ECLI:NL:RBAMS:2018:5663

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2018
Publicatiedatum
3 augustus 2018
Zaaknummer
AMS 17/2202
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakterras wegens privacybescherming

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 3 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam over de weigering van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakterras. De eiser, eigenaar van een pand aan [adres 1] in [plaats], had op 8 juli 2016 een omgevingsvergunning aangevraagd, maar het college weigerde deze op 18 augustus 2016, stellende dat het dakterras in strijd was met het bestemmingsplan 'Zuidelijke Binnenstad'. Het college vond dat de privacy van de bewoners van aangrenzende panden in het geding was en dat de belangen van de privacy zwaarder wogen dan die van de eiser.

De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bekeken. Tijdens een zitting op 5 oktober 2017 en een onderzoek ter plaatse op 20 november 2017 is vastgesteld dat het dakterras op korte afstand van de achtergevel van een naastgelegen woning zou komen, wat zou leiden tot directe inkijk in de woning. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de omgevingsvergunning te weigeren, gezien de bescherming van de privacy van de bewoners van het naastgelegen pand. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van het college niet onbegrijpelijk was en dat er geen sprake was van gelijke gevallen, waardoor het beroep van de eiser ongegrond werd verklaard.

De rechtbank benadrukte dat de beslissing om af te wijken van het bestemmingsplan tot de discretionaire bevoegdheden van het college behoort en dat de rechtbank terughoudend moet toetsen of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De rechtbank heeft de belangenafweging tussen de privacy van de buren en het woongenot van de eiser in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat het college de omgevingsvergunning terecht had geweigerd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/2202

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. M. Kashyap),
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, als rechtsopvolger van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam, het college,
(gemachtigde: mr. C.L. Brinks).
Partijen worden hierna [eiser] en het college genoemd.

Procesverloop

Met het besluit van 18 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft het college [eiser] een omgevingsvergunning geweigerd voor het plaatsen van een dakterras op de uitbouw van [adres 1] te [plaats] .
Met het besluit van 21 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2017. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om een onderzoek ter plaatse te verrichten.
Op 20 november 2017 is er een onderzoek ter plaatse gehouden. Daarbij waren aanwezig [eiser] en zijn gemachtigde. Namens het college was aanwezig de gemachtigde en [naam 1] , inspecteur Bouw- en Woningtoezicht. Verder waren aanwezig vergunninghouder en zijn gemachtigde.
Partijen hebben na het onderzoek ter plaatse - desgevraagd - hun standpunten nog schriftelijk nader toegelicht. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om te verzoeken om een nadere zitting. Partijen hebben hierop niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Vervolgens is het onderzoek op 6 maart 2018 gesloten.

