ECLI:NL:RBAMS:2018:5226

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
13/680276-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding gekwalificeerde inbraak op een besloten erf niet strafbaar zonder tenlastelegging van aanwezigheid buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van meerdere inbraken en voorbereidingen daartoe. De rechtbank heeft op 17 juli 2018 uitspraak gedaan na een zitting op 3 juli 2018. De officier van justitie, mr. K. van der Willigen, heeft de vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.J. van der Vlis. De rechtbank heeft deskundigen gehoord, waaronder K. Oostra, GZ-psycholoog, en M. Haltman, reclasseringswerker. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal in vereniging, waarbij de verdachte zich toegang tot woningen heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet bewezen kon worden geacht voor het primair ten laste gelegde, maar wel voor de subsidiaire tenlasteleggingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar hem wel schuldig bevonden aan de andere feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waaronder [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3]. De rechtbank heeft de vorderingen van andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de oudste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/680276-17 + 16/078954-16 (TUL)
Datum uitspraak: 17 juli 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2018.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.J. van der Vlis, naar voren hebben gebracht.
1.3.
De rechtbank heeft K. Oostra, GZ-psycholoog, en M. Haltman, reclasseringswerker, als deskundigen gehoord.
1.4.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vorderingen benadeelde partij van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] B.V, [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] B.V.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij in of omstreeks de periode van 21 april 2017 tot en met 22 april 2017 omstreeks 00.05 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan/bij de [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), heeft weggenomen 12, althans een of meer ringen en/of vijf, althans een of meer armbanden en/of 3 kettingen en/of 4 oorsieraden en/of 3 horloges en/of een geldbedrag (van ongeveer 53000,- euro) en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 1] en/of [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voorwerp(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een deur van en/of een kluis in voornoemde woning;
2. hij op of omstreeks 27 mei 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning, gelegen aan/bij het [adres 3] ) heeft weggenomen drie, althans een of meer computers en/of twee, althans een of meer paspoorten en/of een credit-card en/of twee, althans een of meer E-readers en/of een geldbedrag (van ongeveer 30,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 2] en/of [persoon 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voorwerp(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een deur van voornoemde woning;
3. hij op of omstreeks 27 mei 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning, gelegen aan/bij het [adres 4] ) heeft weggenomen een computer en/of een Ipad en/of twee horloges (merk Rolex) en/of 6, althans een of meer ringen en/of een armband en/of een paar oorbellen en/of drie (Chanel) tassen en/of autosleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde partij 3] en/of [persoon 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voorwerp(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een deur van voornoemde woning;
4. hij op of omstreeks 22 oktober 2017 te Brielle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (vanaf een terrein van een bedrijf, gelegen aan/bij de [adres 5] ) heeft weggenomen een groot hoeveelheid klapkratten [(ongeveer] 570 zwarte klapkratten en/of 1045 blauwe klapkratten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde partij 4] B.V. en/of [persoon 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat terrein heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen klapkratten onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een schakelkast van een toegangshek van voornoemd terrein;
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2017 tot en met 22 oktober 2017 te Amsterdam en/of te Weesp en/of te Hilversum en/of te Brielle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten gekwalificeerde diefstal in vereniging door middel van braak en/of verbreking gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat (zoals omschreven in artikel 311 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een vervoermiddel ((huur)bussen, kenteken [nummer 1] ) en/of voorwerpen en/of informatiedragers (te weten een of meer mobiele telefoons en/of gereedschap) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
5. hij in of omstreeks de periode van 9 december 2017 tot en met 10 december 2017 te Amsterdam en/of te Weesp en/of te Hilversum en/of te Brielle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten gekwalificeerde diefstal in vereniging door middel van braak en/of verbreking gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat (zoals omschreven in artikel 311 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht), opzettelijk twee, althans een of meer vervoermiddelen ((huur)bus(sen)) (gekentekend [nummer 2] en/of [nummer 3] ) en/of voorwerpen en/of informatiedragers (te weten een of meer telefoons en/of gereedschap) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsvrouw – niet bewezen hetgeen onder 4 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat hij
