ECLI:NL:RBAMS:2018:5298

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
96/056673-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na invordering wegens rijden onder invloed

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van klager, geboren in 1980, die zijn rijbewijs had ingeleverd na een overtreding van artikel 8 lid 2 WVW 1994. Het klaagschrift werd op 3 mei 2018 ingediend, waarbij klager verzocht om teruggave van zijn rijbewijs, dat door de officier van justitie was ingevorderd. Klager stelde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk.

De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave, verwijzend naar de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en het algemeen belang van verkeersveiligheid. De rechtbank heeft de inhouding van het rijbewijs rechtmatig geacht, omdat er een vermoeden bestond dat het alcoholgehalte van klager hoger was dan de toegestane norm. Klager had een ademonderzoek ondergaan met een uitslag van 625 µg/l, wat duidt op rijden onder invloed.

De rechtbank overwoog dat, ondanks de ernst van de verdenking, rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid dat klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zou krijgen, die korter zou zijn dan de tijd dat zijn rijbewijs was ingevorderd. Gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS, werd het beklag gegrond verklaard, en de rechtbank besloot het beklag te honoreren.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/056673-18
RK: 18/2848
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [adres 1] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, [adres 2] te Amsterdam,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 3 mei 2018 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 17 mei 2018 klager, zijn raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft in zijn klaagschrift en in raadkamer betoogd zijn rijbewijs dringend nodig te hebben voor zijn werk.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat – gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie – ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager in geval van veroordeling door de rechter dan wel uitvaardiging van een strafbeschikking, een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, van langere duur dan de tijd gedurende die het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden geweest en dat het persoonlijk belang van klager niet opweegt tegen het algemeen belang, waaronder de verkeersveiligheid, dat met verdere inhouding is gediend.

4.De beoordeling

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 8 lid 2 WVW 1994, gepleegd te Amsterdam op 17 maart 2018.
Het proces-verbaal houdt onder meer in dat de uitslag van het bij klager afgenomen ademonderzoek 625 µg/l (microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) bedroeg.
Op 17 maart 2018 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 23 maart 2018 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs uiterlijk – vier maanden – tot 15 juli 2018 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van 7 mei 2018 blijkt onder meer dat aan klager in 2011 een (onherroepelijke) strafbeschikking (geldboete van 290 euro) is uitgevaardigd in verband met rijden onder invloed
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van klager hoger was dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht, moet – gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS, die bij een alcoholpromillage van tussen de 1,31 en 1,50 (571 en 650µg/l) terwijl geen sprake is van recente recidive uitgaan van een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden – ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. Het beklag dient dan ook gegrond te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.B. Martens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2018.