ECLI:NL:RBAMS:2018:5426

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2018
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
13/7513374-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht; Volkenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de vordering tot overlevering van een persoon aan Portugal in verband met detentieomstandigheden

Op 26 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Portugal. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 25 april 2018, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 21 maart 2018 door de Portugese autoriteiten was uitgevaardigd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Portugal onderzocht, met bijzondere aandacht voor de gevangenissen in Caxias en Setúbal. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de overlevering geweigerd moet worden vanwege inhumane detentieomstandigheden, ondersteund door een rapport van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering (CPT) van 27 januari 2018. Dit rapport wijst op ernstige tekortkomingen in de detentieomstandigheden in verschillende gevangenissen in Portugal, waaronder overbevolking en mishandeling van gedetineerden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon in Portugal onmenselijk of vernederend behandeld zal worden, in strijd met artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie. De rechtbank heeft de procedure heropend om aanvullende vragen te stellen aan de Portugese autoriteiten over de detentieomstandigheden in de instellingen Caxias en Setúbal. De rechtbank heeft de officier van justitie de gelegenheid gegeven om deze vragen voor te leggen aan de Portugese justitiële autoriteiten, en heeft de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor een toekomstige zitting bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751334-18
RK-nummer: 18/2952
Datum uitspraak: 26 juli 2018
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 april 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 maart 2018 door de
Comarca de Faro - Instancia Central Criminal - Juiz 2(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedag] 1985,
wonende op het [adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 juli 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. D.M.P. van Eijsden, advocaat in Den Haag en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22 van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een beschikking van 7 juli 2016 van de Rechter van de Centrale Instantie Strafzaken van Faro in welke beschikking de dwangmaatregel van voorarrest is opgelegd.
De overlevering wordt verzocht voor een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Portugal strafbare feiten.