in de periode van 21 april 2017 tot en met 22 april 2017 omstreeks 00.05 uur, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan [adres 2] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, heeft weggenomen 12 ringen en 5 armbanden en 3 kettingen en 4 oorsieraden en 3 horloges en een geldbedrag (van 53000,- euro) en sleutels, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 1] en/of [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader, waarbij hij, verdachte en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft en die weg te nemen voorwerpen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een deur en verbreking van een kluis in voornoemde woning;
op 27 mei 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan het [adres 3] heeft weggenomen drie computers en twee paspoorten en een creditcard en twee E-readers en een geldbedrag (30,- euro) geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 2] en/of [persoon 3] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak op een deur van voornoemde woning;
3. op 27 mei 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan het [adres 4] heeft weggenomen een computer en een iPad en twee horloges (merk Rolex) en 6 ringen en een armband en een paar oorbellen en 3 (Chanel-)tassen en autosleutels, geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde partij 3] en/of [persoon 4] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak op een deur van voornoemde woning;
4. Subsidiair: in de periode van 20 oktober 2017 tot en met 22 oktober 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van diefstal in vereniging door middel van braak en/of verbreking gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat, opzettelijk een vervoermiddel (bus), kenteken [nummer 1] , bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
5. in de periode van 9 december 2017 tot en met 10 december 2017 te Amsterdam en/of te Weesp en/of te Hilversum en/of te Brielle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van het misdrijf, te weten diefstal in vereniging door middel van braak en/of verbreking gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat, opzettelijk twee vervoermiddelen (bussen), gekentekend [nummer 2] en [nummer 3] , bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde in het bijzonder het volgende. De rechtbank is van oordeel dat de vervoermiddelen (bussen) die in de tenlastelegging staan vermeld, bestemd waren tot het begaan van het misdrijf zoals in de tenlastelegging omschreven. Elk vervoermiddel kon ten tijde van het handelen, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, dienstig zijn voor het misdadige doel dat verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had (HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213 en HR 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503).
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt immers het volgende. In de nacht van 21 op 22 oktober 2017 zijn er vanaf het bedrijfsterrein van [benadeelde partij 4] B.V, gevestigd op het adres [adres 5] te Brielle in totaal 1.615 zogenoemde klapkratten weggenomen. Het is niet goed denkbaar dat die hoeveelheid kratten is vervoerd met een ander of kleiner vervoermiddel dan de Fiat Ducato (bestelbus) met kenteken [nummer 1] die verdachte, samen met een ander of anderen, in de periode van 20 tot en met 23 oktober 2017 had gehuurd en in gebruik had en die te zien is op de camerabeelden die ten tijde van de diefstal zijn gemaakt.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte zich vaker heeft beziggehouden met het huren van bussen ter voorbereiding van een gekwalificeerde diefstal. Op donderdag 7 december 2017 om 12.46 uur wordt hij gebeld door [persoon 6] . Zij bespreken dan dat zij twee bussen gaan regelen en dat [persoon 7] de bussen moet gaan halen. [persoon 6] zegt dat hij een bus bij de vrienden van [vestiging bedrijf] ( [bedrijf 1] , [vestiging bedrijf] te Amsterdam) en [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] , [adres 6] te Hilversum) heeft geregeld. Zij bespreken ook dat zij zondag, maandag en dinsdag gaan werken. Op 8 december 2017 om 11.47 uur belt verdachte naar [persoon 6] . Laatstgenoemde zegt dat hij het geregeld heeft en dat zij er eentje moeten ophalen om 11.00 uur en één om 13.00 uur. Op 9 december 2017 wordt gezien dat verdachte [persoon 7] ophaalt in Amsterdam en dat zij samen met de trein naar Weesp reizen en daar [persoon 6] en [persoon 8] ontmoeten. Zij reizen gezamenlijk verder naar Hilversum en gaan daar richting [bedrijf 2] waar [persoon 7] naar binnen gaat. Er wordt dan een bus voorzien van het kenteken [nummer 3] gehuurd. Zij rijden dan terug met deze bus naar Amsterdam. [persoon 7] loopt het terrein van autoverhuurbedrijf [bedrijf 1] aan de [vestiging bedrijf] op en rijdt uiteindelijk weg met een bus met kenteken [nummer 2] . Uit de track-and-tracegegevens blijkt dat deze bussen in de nacht van 9 op 10 december 2017 naar de [adres 7] in Brielle zijn gereden. Om 00.45 uur stopt de bus met kenteken [nummer 3] op de kruising naast [adres 5] te Brielle en een minuut later stopt de bus met kenteken [nummer 2] ter hoogte van nummer 4. Om 00.53 uur komen beide voertuigen in beweging. Uit de telefoongesprekken die kort daarna door verdachte zijn gevoerd, komt naar voren dat verdachte en [persoon 6] de politie hebben gezien. Om 01.07 uur wordt verdachte gebeld door [persoon 6] die voorstelt rond 02.00 uur die kant op te gaan. Verdachte zegt dan te denken aan plan B. Om 02.06 uur belt verdachte naar [persoon 6] en zegt dat hij die kant opgaat. De bus met kenteken [nummer 3] komt om 02.11 uur in beweging. Acht minuten later rijdt deze bus weg vanaf de [adres 9] te Brielle. Twee minuten later belt verdachte naar [persoon 6] en zegt dat de buurt heet is. Uiteindelijk rijden beide bussen weg uit Brielle. Vervolgens wordt de bus met kenteken [nummer 3] staande gehouden en blijkt verdachte achter het stuur te zitten.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bussen die verdachte, samen met anderen, heeft verworven (gehuurd) en/of voorhanden gehad naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn voor de diefstal in vereniging door middel van braak en/of verbreking gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat.
