vereist is dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een
nauwkeurig aangeduidmisdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit
enigmisdrijf. Om dit te beoordelen hanteert de rechtbank het volgende toetsingskader.
Uit de feiten en omstandigheden moet een vermoeden van witwassen kunnen worden vastgesteld. Als die situatie zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp of geldbedrag. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. [2] Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, dan nog kan bewezen worden dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is. Dit is mogelijk als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hierbij heeft zij gewezen op de omstandigheden waaronder de goederen werden aangetroffen, zoals de waarde en samenstelling van de geldbedragen, de hoge waarde van de sieraden en de auto en het gebrek aan reguliere inkomsten van verdachte. Deze omstandigheden leveren een witwasvermoeden op. Van verdachte kan dan ook worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van deze goederen. De verklaringen van verdachte voldoen echter niet aan de eisen die het Gerechtshof Amsterdam aan zo’n verklaring stelt, nu deze onvoldoende concreet en onvoldoende verifieerbaar zijn. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat de goederen van enig misdrijf afkomstig zijn. Nu de goederen in de woning van verdachte zijn aangetroffen en hij ook heeft verklaard dat deze van hem zijn, wist hij dat deze goederen van enig misdrijf afkomstig waren, waardoor hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat de doorzoeking van de woning op het adres [adres 2] onrechtmatig was. Er waren immers geen redenen om de woning te doorzoeken. Ook heeft de politie tijdens deze doorzoeking overschrijdend geweld gebruikt tegen verdachte. Dit moet leiden tot uitsluiting van al het bewijs dat tijdens de doorzoeking is gevonden. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken.
Als de rechtbank vindt dat de doorzoeking rechtmatig was, dan kan niet worden bewezen dat de goederen van misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft immers concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaringen afgelegd over de herkomst van de goederen. Verdachte heeft dan ook gedaan wat van hem kon worden verlangd en het Openbaar Ministerie heeft nagelaten nader onderzoek te doen. Het is dan ook niet zo dat het niet anders kan zijn dan dat de goederen van enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte moet dus worden vrijgesproken en de goederen die in beslag zijn genomen moeten aan hem worden teruggegeven.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [3]
Doorzoeking [adres 2]
Op 30 januari 2017 vindt een doorzoeking plaats in de woning van verdachte op het adres [adres 2] . Op het moment dat de politie zich bekendmaakt en naar binnen wil, wordt de voordeur niet direct opengedaan. In de tussentijd wordt gezien dat een persoon aan de achterzijde van de woning spullen vanaf het balkon naar beneden gooit. Deze persoon wordt later met volledige zekerheid herkend als verdachte. [4] Vervolgens ziet de politie zich genoodzaakt om met geweld naar binnen te treden en de voordeur wordt dan ook geforceerd.
Rechtmatigheid van de doorzoeking
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze doorzoeking onrechtmatig was en dat bewijsuitsluiting dient te volgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank is namelijk van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de rechter-commissaris op basis van de beschikbare informatie [5] niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat een doorzoeking gerechtvaardigd was.
Ook de verwondingen van verdachte zijn geen reden om aan te nemen dat sprake is geweest van een vormverzuim. Niet alleen kan niet worden vastgesteld dat de ribben van verdachte daadwerkelijk zijn gebroken, ook vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat zijn verwondingen het directe gevolg zijn van overschrijdend politiegeweld. Zo heeft de politie hier zelf niets over opgeschreven, terwijl zij daar wel toe zijn verplicht. Ook verdachte heeft over dit, in zijn ogen ongepaste, geweld geen klacht bij de politie ingediend. De rechtbank vindt dan ook dat de doorzoeking rechtmatig was en ziet geen reden om bewijs uit te sluiten.
Aangetroffen goederen
Bij deze doorzoeking worden onder meer de volgende goederen aangetroffen [6] :
  • een geldbedrag van 60.000 euro onder een matras;
  • een geldbedrag van 5.825 euro in een toilettas in een kast in de woonkamer;
  • een geldbedrag van 5.750 euro in een nachtkastje;
  • vier horloges van het merk Rolex;
  • een horloge van het merk Audemars Piguet Off Shore;
  • een horloge van het merk Eberhard;
  • een autosleutel van het merk Volvo, die blijkt te horen bij de auto van verdachte, te weten een Volvo V40 met het kenteken [kenteken] .
Onder verdachte wordt bovendien nog een armband van het merk Tennis in beslag genomen. [8]
Bovendien zijn dertien mobiele telefoons, acht simkaarten, negen sleutelbossen, zeven autosleutels en een geldtelmachine aangetroffen. Ten aanzien van deze goederen wordt verdachte overigens niets verweten.
