5.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode een grote hoeveelheid kinderporno in bezit gehad, waarvan verdachte een gewoonte heeft gemaakt. Met dit handelen wordt de productie van dergelijk materiaal gestimuleerd en in stand gehouden. Hiervoor worden jonge kinderen ernstig seksueel misbruikt en uitgebuit. Kinderen die, als gevolg hiervan, ernstige psychische schade kunnen oplopen. Dat verdachte hieraan, als consument, een bijdrage heeft geleverd, rekent de rechtbank verdachte zeer aan. Bij de strafmaat weegt de rechtbank mee dat het gaat om in totaal 21450 foto’s en 3984 videofilms. Weliswaar is in de tenlastelegging, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, slechts een kleine representatieve selectie van het materiaal opgenomen, maar bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de zeer grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal die bij verdachte in totaal is gevonden.
Daarnaast heeft verdachte kinderpornografische foto’s van [slachtoffer] vervaardigd en verspreid en hierbij ontuchtige handelingen met haar verricht door haar benen in te smeren en te masseren. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. De gevolgen die dit met zich heeft meegebracht blijken nadrukkelijk uit het verloop van het met [slachtoffer] gevoerde informatieve gesprek en de daaropvolgende aangifte. Nadat zij ermee werd geconfronteerd wat zich had afgespeeld heeft zij een overdosis drugs genomen en is zij op de intensive care terechtgekomen. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij de gemaakte foto’s ook heeft verspreid. Hierdoor zullen de foto’s zich ongecontroleerd op het internet blijven bevinden en wordt een constante inbreuk op de privacy van [slachtoffer] gemaakt. Gelet op het aantal vervaardigde foto’s en de periode waarin verdachte dit deed heeft hij ook hiervan een gewoonte gemaakt.
Dergelijke feiten rechtvaardigen in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit volgt uit de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de LOVS oriëntatiepunten, die voor een gewoonte maken van het bezit, het verspreiden en/of het vervaardigen van kinderporno een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren noemen. Het plegen van ontuchtige handelingen is hierbij (nog) niet meegewogen. De rechtbank heeft er verder rekening mee dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de psychologische Pro Justitia rapportage van 3 november 2017. Bij verdachte is een autismestoornis geconstateerd, van waaruit hij zeer beperkt in staat is een verbinding aan te gaan met anderen of zich in anderen te verplaatsen. Zijn beperkte inzicht in de grenzen van anderen en beperkte empathische vermogens hebben meegespeeld in de wijze waarop hij de strafbare feiten heeft gepleegd. Verder is bij verdachte sprake van een pedofiele stoornis, wat zijn toch al vergevorderde vervreemding van de maatschappij versterkt. Om die redenen wordt verdachte door de deskundige als verminderd toerekeningsvatbaar aangemerkt, welke conclusie de rechtbank zal overnemen.
Sinds april 2017 is verdachte voor zijn pedofiele stoornis in behandeling bij [instantie] , waar hij individuele gesprekken en groepsgesprekken voert. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven de behandeling als zeer waardevol te ervaren. Hij heeft verklaard dat ‘de schellen hem van de ogen vielen’ en dat hij door de behandeling doordrongen is geraakt van de gevolgen die zijn handelen heeft gehad. Dit blijkt ook uit de spijt die verdachte ter terechtzitting heeft betuigd, die de rechtbank oprecht voorkomt. Verder heeft verdachte zich bereid verklaard mee te werken aan elke vorm van behandeling of controle die zal worden opgelegd. Hij heeft aangegeven pas aan het begin te staan van zijn gedragsverandering. Om die reden vindt de rechtbank het aangewezen om bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel te verbinden. De oplegging hiervan moet ervoor zorgen dat de gedragsverandering van verdachte vaste vorm aanneemt. De rechtbank betrekt hierbij het reclasseringsadvies van 13 november 2017 en de daarin geadviseerde bijzondere voorwaarden, namelijk een meldplicht en (de voortzetting van) een behandeling bij de forensische polikliniek [instantie] .
Hiernaast heeft de reclassering geadviseerd controle uit te oefenen op de gegevensdragers van verdachte. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De Hoge Raad heeft bij arrest van 23 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:302) oplegging van een dergelijke bijzondere voorwaarde als in strijd met de wet geacht. Hiertoe overwoog de Hoge Raad als volgt:“De Hoge Raad heeft mede in aanmerking genomen dat het Hof weliswaar kennelijk het oog had op gedrag dat met – kort gezegd – kinderporno verband houdt, maar daartoeniet een voldoende precies gedragsvoorschrift heeft geformuleerd, alsmede dat (…) een bijzondere voorwaarde (…)niet geacht kan worden gedrag te omvatten dat in feite overeenkomt met het meewerken aan door de politie uit te oefenen dwangmiddelen op de veelomvattende en ingrijpende wijze zoals in de onderhavige voorwaarde is geformuleerd.” De rechtbank leidt hieruit af dat controle van gegevensdragers als bijzondere voorwaarde in de zin van artikel 14c, tweede lid, aanhef en onder 14˚ Wetboek van Strafrecht (Sr) onder omstandigheden mogelijk is, indien sprake is van een bijzondere voorwaarde die (a) een voldoende duidelijk gedragsvoorschrift bevat en (b) geen te veelomvattend en te ingrijpend dwangmiddel is. De rechtbank acht controle nodig. Teneinde binnen deze kaders te blijven formuleert de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarde: Veroordeelde wordt verplicht om zich te onthouden van:
- gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd.
Ten behoeve van de naleving van deze verplichting is verdachte verder verplicht zijn medewerking te verlenen aan het steekproefsgewijs laten controleren van zijn digitale gegevensdragers. De reclassering bepaalt in welke gevallen, op welke manier, door wie en wanneer de feitelijke controle plaatsvindt. Die medewerking dient uit het volgende te bestaan:
- Verdachte moet maximaal tweemaal per jaar in het kader van die controle aan de reclassering en eventueel door de reclassering uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot zijn woning;
- Verdachte moet dan op verzoek van de reclassering al zijn digitale gegevensdragers ter beschikking stellen dan wel overhandigen aan de reclassering- of politiemedewerkers;
- Verdachte moet de reclassering dan wel de door hen uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot alle aanwezige digitale gegevensdragers, bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden.
Hierbij is ook van belang dat verdachte ter zitting heeft verklaard het ‘prettig te vinden als iemand van justitie zijn computer controleert’ en hij een dergelijke controle kennelijk dus niet als vergaande inbreuk op zijn privacy ervaart.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank nadrukkelijk rekening gehouden met het maatschappelijke belang van een passende afdoening. Dit maatschappelijk belang vereist enerzijds vergelding, waardoor de zeer ernstige feiten zoals door verdachte gepleegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vereisen. Het maatschappelijk belang vereist ook het zoveel mogelijk beperken van de kans op recidive. Verdachte leidt vanuit zijn autismestoornis een teruggetrokken bestaan, dat staat of valt met het behoud van twee fundamentele pijlers: zijn werk en zijn woning. Indien deze pijlers wegvallen bestaat de kans dat verdachte terugvalt in drank- en drugsgebruik en daarmee ook de controle verliest over zijn pedofiele stoornis. Dat dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Een langdurige gevangenisstraf zoals door de officier van justitie zal vrijwel zeker tot gevolg hebben dat verdachte zijn werk en woning zal verliezen en kan derhalve averechtse consequenties hebben.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank zal volstaan met oplegging van een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf. Hierbij is het aangewezen een proeftijd van drie jaar op te leggen, zodat verdachte langere tijd kan worden gevolgd en behandeld.