ECLI:NL:RBAMS:2018:5360

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
13/751085-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel in het kader van strafrechtelijk onderzoek naar mensensmokkel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Mosonmagyaróvár District Court in Hongarije op 25 oktober 2016. De opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1982, wordt verdacht van mensensmokkel. Tijdens de openbare zitting op 10 juli 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn raadsman, mr. L.S.T.H. Ruijters, heeft verweer gevoerd tegen de overlevering. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de beschrijving van het strafbare feit voldoende duidelijk is voor de opgeëiste persoon. De raadsman stelde dat de feitsomschrijving te summier was, maar de rechtbank oordeelde dat de vereisten van de OLW zijn nageleefd. De rechtbank heeft ook de onschuldverweer van de opgeëiste persoon verworpen, omdat deze niet tijdens het verhoor ter zitting was aangetoond. Bovendien heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in Hongarije beoordeeld en geconcludeerd dat er geen bewijs is dat de opgeëiste persoon onmenselijk of vernederend behandeld zal worden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in Hongarije.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751085-17
RK-nummer: 17/5781
Datum uitspraak: 24 juli 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 september 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 oktober 2016 door de
Mosonmagyaróvár District Court(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[BRP-adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 juli 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. L.S.T.H. Ruijters, advocaat te Eindhoven en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen en vervolgens voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van de
Mosonmagyaróvár District Courtvan 24 oktober 2016 no. B.141/2016/28.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Hongarije strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Genoegzaamheid

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feitsomschrijving te summier is om een verdenking op te baseren.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het EAB dient gegevens te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit. Bovendien dient die bepaling de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
De opgeëiste persoon wordt verdacht van mensensmokkel, zoals - inclusief pleegdatum en pleegplaatsen - is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Naar het oordeel van de rechtbank is met deze omschrijving - mede in aanmerking genomen dat sprake is van een overlevering in het kader van strafrechtelijk onderzoek - voldoende duidelijk voor de opgeëiste persoon waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Ook overigens is voldaan aan de vereisten die de OLW aan het EAB stelt, zodat de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel is dat het feit genoegzaam is omschreven. Ten aanzien van hetgeen verder door de raadsman naar voren is gebracht, merkt de rechtbank op dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de gronden van verdenking niet hoeft te vermelden. Het is immers niet aan deze rechtbank om te toetsen of er voldoende gronden zijn voor de beschreven verdenking, dan wel om de rechtmatigheid van deze gronden te beoordelen. Het verweer wordt daarom verworpen.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 13, te weten:
hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.Onschuldverweer

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon zijn onschuld heeft aangetoond.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de door de raadsman gestelde onschuld van de opgeëiste persoon niet tijdens het verhoor ter zitting is aangetoond. De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.
7.
Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: detentieomstandigheden in Hongarije
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 28 mei 2018 volgt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Hongarije zal worden geplaatst in de gevangenis in Szombathely, waarbij is vermeld dat de detentieomstandigheden aldaar
CPT compliantzijn. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat er voor deze instelling geen bewijzen zijn als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2016 (ECLI:EU:C:2016:198), dat personen die in die instelling gedetineerd zijn, onmenselijk of vernederend worden behandeld. [1] Artikel 4 Handvest staat met betrekking tot deze instelling dan ook niet in de weg aan (het nemen van een beslissing over) de overlevering.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Mosonmagyaróvár District Courtten behoeve van het in Hongarije tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juli 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
C