4. De detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat: heropening onderzoek

Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de overlevering van de opgeëiste persoon geweigerd dient te worden vanwege de inhumane detentieomstandigheden in de gevangenissen in Portugal.
Een eerdere overleveringsprocedure van de opgeëiste persoon eindigde op 5 oktober 2017 met de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie omdat er onvoldoende garanties waren dat de mensenrechten in de gevangenis van Lissabon werden gewaarborgd. Er is nu een nieuwe overleveringsprocedure gestart aan de hand van een nieuwe verklaring van 18 oktober 2017 van de Portugese autoriteiten waarin zij meer waarborgen geven als de opgeëiste persoon zou worden overgebracht naar de gevangenis van Lissabon. De rechtbank heeft deze verklaring in andere uitspraken afdoende geacht.
Echter, er vinden niet alleen mensenrechtenschendingen in de gevangenis van Lissabon plaats, maar ook in andere gevangenissen in Portugal. De opgeëiste persoon heeft zelf in de gevangenis in Faro gezeten en aan den lijve ondervonden hoe slecht de condities daar waren. Hij is daar zwaar mishandeld.
Op 27 januari 2018 heeft het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (hierna: CPT) een nieuw rapport over Portugal uitgebracht. Het CPT heeft in Portugal meerdere gevangenissen bezocht. Ook Amnesty International heeft naar dit rapport verwezen in haar jaarrapport over Portugal. Uit de informatie blijkt dat mishandelingen niet alleen in Lissabon plaatsvinden maar ook op diverse politiebureaus en in de gevangenis van Caxias. Ook blijkt uit het rapport van het CPT dat de richtlijnen over het contact tussen een gedetineerde met zijn advocaat niet worden nagekomen. De verklaring van de Portugese autoriteiten van 18 oktober 2017 is onvoldoende omdat deze verklaring alleen ziet op de penitentiaire inrichting in Lissabon terwijl nu uit het rapport van het CPT van 27 januari 2018 blijkt dat er ook andere gevangenissen zijn waar de detentieomstandigheden niet goed zijn. Uit het rapport blijkt ook dat sprake is van overbevolking in meerdere gevangenissen. Een overlevering aan Portugal zal daarom in strijd komen met artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie. De opgeëiste persoon verzoekt om weigering van de overlevering dan wel om uitstel en om een meer specifieke verklaring van de Portugese autoriteiten waarin zij de garantie geven dat de mensenrechten van de opgeëiste persoon in alle gevangenissen van Portugal worden gewaarborgd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de opgeëiste persoon niet het reële risico op een vernederende of onmenselijke behandeling loopt. De garantie van 18 oktober 2017 is genoegzaam om dit risico uit te sluiten. De rechtbank heeft eerder dit jaar overleveringen aan Portugal toegestaan.
Het oordeel van de rechtbank
Heeft de uitvoerende rechterlijke autoriteit bewijzen dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, dan moet zij beoordelen of dit gevaar in geval van overlevering voor de opgeëiste persoon aanwezig is. Daarbij moet zij zich allereerst baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen (zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ EU) van 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru), punten 88-89).
De raadsvrouw heeft verwezen naar het rapport van het CPT van 27 januari 2018. Dit rapport is gebaseerd op een bezoek aan meerdere gevangenissen van 27 september 2016 tot 7 oktober 2016. De rechtbank heeft ambtshalve ook kennis genomen van de reactie van 27 februari 2018 van de Portugese autoriteiten op de bevindingen van het CPT. In eerdere uitspraken van deze rechtbank is het rapport van het CPT van 27 januari 2018 en de reactie daarop van de Portugese autoriteiten nog niet aan de orde geweest.
Samengevat weergegeven komt de rechtbank tot de conclusie dat uit het rapport van het CPT blijkt dat ten tijde van de in 2016 afgelegde bezoeken, in meerdere detentie-instellingen sprake was van overbevolking (in sommige instellingen 140 %), dat er mishandelingen plaatsvonden en dat de algemene detentieomstandigheden onder de maat waren. De omstandigheden in Caxias en Setúbal waren extreem slecht nu de gevangenen daar minder dan 3 m2 persoonlijke ruimte hadden en wel 23 uur per dag op hun cel moesten doorbrengen. Ook de overige leefomstandigheden waren onder de maat.
In de reactie van de Portugese autoriteiten is vermeld dat zij de aanbevelingen van het CPT serieus nemen, dat er geen sprake meer is van overbevolking op nationaal niveau en dat overbevolking afneemt door het stimuleren van elektronisch huisarrest. Echter tevens is vermeld dat er eind 2017 nog verschillende gevangenissen overbevolkt waren, waaronder Caxias, Lisbon en Setúbal Prison, de gevangenissen waarvan het CPT zegt dat de omstandigheden er als inhumaan en vernederend zouden kunnen worden beschouwd. Van Caxias zeggen de Portugese autoriteiten (pagina 26) dat de overbevolking er voor zorgt dat niet de in de regels voorziene hoeveelheid vierkante meters per gevangene voorhanden zijn. Ook van Setúbal zeggen de autoriteiten dat de gevangenis nog steeds overbevolkt is.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het CPT-rapport, in samenhang bezien met de reactie van de Portugese autoriteiten, bewijzen bevat dat een reëel gevaar bestaat dat gedetineerden in de detentie-instellingen Lissabon, Caxias en Setúbal onmenselijk en vernederend zullen worden behandeld. Onder verwijzing naar de jurisprudentie van het EHRM, in het bijzonder het arrest van 20 oktober 2016, met kenmerk: 7334/13 (Muršić/Kroatië), is de rechtbank van oordeel dat reeds vanwege de door het CPT geconstateerde beperkte individuele ruimte een reëel gevaar bestaat dat detentie in genoemde detentie-inrichtingen in strijd komt met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank heeft kennis genomen van de door de Portugese justitiële autoriteiten op
18 oktober 2017 verstrekte waarborgen met betrekking tot de detentie-instelling Lissabon. De rechtbank concludeert dat daarmee het in het algemeen bestaande reële gevaar dat gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Lissabon onmenselijk of vernederend zullen worden behandeld, voor de opgeëiste persoon is weggenomen.
Dergelijke informatie ontbreekt ten aanzien van de instellingen Caxias en Setúbal. Om die reden zal de rechtbank het onderzoek heropenen met het oog op de volgende aanvullende vragen:
1. Zal de opgeëiste persoon indien zijn overlevering wordt toegestaan, waarschijnlijk worden geplaatst in de detentie-instelling Caxias of de detentie-instelling Setúbal?
Indien de voorgaande vraag met ‘ja’ wordt beantwoord:
2a. Hoeveel individuele celruimte zal hem ter beschikking staan?
2b. Wat zijn de overige detentieomstandigheden?
De rechtbank verzoekt de Portugese justitiële autoriteit indien zij toekomt aan de beantwoording van vraag 2a en 2b, in haar antwoord rekening te houden met de uitspraak van het EHRM van 20 oktober 2016, met kenmerk: 7334/13 (Muršić/Kroatië), waarin het Hof zich heeft uitgelaten over de vraag wanneer detentieomstandigheden vernederend (kunnen) zijn in de zin van artikel 3 EVRM en dus, gelet op art. 52, derde lid, van het Handvest, vernederend in de zin van artikel 4 van het Handvest.

5.Beslissingen

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen voormelde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Portugese taal tegen de nog vast te stellen datum en het nog vast te stellen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.E.J.M. Gielen en A.W.C.M. van Emmerik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juli 2018
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze tussenuitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
A