Het aangetroffen geld bestaat uit verschillende coupures, waaronder biljetten van 500 euro en 100 euro [9] en één vals biljet van 100 euro. [10]
De horloges blijken origineel te zijn en de totale waarde wordt geschat op 110.000 - 115.000 euro. [11]
De armband zelf is weliswaar niet onderzocht, maar wel is in de woning een certificaat gevonden dat behoort bij een originele “Tennis bracelet”, die een waarde heeft van circa 15.000 euro. [12]
De Volvo blijkt een nieuwwaarde te hebben van 28.495 euro en de dagwaarde op 23 mei 2017 bedraagt 16.350 euro. De auto dateert van 27 november 2013 en verdachte is de eerste geregistreerde eigenaar van de auto. [13]
Ten slotte is gebleken dat het inkomen van verdachte in 2016 14.397 euro bedroeg en dat de pizzeria, die hij enkele maanden voor de doorzoeking samen met zijn vrouw voor 80.000 euro had gekocht, in 2016 een negatief bedrijfsresultaat had behaald van 5.075 euro. [14]
Witwasvermoeden
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de vraag of onder deze omstandigheden sprake is van een witwasvermoeden het volgende laten meewegen:
  • de hoge waarde van de aangetroffen voorwerpen;
  • de waarde en samenstelling van de geldbedragen;
  • het aanmerkelijk lagere vastgestelde inkomen van verdachte;
  • de locaties waar de geldbedragen werden aangetroffen;
  • de overige aangetroffen goederen in de woning, zoals de vele mobiele telefoons, simkaarten, autosleutels en een geldtelmachine;
  • het feit dat de politie niet direct de woning werd binnengelaten en verdachte op dat moment spullen van het balkon gooide, waaronder mobiele telefoons en een autosleutel van een Peugeot waarin een verborgen ruimte werd aangetroffen.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat zonder meer sprake is van een witwasvermoeden. Van verdachte mag dan ook een verklaring worden verlangd die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verklaringen van verdachte en het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het geldbedrag van 60.000 euro
Over dit geldbedrag heeft verdachte, zowel bij de politie als op de zitting, verklaard dat hij dit geld van zijn familie in Albanië heeft geleend. Hij wilde namelijk het restaurant dat hij pas had gekocht gaan verbouwen. Hiervoor heeft hij 10.000 euro van zijn vader [vader verdachte] , 10.000 euro van zijn oom [oom verdachte] en 40.000 euro van zijn oom [oom 2 verdachte] geleend. In het dossier bevinden zich drie leenovereenkomsten die de verklaring van verdachte ondersteunen. [15] Het totaalbedrag is door een vriend van de familie, genaamd [persoon 1] , in contanten naar Nederland gebracht. In Albanië wordt namelijk nog heel veel in contanten betaald en zijn familie had deze geldbedragen niet (meer) op hun rekening staan. Nadat het geld bij verdachte was afgeleverd, is [persoon 1] doorgereisd naar Italië. Verdachte heeft weliswaar geen direct contact meer met hem, maar zou hem wel kunnen bereiken via een vriend in Albanië.
De rechtbank vindt dat deze verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Niet alleen zou relatief eenvoudig contact kunnen worden gezocht met de leningverstrekkers, ook heeft verdachte aangeboden om contactgegevens van [persoon 1] te achterhalen. Het was dan ook aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de herkomst van het geldbedrag. Nu dit is nagelaten, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het geldbedrag van 60.000 euro niet langer sprake is van een witwasvermoeden. Zodoende kan niet worden bewezen dat dit geldbedrag van (enig) misdrijf afkomstig is en zal verdachte van het witwassen van dit bedrag worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het geldbedrag van 5.825 euro
Over dit geldbedrag heeft verdachte verklaard dat dit de opbrengst is geweest van de pizzeria van de maand december 2016 en januari 2017. Ook de partner van verdachte heeft dit verklaard.
De rechtbank vindt dat deze verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Hierbij heeft de rechtbank ook gekeken naar de samenstelling van het bedrag, dat voornamelijk uit kleine(re) coupures bestaat. Dit past goed bij inkomsten uit een winkel of restaurant. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het witwasvermoeden niet langer bestaat en dat niet kan worden bewezen dat dit geldbedrag van (enig) misdrijf afkomstig is. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het geldbedrag van 5.750 euro
Verdachte heeft over dit geldbedrag niets anders verklaard dan dat het van hem is.