Uit de telefoongesprekken die verdachte heeft gevoerd, waarin verdachte en [persoon 6] bespreken dat zij “gaan werken” terwijl verdachte geen regulier werk heeft en verdachte het heeft over een “plan B” als blijkt dat de politie in de buurt is, leidt de rechtbank voorts af dat de verdachte ten tijde van het verwerven en voorhanden hebben daarvan het misdadige doel, het stelen van kratten, voor ogen had.

6.De strafbaarheid van de feiten

De onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Met betrekking tot de onder 4 subsidiair en 5 bewezen geachte feiten, overweegt de rechtbank het volgende. Ingevolge artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is alleen strafbaar de voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Voor gekwalificeerde diefstal, strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht geldt een maximale gevangenisstraf van zes jaren. Alleen als sprake is van de sub 3° genoemde “diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning of op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt” die vergezeld gaat met de sub 4° genoemde omstandigheid dat de diefstal wordt gepleegd “door twee of meer verenigde personen” of de sub 5° genoemde omstandigheid dat de diefstal dat “de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum”, kan een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren worden opgelegd.
Ten laste gelegd en bewezenverklaard is voorbereiding van diefstal onder de sub 4° en 5° genoemde omstandigheden “gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat”. Het bestanddeel dat die diefstal wordt gepleegd “door iemand die zich daar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt” zoals ook genoemd in artikel 311 lid 1 sub 3° van het Wetboek van Strafrecht, ontbreekt echter in de tenlastelegging. Dit brengt mee dat het ten laste gelegde voorbereide misdrijf niet met een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaar maar ten hoogste zes jaar wordt bedreigd.
De conclusie is dat, gelet op het bepaalde in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht, het bewezenverklaarde niet kan gekwalificeerd worden als strafbaar feit. Het bewezenverklaarde is met andere woorden niet strafbaar. Verdachte dient ter zake van het onder 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging (Vgl. Rechtbank Amsterdam 30 september 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:6891 en Rechtbank Midden-Nederland 6 maart 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:827).

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2.
De raadsvrouw heeft gevraagd te overwegen, ondanks de adviezen van de deskundigen, het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachte is een kwetsbaar persoon en maakt zich zorgen dat als hij niet volgens het adolescentenstrafrecht niet wordt berecht, hij naar een volwassenengevangenis moet, aldus de raadsvrouw.
8.3.
