ECLI:NL:RBAMS:2018:5185

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
20 juli 2018
Zaaknummer
13/751412-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 12 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 28 februari 2018 door Polen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Armenië, is gedetineerd en heeft de Armeense nationaliteit. Tijdens de openbare zitting was de officier van justitie aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, die bijgestaan werd door een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB betreft een vrijheidsstraf van 2 jaar en 4 maanden, opgelegd bij een vonnis van het District Court in Warschau, dat in hoger beroep is bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 van de OLW geweigerd moet worden. Dit is gebaseerd op het feit dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling in hoger beroep en er geen ondubbelzinnige bevestiging is dat hij op de hoogte was van de zitting.

De rechtbank concludeert dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat niet is voldaan aan de vereisten van de OLW. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er is geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751412-18
RK nummer: 18/3498
Datum uitspraak: 12 juli 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 mei 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel.
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 februari 2018 (ontvangen op 18 mei 2018) door
the Regional Courtin Warsaw (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Armenië) op [geboortedag] 1993,
verblijvende op het adres [adres] ,
gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 juli 2018 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich laten bijstaan door zijn raadsman, mr. D. Bektesevic, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22 van de OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Armeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van het
District Courtvan Warsaw van 4 december 2015 (referentie IV K 968/12), in hoger beroep bevestigd op 27 september 2017 door het
Court of Second Instance.
De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 4 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Van deze straf resteren nog 2 jaar en 4 maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de OLW

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de overlevering op grond van artikel 12 van de OLW geweigerd moet worden.
Als de strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis lid 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 van de OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld (zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ EU) van 10 augustus 2017, C‑270/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628 (Tupikas)).
De rechtbank stelt vast dat er een inhoudelijke behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden. Het vonnis in eerste aanleg is daarom niet relevant voor de toetsing of aan de vereisten van aan artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 van de OLW is voldaan.
De opgeëiste persoon is niet aanwezig geweest bij de behandeling in hoger beroep. Volgens de aanvullende informatie van 18 juni 2018 van de uitvaardigende justitiële autoriteit is de opgeëiste persoon naar Pools recht op de juiste wijze opgeroepen voor de zitting in hoger beroep en had hij een advocaat die voor hem hoger beroep heeft ingediend.
Alhoewel de dagvaarding naar Pools recht op de juiste wijze is betekend, staat hiermee niet op ondubbelzinnige wijze vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting (zie het arrest van het HvJ EU van 24 mei 2016, C‑108/16 PU, ECLI:EU:C:2016:346 (Dworzecki), punten 37-38). Gelet hierop is de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, van de OLW niet van toepassing.
De rechtbank kan op grond van de informatie uit het EAB en de aanvullende informatie niet vaststellen of in hoger beroep sprake is geweest van een situatie als bedoeld in artikel 12, onder b, van de OLW, waarbij een gemachtigd advocaat ter terechtzitting daadwerkelijk de verdediging van de opgeëiste persoon heeft gevoerd. De uitvaardigende autoriteit is wel in de gelegenheid gesteld daarover duidelijkheid te verschaffen maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Nu ook geen sprake is van de in artikel 12, onder c en d, van de OLW bedoelde situaties, zal de rechtbank de overlevering daarom weigeren.

5.Slotsom

De overleving moet worden geweigerd gelet op het bepaalde in artikel 12 van de OLW.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 van de OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon] aan
the Regional Courtin Warsaw (Polen) voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
HEFT OPhet bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.E.J.M. Gielen en A.W.C.M. van Emmerik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juli 2018
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.