In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2018 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde was eerder door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van vijftien uren, met de waarschuwing dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van zeven dagen zou worden opgelegd. Het Openbaar Ministerie heeft op 4 april 2018 besloten om deze vervangende hechtenis toe te passen, omdat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren had verricht. Het bezwaarschrift werd op 25 april 2018 ingediend.
Tijdens de openbare zitting op 17 mei 2018 heeft de politierechter de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. De rechter heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en heeft de relevante stukken in de zaak bestudeerd. De politierechter overwoog dat volgens artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht vervangende hechtenis kan worden toegepast als de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht. De rechter concludeerde dat de veroordeelde door zijn eigen toedoen niet aan de taakstraf had voldaan en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die het toepassen van vervangende hechtenis onbillijk zouden maken.
Uiteindelijk heeft de politierechter het bezwaarschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen, werd bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van opgelegde straffen en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.