Nu verdachte geen enkele verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag, is het witwasvermoeden niet ontkracht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de horloges
Over de horloges heeft verdachte verklaard dat hij deze ongeveer een half jaar voor de huiszoeking in Italië heeft gekocht van een Italiaanse vriend die “ [naam 1] ” heet. Verder weet verdachte eigenlijk niets van deze persoon. Verdachte heeft verder verklaard dat hij alle zes de horloges voor een bedrag van 20.000 euro heeft gekocht, terwijl ze 60.000 euro waard zouden zijn. [16] Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zijn eerdere verklaring niet klopt, omdat twee van de zes horloges niet van hem zouden zijn. Ook heeft hij verklaard dat hij de horloges heeft gekocht met geld dat hij in Italië had verdiend, maar ook zou hij voor de aankoop geld hebben geleend bij vrienden. Deze leningen zouden nog niet allemaal zijn afbetaald.
Dat maar vier van de zes horloges van verdachte (en zijn partner) zouden zijn, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Zo blijkt nergens uit dat deze horloges van iemand anders zouden zijn en verdachte heeft in zijn eerste verhoor bij de politie aangegeven dat alle zes de horloges van hem zijn en dat hij deze allemaal heeft gekocht. Bovendien wist verdachte bij de politie al alle merken van de horloges op te noemen.
De horloges vertegenwoordigen in werkelijkheid een waarde tussen 110.000 en 115.000 euro. Verdachte heeft de horloges dus voor een dusdanig laag bedrag gekocht, dat de rechtbank zijn verklaring op voorhand hoogst onwaarschijnlijk acht. Verdachte heeft van zijn aankoop geen enkel bewijsstuk kunnen tonen, zoals een kwitantie of een garantiebewijs. Dit terwijl zijn partner (medeverdachte [medeverdachte] ) bij de politie nog had verklaard dat zij ‘de papieren’ zou hebben. [17] Ook heeft verdachte niet kunnen aantonen dat hij, toen hij de horloges zou hebben gekocht, over 20.000 euro kon beschikken. Zo heeft hij niets kunnen laten zien waaruit een legaal inkomen in Italië blijkt en heeft hij bovendien niet kunnen vertellen bij wie en voor welk bedrag hij leningen zou hebben afgesloten. Hier komt nog bij dat de informatie die hij heeft gegeven over de verkoper zó gering is dat dit op geen enkele wijze nader zou kunnen worden onderzocht. De verklaring van verdachte is verre van concreet, laat staan verifieerbaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de horloges van enig misdrijf afkomstig zijn.
Ten aanzien van de armband
De armband zou verdachte van een andere Italiaanse vriend, genaamd [naam 2] , hebben gekregen. Deze [naam 2] zou wonen in Italië, maar rond de kerstdagen van 2016 was hij bij verdachte. Verder weet verdachte te vertellen dat het een armband van het merk Tennis is.
De armband is ongeveer 15.000 euro waard. Dit maakt dat de verklaring van verdachte, te weten dat hij deze van een niet nader aangeduide vriend heeft gekregen, op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. De verklaring is verder bovendien weinig concreet en al helemaal niet verifieerbaar, omdat het Openbaar Ministerie simpelweg geen onderzoek zal kunnen doen naar ene [naam 2] in Italië. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de armband van enig misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de Volvo V40 met kenteken [kenteken]
Verdachte heeft verklaard deze auto een jaar voor zijn aanhouding te hebben gekocht bij een garage in Den Haag. De naam van de garage weet hij niet meer, omdat hij daar via een andere Albanees terecht was gekomen. Hij had een kleine Polo en deze heeft hij, met bijbetaling van tweeduizend euro, ingeruild voor de Volvo. Dit geld had hij geleend en heeft hij daarna ook weer terugbetaald. [18]
Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de auto in beschadigde staat heeft gekocht en dat hij deze zelf heeft opgeknapt. Ook heeft verdachte een inkoopverklaring overhandigd, waaruit blijkt dat een Volkswagen Polo op naam van [medeverdachte] (partner van verdachte en medeverdachte) is verkocht aan [garagebedrijf BV] in Den Haag.
