ECLI:NL:RBAMS:2018:5301

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
13/184895-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift tegen vervangende hechtenis na niet-nakoming taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2018 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde was eerder door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van vijftien uren, met de waarschuwing dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van zeven dagen zou worden opgelegd. Het Openbaar Ministerie heeft op 4 april 2018 besloten om deze vervangende hechtenis toe te passen, omdat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren had verricht. Het bezwaarschrift werd op 25 april 2018 ingediend.

Tijdens de openbare zitting op 17 mei 2018 heeft de politierechter de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. De rechter heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en heeft de relevante stukken in de zaak bestudeerd. De politierechter overwoog dat volgens artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht vervangende hechtenis kan worden toegepast als de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht. De rechter concludeerde dat de veroordeelde door zijn eigen toedoen niet aan de taakstraf had voldaan en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die het toepassen van vervangende hechtenis onbillijk zouden maken.

Uiteindelijk heeft de politierechter het bezwaarschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen, werd bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van opgelegde straffen en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/184895-17
RK: 18/2695
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 22g, derde lid van het Wetboek van Strafrecht van:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 11972 te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens op het [adres] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. J.J. van Weers, [adres 1] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

1.Procesgang

De politierechter in deze rechtbank heeft bij vonnis van 18 januari 2018 de veroordeelde een taakstraf van vijftien uren opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van zeven dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 4 april 2018 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven.
Het bezwaarschrift is op 25 april 2018 op de griffie van deze rechtbank ingediend.

2.Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie en strekt ertoe dat de politierechter de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt zijn taakstraf alsnog te verrichten.

3.Beoordeling

De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam, van 26 maart 2018, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van de veroordeelde.
De politierechter heeft op de openbare terechtzitting van 17 mei 2018 de officier van justitie en de veroordeelde en zijn raadsman, gehoord.
De politierechter heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
De politierechter overweegt het volgende. Artikel 22g, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht houdt in dat als de tot een taakstraf veroordeelde niet begint met de taakstraf, geen medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit of het Openbaar Ministerie van oordeel is dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren verricht of heeft verricht, vervangende hechtenis
wordttoegepast, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.
De politierechter is van oordeel op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf door zijn eigen toedoen niet naar behoren heeft verricht en dat zich geen uitzonderlijke omstandigheden hebben voorgedaan die maken dat het toepassen van de vervangende hechtenis leidt tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.
De politierechter is van oordeel dat de veroordeelde het gestelde in het rapport van de reclassering geenszins heeft kunnen ontkrachten en ziet daarom geen aanleiding het bezwaarschrift gegrond te verklaren.
Het bezwaarschrift dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

4.Beslissing

De politierechter verklaart het bezwaarschrift
ongegrond,
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.B. Martens, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 mei 2018.