Overwegingen

Wat is de aanleiding voor deze procedure
1. [eiser] is eigenaar van het pand op het adres [adres 1] in [plaats] . [eiser] heeft op 8 juli 2016 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een dakterras op de uitbouw van de woning.
2. Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Volgens het college is het dakterras in strijd met het geldende bestemmingsplan “Zuidelijke Binnenstad”. Besloten is om niet af te wijken van het bestemmingsplan. Het belang van het waarborgen van de privacy van de bewoners van de naastgelegen panden heeft het college zwaarder laten wegen dan het belang van [eiser] .
In bezwaar heeft het college deze beslissing, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten. Voor de motivering heeft het college verwezen naar een advies van de bezwaarschriftencommissie van 1 februari 2017.
3. [eiser] vindt de beslissing van het college onterecht. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of [eiser] daar gelijk in heeft, of dat de omgevingsvergunning terecht is geweigerd.
Het toetsingskader van de rechtbank
4. De regelgeving die van toepassing is, is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat vindt de rechtbank van deze zaak?
5. Niet in geschil is en de rechtbank stelt vast dat op de gronden het bestemmingsplan “Zuidelijke Binnenstad” (bestemmingsplan) van toepassing is.
6. Niet in geschil is dat het dakterras in strijd is met het bestemmingsplan, maar voldoet aan de voorwaarden voor de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 8.4.8 van de planregels bij het bestemmingsplan. Er gelden in het stadsdeel Centrum geen beleidsregels voor het afwijken van het bestemmingsplan. Per individueel geval doet de stedenbouwkundige een toets met inachtneming van de in artikel 8.4.8 genoemde criteria.
7. De rechtbank stelt voorop dat de beslissing om mee te werken aan het afwijken van het bestemmingsplan tot de discretionaire bevoegdheden behoort van het college. Het college heeft daarbij beleidsvrijheid, zodat de rechtbank de beslissing om af te wijken van het bestemmingsplan terughoudend moet toetsen. Dit wil zeggen dat de rechtbank zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
8. De rechtbank stelt vast dat [eiser] zijn betoog dat er geen sprake is van strijd met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek ter zitting heeft laten vallen.
De privacy
9. Het college baseert zijn standpunt dat sprake is van een inbreuk op de privacy op een advies van de stedenbouwkundige van 9 januari 2017. In dit advies staat dat de achtergevels van de [adres 1] en [nummer] zich op dezelfde hoogte bevinden ten opzichte van elkaar. De ramen van [adres 2] bevinden zich op minimale afstand van de erfgrens. In de huidige situatie (zonder dakterras) bestaat geen inkijk in de vertrekken van het pand nr. [nummer] . Dit betekent naar de mening van de stedenbouwkundige een onevenredige aantasting van de privacy van de huidige en de toekomstige bewoners van het pand nr. [nummer] .
10. De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter plaatse waargenomen dat het dakterras op korte afstand van de achtergevel van de naastgelegen woning aan de [adres 2] zal worden gerealiseerd. De rechtbank stelt vast dat er vanaf het dakterras op korte afstand direct zicht is in de woning, met name in de keuken van de woning aan de [adres 2] . Het standpunt van de stedenbouwkundige dat sprake is van een onevenredige aantasting van de privacy acht de rechtbank niet onbegrijpelijk of anderszins onjuist. Het feit dat de eigenaar van het pand geen bezwaar zou hebben tegen het dakterras, leidt niet tot een ander oordeel. Het college heeft dit advies dan ook ten grondslag mogen leggen aan zijn besluit.
11. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de inbreuk op de privacy niet kan worden weggenomen door het plaatsen van bijvoorbeeld een scherm dat hoger is dan 1,20 m. Daarvoor is het volgende redengevend.
12. Voorwaarde om af te wijken van het bestemmingsplan is op grond van artikel 8.4, aanhef, van de planregels dat de afwijking niet tot gevolg mag hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast. Het college is van mening dat een dakterras afbraak doet aan de karakteristiek van het stadsgezicht. De woning staat in het gebied dat behoort tot het UNESCO werelderfgoed. Uitgangspunt is behoud en versterking van dit gebied. Dakterrassen, ook die op een aanbouw, maakten geen onderdeel uit van de oorspronkelijke panden. Omdat de wijze van wonen is veranderd, is in het bestemmingsplan wel de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van het bestemmingsplan. In het plan zijn criteria opgenomen om de impact zo klein mogelijk te houden. Eén van die voorwaarden is dat de hoogte van de afscheiding niet meer dan 1,20 meter mag bedragen. Het bestemmingsplan voorziet niet in een afwijkingsmogelijkheid op dit punt. Nog daargelaten dat de aanvraag niet voorziet in een hogere afscheiding dan 1,20 meter, heeft het college met het vorenstaande voldoende uitgelegd dat hij daar in dit geval ook niet aan zou hebben meegewerkt.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel
13. [eiser] stelt dat het weigeren van de omgevingsvergunning in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. [eiser] heeft een kadastrale kaart overgelegd en daar op aangegeven dat de panden [adres 3] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] aan de overzijde van de binnentuinen een dakterras hebben. Volgens [eiser] liggen de dakterrassen van de panden [adres 3] , [nummer] en [nummer] op gelijke hoogte.
14. Het college heeft in het schrijven van 7 december 2017 per locatie gemotiveerd waarom geen sprake is van een gelijk geval. Voor een deel van de panden is geen dakterras vergund en voor anderen is voor het van kracht worden van het huidige bestemmingsplan een vergunning voor een dakterras verleend. [eiser] heeft hier niet meer op gereageerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee afdoende gemotiveerd dat geen sprake is van gelijke gevallen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet.
De belangenafweging
15. Tegenover het belang dat is gediend bij de bescherming van de privacy van de bewoners in het pand met nr. [nummer] staat het belang van [eiser] bij een toename van zijn woongenot vanwege het dakterras. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in redelijkheid aan het belang van de bescherming van de privacy een zwaarder gewicht kunnen toekennen. Daarbij heeft het college belang kunnen hechten aan het feit dat [eiser] ook gebruik kan maken van de tuin. Het feit dat deze tuin vaak in de schaduw ligt, heeft het college onvoldoende zwaarwegend kunnen achten om tot een ander oordeel te komen.
Conclusie
16. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het college de gevraagde omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren.
17. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van
J.J.M. Tol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Burgers kunnen ook digitaal hoger beroep indienen. Dat kan alleen via het speciale digitale loket dat u op de homepage van de website van de Raad van State vindt (www.raadvanstate.nl). Om toegang te krijgen tot het digitale loket moet u beschikken over DigiD. Binnen het loket volgt u de instructies en vult u de formulieren in. Deze kunt u dan digitaal verzenden. Bijlagen levert u eveneens digitaal aan via het loket.
Let op: u kunt geen hoger beroep instellen per e-mail.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de Afdeling vragen om een voorlopige maatregel te treffen.

Bijlage:

Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking.
Op grond van artikel 8.2.8, onder c, van de planregels bij het bestemmingsplan zijn dakterrassen op percelen met de bestemming ‘Gemengd-1’ niet toegestaan.
In artikel 8.4 aanhef van de planregels staat dat de toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken niet tot gevolg mag hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Op grond van artikel 8.4.8 van de planregels bij het bestemmingsplan is het college bevoegd om bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van nader genoemde bouwregels voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie. Een dakterras op de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden alleen aan de achterzijde van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, tot een diepte van maximaal de helft van het gebouw, mits de kapvorm wordt gerespecteerd en het dakterras geen aantasting van het daklandschap oplevert. Het dakterras mag tevens op een aanbouw of een bijgebouw worden gerealiseerd.