Gelet op de dagwaarde van de auto op 23 mei 2017, namelijk 16.350 euro, moet de Volvo behoorlijk beschadigd zijn geweest als verdachte deze voor de Volkswagen Polo en tweeduizend euro heeft kunnen kopen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij de auto zelf heeft hersteld, maar hij heeft dit pas op het onderzoek ter terechtzitting voor het eerst verklaard. Alleen al hierom vindt de rechtbank de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Bovendien heeft hij wel een inkoopverklaring van de Polo kunnen tonen, maar heeft hij kennelijk geen enkel bewijsstuk van de aankoop van of reparatie aan de Volvo V40. De rechtbank vindt dat de verklaring van verdachte bij de politie onvoldoende concreet en niet verifieerbaar was. Zijn aanvullende verklaring op de zitting beoordeelt de rechtbank als ongeloofwaardig en kan daarom worden bestempeld als ‘reeds op voorhand hoogst onwaarschijnlijk’. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de Volvo van enig misdrijf afkomstig is.
Opzet
Van meerdere goederen is komen vast te staan dat zij van enig misdrijf afkomstig zijn. Om vervolgens de vraag te beantwoorden of ook sprake is geweest van witwassen, moet worden bewezen dat verdachte dit wist of redelijkerwijs moest vermoeden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van de doorzoeking en zijn aanhouding stond ingeschreven op het adres waar de goederen zijn aangetroffen. Bovendien heeft verdachte ten aanzien van bijna alle goederen verklaard dat deze van hem zijn. Over de herkomst van de goederen heeft verdachte verschillende verklaringen afgelegd. Zo zou hij sommige goederen hebben gekocht (de horloges en de auto), andere hebben gekregen (de armband) en soms heeft verdachte helemaal niets over de herkomst verklaard (het geldbedrag van 5.750 euro).
Als het uitgavenpatroon van verdachte wordt vergeleken met zijn legale inkomsten, dan blijkt daaruit dat hij veel meer zou hebben uitgegeven dan dat hij met zijn inkomen zou kunnen hebben betalen. Bovendien heeft verdachte geen enkel bewijsstuk van deze uitgaven of deze inkomsten kunnen tonen. Ook ontbreekt elk bewijsstuk waaruit zou blijken dat hij het geld voor deze uitgaven zou hebben geleend. De rechtbank gelooft deze verklaringen van verdachte dan ook niet. Dat verdachte een zeer kostbare armband van een goede vriend zou hebben gekregen, van wie verdachte niet eens de volledige naam of een adres weet, gelooft de rechtbank ook niet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wist dat de goederen die hij voorhanden had van enig misdrijf afkomstig waren. Het witwassen van deze goederen is daarmee bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. in voetnoten opgesomde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
op 30 januari 2017 te Amsterdam meerdere voorwerpen, te weten:
  • een geldbedrag van 5.750 euro en
  • zes horloges, te weten vier horloges van het merk Rolex en een horloge van het merk Audemars Piguet Off Shore en een horloge van het merk Eberhard en
  • een armband met een waarde van ongeveer 15.000 euro en
  • een auto van het merk Volvo,

voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van verdachte

Het bewezenverklaarde feit is een strafbaar feit. Ook kan verdachte worden verweten dat hij dit feit heeft gepleegd.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie wil dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt de eis van de officier van justitie buitensporig hoog. Verdachte is immers niet eerder veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Ook moet het door de politie toegepaste geweld bij de aanhouding – verdachte heeft twee ribben gebroken – worden meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de straf. Bovendien is verdachte sinds zijn aanhouding ook niet meer met politie of justitie in aanraking geweest en heeft hij, samen met zijn partner, de zorg over een klein kind.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter waarde van bijna 150.000 euro witgewassen, voornamelijk door zeer dure sieraden in zijn bezit te hebben. Dit is een ernstig misdrijf. Door witwassen worden de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer gebracht of geprobeerd te brengen. Dit is niet alleen een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer, ook worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken. Bovendien maakt het witwassen van dit illegaal verkregen geld dat van criminaliteit kan worden geprofiteerd. In andere woorden: dat misdaad zou lonen. Hierdoor levert het een bijdrage aan het voortbestaan van allerlei vormen van criminaliteit. In witwaszaken met dit soort geldbedragen wordt door rechters doorgaans dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vele maanden opgelegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad (het zogeheten uittreksel Justitiële Documentatie) van verdachte van 20 december 2017. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor het plegen van strafbare feiten in Nederland is veroordeeld.