De rechtbank kan voor jongvolwassenen het adolescentenstrafrecht toepassen indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Het uitgangspunt van de Wet adolescentenstrafrecht is dat het voor de rechter mogelijk is om een bij de ontwikkeling van de verdachte passende straf te kiezen, met als doel een zo klein mogelijke kans dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. In het Pro Justitia-rapport over het psychologisch onderzoek betreffende verdachte van 16 maart 2018, opgemaakt door K. Oostra, GZ-psycholoog wordt het volgende geconcludeerd. Er komen onvoldoende indicaties naar voren om tot het advies tot toepassing van minderjarigenstrafrecht te komen. Er is weliswaar sprake van gebrekkige handelingsvaardigheden, maar de pedagogische mogelijkheden zijn beperkt. Er komen teveel contra-indicaties (antisociale-persoonlijkheidsproblematiek, justitiële voorgeschiedenis, criminele levensstijl en pedagogische onmogelijkheden) naar voren. Om het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag te verminderen en de (antisociale) ontwikkeling van verdachte in positieve zin te beïnvloeden is het wenselijk dat er een duidelijk begeleidingstraject voor verdachte wordt vormgegeven. Gezien het zeer gebrekkige inzicht in zijn eigen (on)mogelijkheden in combinatie met de gebrekkig motivatie voor begeleiding wordt een sterk gestructureerd kader met veel toezicht wenselijk geacht. Gezien de beperkte leerbaarheid wordt er weinig verwacht van een traject dat is gericht op het vergroten van het inzicht. Een duidelijke, praktische en gedragsmatige (lik-op-stuk)aanpak lijkt beter bij de mogelijkheden van verdachte aan te sluiten. Gezien het ontbreken van intrinsieke motivatie zal de extrinsieke motivatie moeten worden opgevoerd. De rechtbank komt, mede op grond van het genoemde rapport, dat door de deskundige ter zitting is bevestigd en nader toegelicht, tot de conclusie dat verdachte niet meer voor het adolescentenstrafrecht in aanmerking komt en zal hem dan ook volgens het volwassenenstrafrecht berechten. Zij heeft hierbij laten meewegen dat verdachte eerder wel volgens het adolescentenstrafrecht is berecht maar dat pedagogische interventies zoals begeleiding door de jeugdreclassering en de plaatsing in een forensisch pleeggezin zijn mislukt.
8.4.
Verdachte heeft zich samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan drie woninginbraken. Een inbraak is een ernstig misdrijf. De gedupeerden hebben niet alleen te maken met (financiële) schade en rompslomp, hun gevoel van veiligheid is ook aangetast. Verdachte heeft daar allemaal geen oog voor gehad. Hij heeft voor zichzelf gekozen om er zelf beter van te worden. Verdachte heeft toegegeven dat hij bij een van de inbraken betrokken is geweest. Ontkennen had ook weinig zin omdat er bloed van verdachte is aangetroffen op de kluis in de woning waar is ingebroken. De rechtbank heeft echter niet gemerkt dat verdachte spijt heeft van zijn gedrag. De rechtbank is van oordeel dat alleen een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval een passende reactie is.
8.5.
Uit het strafblad van verdachte van 6 juni 2018 blijkt dat verdachte zich eerder heeft schuldig gemaakt aan inbraak en dat hij ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde inbraken in een proeftijd liep. Eerdere straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich weer schuldig te maken inbreken. De rechtbank zal dit in het nadeel van verdachte laten meewegen.
8.6.
De rechtbank heeft acht geslagen op het adviesrapport van Reclassering Nederland van 23 april 2018, opgemaakt door M. Haltman, reclasseringswerker. De conclusie van de reclassering is dat sprake is van een neerwaartse spiraal. Verdachte behoort tot de Top 600, blijft recidiveren en er is geruime tijd sprake van instabiliteit ten aanzien van de praktische leefgebieden. Hij heeft geen structurele dagbesteding en inkomsten, heeft financiële problemen en er zijn aanwijzingen voor een crimineel sociaal netwerk en cannabisgebruik. Het advies van de reclassering houdt in verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en andere voorwaarden betreffende het gedrag. De deskundige van de reclassering heeft gezegd dat dit wat de reclassering betreft wel de laatste kans is die verdachte wordt geboden. De rechtbank zal het advies van reclassering volgen.
8.7.
Hoewel de rechtbank verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van twee feiten die de officier van justitie wel strafbaar acht, is zij alles overwegend van oordeel dat een straf zoals door de officier van justitie geëist, gelet op de ernst van de strafbare feiten, passend en geboden is. Een lagere straf zou onvoldoende recht doen aan de ernst van de zaak. De rechtbank zal, gelet op de persoon van verdachte, een langere proeftijd verbinden aan de voorwaardelijke straf dan de officier van justitie heeft gevorderd.
9. Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
9.1.
[benadeelde partij 1] , die zich in verband met de onder 1 bewezen verklaarde inbraak als benadeelde partij heeft gevoegd, vordert € 7.090,00 aan materiële-schadevergoeding (sieraden), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Vast staat dat aan [benadeelde partij 1] door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is onvoldoende gemotiveerd betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
9.2.