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Deze zogenoemde LOVS-oriëntatiepunten noemen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden als uitgangspunt voor fraudedelicten met een bedrag tussen 125.000 en 250.000 euro.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Kijkend naar de totale waarde van de sieraden, de auto en het geldbedrag kan de rechtbank niet volstaan met een geheel voorwaardelijke straf of een taakstraf. Het ‘witwasbedrag’ is daarvoor te hoog en daarmee is het feit simpelweg te ernstig. De rechtbank vindt het dan ook noodzakelijk dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Nu overigens niet kan worden vastgesteld dat de politie daadwerkelijk grensoverschrijdend geweld heeft gebruikt – de enkele stelling van verdachte dat hij pijn heeft geleden en medische informatie dat er een vermoeden is van ribfracturen zijn hiervoor onvoldoende - zal de rechtbank hier bij de strafoplegging ook geen rekening mee houden. Wel ziet de rechtbank aanleiding om bij de oplegging van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten en de rechtbank vindt, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.
Beslag
Onder verdachte zijn meerdere voorwerpen in beslag genomen. De volledige beslaglijst is als bijlage 2 aan dit vonnis toegevoegd.
Verbeurdverklaring van de voorwerpen met nummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 22 en 37
Deze voorwerpen zijn van verdachte. Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen met nummers 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 26, 27, 28, 32, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 40, 41 en 42
Deze voorwerpen zijn niet van verdachte. Nu deze voorwerpen ook niet in verband staan tot een strafbaar feit, zullen deze worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Teruggave van de voorwerpen met nummers 19, 20, 21, 23, 29, 30, 31
Deze voorwerpen zijn van verdachte. Nu ten aanzien van deze voorwerpen geen strafbaar feit is gepleegd, zullen deze worden teruggegeven.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het primair bewezen verklaarde:
Witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, te weten
2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart verbeurd:
1. STK Personenauto [kenteken]
10000
VOLVO V40 2013 K1:wit
5325874
2 1.00 STK Halsketting
2250
TENNIS
5329646
3 1.00 STK Horloge
5500
ROLEX
Staal/rose goud choco roman dial met diam
5329597
4 1.00 STK Horloge
22000
ROLEX
platina ice blue dial
5329606
5 1.00 STX Horloge
10000
ROLEX
Rose goud choco dial; rubber band
5329608
6 1.00 STK Horloge
11000
ROLEX
geel/goud; diamanten index dial
5329611
7 1.00 STK Horloge
2
AUDEMARS PIQUET
staal met rubber band
5329613
8 1.00 STK Horloge
2750
EBERHARD
staal lederband geen kastnummer
5329614
22 Geld Euro
5750
5329084
37 1.00 STK Sleutelbos
5329451
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
9 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5329072
10 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
WIND
5329414
11 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
MOVISTAR
5329415
12 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
LEBARA
5329418
13 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
WIND
5329420
14 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5329524
15 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5329531
16 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY
5329532
17 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5329533
18 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5329534
26 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY
5329049
27 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY curve
5329061
28 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY classic
5329067
32 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY
5329526
33 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
LYCAMOBILE
5329423
34 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
LYCAMOBILE
5329424
35 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
LYCAMOBILE
5329425
36 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
LYCAMOBILE
5329428
38 1.00 STK Sleutelbos
5329548
39 1.00 STK Slee
HYUNDAI
5329551
40 1.00 STK Sleutel
5329554
41 1.00 STK Navigator
TOMTOM
5333079
42 3.00 STK Sleutel
5329445
Gelast de teruggave aan [verdachte]van:
19 1.00 STK Tas
ALBERT HEIJN
5329558
20 1.00 STK Navigator
TOMTOM
5333077
21 Geld Euro
5825
5329083
23 Geld Euro
59900
5329085
29 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY
5329406
30 1.00 STX Zaktelefoon
SAMSUNG
5329408
31 1.00 STX Zaktelefoon
5329410
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en F.P. Lauwaars, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2018.

Voetnoten

1.Dit betekent in dit geval dat verdachte op de terechtzitting aanwezig was.
2.Dit is eerder bepaald door het Gerechtshof Amsterdam in zijn arrest van 11 januari 2013: ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481.
3.In de hierna volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het procesdossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders wordt vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
5.Proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, p. 9-10 en proces-verbaal van verdenking, p. 11-12.
6.Proces-verbaal van bevindingen ter zake doorzoeking [adres 2] , p. 15-16.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21-23.
8.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 175-176.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
10.Verklaring van valsheid, opgemaakt door [persoon 2] , documentdeskundige bij de Basisinformatie afdeling Identiteits- en Documentfraude te Amsterdam, p. 73
11.Proces-verbaal van bevinddingen, p. 74.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 74.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 247.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 248.
15.Drie originele en vertaalde verklaringen, p. 229-237
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 91
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 101-102
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 94-95