[benadeelde partij 2] B.V, die zich in verband met de onder 1 bewezen verklaarde inbraak als benadeelde partij heeft gevoegd, vordert € 53.000,00 aan materiële- schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. [benadeelde partij 2] B.V. zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van haar vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering – die door de verdediging wordt betwist – onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.3.
[benadeelde partij 3] , die zich in verband met de onder 3 bewezen verklaarde inbraak als benadeelde partij heeft gevoegd, vordert € 9.500,00 aan materiële-schadevergoeding (‘twee klokjes (Rolex), nieuwe sloten en deurpost’), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De raadsvrouw van verdachte heeft opgemerkt dat het voegingsformulier niet is ondertekend. De rechtbank is van oordeel dat uit de door [benadeelde partij 3] ondertekende (concept)aangifte en het door hem ingediende voegingsformulier genoegzaam blijkt dat hij de door hem geleden schade op verdachte wil verhalen. Vast staat dat aan [benadeelde partij 3] door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is onvoldoende gemotiveerd betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
9.4.
[benadeelde partij 4] B.V, die zich in verband met het onder 4 bewezenverklaarde als benadeelde partij heeft gevoegd, vordert € 6.233,90 aan materiële-schadevergoeding (1.615 klapkratten à € 3,86), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. [benadeelde partij 4] B.V. zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte ten aanzien van het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
9.5.
De rechtbank zal de vorderingen die ontvankelijk zijn telkens hoofdelijk toewijzen omdat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan de inbraken.
9.6.
Verdachte dient voorts te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen wier vordering zal worden toegewezen, hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
9.7.
In het belang van deze benadeelde partijen wordt, als extra waarborg voor betaling aan hen, telkens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

10.1.
Bij de stukken bevindt zich de op 2 januari 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 16/078954-16, betreffende het onherroepelijk geworden – op tegenspraak – gewezen vonnis van 24 juni 2016 van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland zittinghoudende te Almere, waarbij verdachte is veroordeeld tot onder meer tien weken jeugddetentie met aftrek van voorarrest, met bevel dat een gedeelte van deze straf, groot vier weken, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10.2.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
10.3.
De rechtbank ziet hierin aanleiding de volledige tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van die straf te gelasten. Aangezien verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet meer voor jeugddetentie in aanmerking komt, omdat hij inmiddels 21 jaar is, in deze zaak volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht en een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgt opgelegd, kan de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie worden ten uitvoer gelegd als gevangenisstraf (artikel 77dd lid 3 van het Wetboek van Strafrecht).

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien hiervan.
Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich moet melden bij Reclassering Nederland, [adres 8] te Amsterdam, zodra hij opgeroepen wordt voor een gesprek en zich hierna moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. moet meewerken aan het realiseren van de plaatsing voor beschermd wonen en zich gedurende zijn verblijf binnen de maatschappelijke opvang meewerkend opstelt;
6. moet beschikken over een structurele dagbesteding in de vorm van school en/of werk;
7. inzage moeten geven in zijn praktische zaken en zijn softdrugsgebruik en moet meewerken aan eventueel geïndiceerde interventies;
8. moet meewerken aan een traject voor schuldhulpverlening;
9. moet meewerken aan de Top 600-aanpak en de daaruit voortvloeiende afspraken, ook als dit deelname aan ambulante behandeling inhoudt.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe tot
€ 7.090,00(zevenduizend negentig euro).
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]toe tot
€ 9.500,00(negenduizend vijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan respectievelijk [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover de desbetreffende vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door deze benadeelde partijen zijn gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van
[benadeelde partij 1], te betalen de som van € 7.090,00 (zevenduizend negentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 april 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 70 (zeventig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen aan [benadeelde partij 1] , daarmee de andere is vervallen.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van
[benadeelde partij 3], te betalen de som van € 9.500,00 (negenduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 mei 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 82 (tweeëntachtig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen aan [benadeelde partij 3] , daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] B.V. en [benadeelde partij 4] B.V, niet-ontvankelijk in hun respectieve vordering.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 24 juni 2016 in de zaak met parketnummer 16/078954-16, namelijk 4 (vier) weken jeugddetentie met dien verstande dat deze straf zal worden ten uitvoer gelegd als 4 (vier) weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H.J. Evers, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2018.
De oudste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.