ECLI:NL:RBAMS:2018:5141

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
13/650186-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en ontucht met minderjarige: Veroordeling van verdachte voor het medeplegen van mensenhandel en ontuchtige handelingen met een veertienjarig meisje

Op 19 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van mensenhandel en het plegen van ontuchtige handelingen met een veertienjarig meisje. De feiten vonden plaats tussen 18 en 20 januari 2017, waarbij de verdachte een woning regelde waar het meisje klanten voor seksafspraken kon ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel, zoals vastgelegd in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, en aan ontuchtige handelingen met een minderjarige, zoals vastgelegd in artikel 245 Sr. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken dat hij betrokken was bij de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een vrijheidsbenemende maatregel opgelegd, die een contactverbod met het slachtoffer inhield.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650186-17 (Promis)
Datum uitspraak: 19 juli 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats]
.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 29, 30 en 31 mei en 9 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. Hoogerheide en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes naar voren hebben gebracht.
Het onderzoek 13Coalinga richt zich op de volgende verdachten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] . Alle verdachten worden verder in dit vonnis bij hun achternaam genoemd. Laatstgenoemde heeft afzonderlijk terecht gestaan bij de kinderrechter.

2.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van de minderjarige [slachtoffer 1] en/of andere onbekend gebleven personen in de periode van 14 september 2016 tot en met 21 januari 2017;
2. het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] , die op dat moment de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt, in de periode van 14 september 2016 tot en met 21 januari 2017.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3.
Voorvragen
3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen zinsneden
‘andere tot op heden onbekend gebleven personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt’en
‘en/of die andere personen’onvoldoende duidelijk is. Er kan niet van [verdachte] worden verwacht, ook niet tegen de achtergrond van het dossier, dat hij zich ten aanzien van de betreffende zinssneden op adequate wijze verdedigt. Dit brengt mee dat de dagvaarding ten aanzien van die onderdelen niet voldoet aan de eisen gesteld door artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), en partieel nietig zal worden verklaard.
3.2.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 16 januari 2017 werd door een medewerker van de jeugdinrichting ‘ [naam jeugdinrichting] ’ aangifte gedaan van de vermissing van een op dat moment veertienjarig meisje, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Tijdens haar weekendverlof was zij van huis weggelopen na een ruzie met haar moeder en niet terug gekeerd naar de jeugdinrichting.
In het op haar kamer gevonden dagboek van [slachtoffer 1] stonden onder andere teksten die betrekking leken te hebben op prostitutiewerkzaamheden en op een meisje met de naam ‘ [medeverdachte 4] ’. Deze ‘ [medeverdachte 4] ’ bleek later [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) te zijn, een meisje dat ook in ‘ [naam jeugdinrichting] ’ verbleef.
Nadat het vermissingsbericht van [slachtoffer 1] in de media was verschenen, zijn er tips binnengekomen dat [slachtoffer 1] op internet in een advertentie zou worden aangeboden voor het verrichten van seksuele handelingen. In de advertentie werd het telefoonnummer * [nummer] vermeld, waarop direct een technische actie is aangesloten. Het telefoonnummer behoorde volgens medewerkers van ‘ [naam jeugdinrichting] ’ toe aan [medeverdachte 4] .
De technische actie op het telefoonnummer leidde de politie op 20 januari 2018 naar [plaats] , waar [slachtoffer 1] in de woning aan de [adres 1] werd aangetroffen in het bijzijn van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] .
Uit het onderzoek dat volgde, bleek volgens het Openbaar Ministerie de betrokkenheid van [verdachte] bij mensenhandel ten aanzien van, en ontucht met, de minderjarige [slachtoffer 1] . [verdachte] heeft bekend éénmaal seks te hebben gehad met [slachtoffer 1] , en de overige verdenkingen steeds bestreden.
4.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir, gemotiveerd het standpunt ingenomen dat [verdachte] dient te worden veroordeeld voor het ten laste gelegde medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] en het plegen van ontuchtige handelingen met haar. Zij heeft hierbij onder andere gewezen op de verklaringen van [slachtoffer 1] en de WhatsApp-gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] .
4.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – kort samengevat onder verwijzing naar haar pleitnota – op het standpunt gesteld dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
[verdachte] kan niet als pleger worden aangemerkt. Bij [verdachte] was geen sprake van een oogmerk van uitbuiting. Hoewel [slachtoffer 1] zich in een kwetsbare positie bevond, was er geen afhankelijkheidspositie ten opzichte van [verdachte] . Het is niet zo dat [verdachte] gebruik heeft gemaakt van [slachtoffer 1] met het oogmerk van winstbejag. Bovendien heeft [verdachte] geen van de feitelijkheden verricht die in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Er was ook geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten. [verdachte] is alleen op 18 januari 2017 in beeld gekomen. Hij was de gebruiker van de aangeboden diensten van [slachtoffer 1] en was niet betrokken bij de voorbereiding, uitvoering of gezamenlijke afhandeling. Het enige belang dat [verdachte] had was het hebben van een seksueel moment met [slachtoffer 1] .
[verdachte] heeft bekend seks te hebben gehad met [slachtoffer 1] . Volgens de raadsvrouw is er sprake van eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 2.
4.4
Oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Bevindingen
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden ten aanzien van de betrokkenheid van [verdachte] bij de prostitutiewerkzaamheden van en ontucht met de minderjarige [slachtoffer 1] .
In de voetnoten wordt kort verwezen naar stukken in het dossier. Een volledig overzicht van de stukken die de rechtbank als bewijsmiddelen heeft gebruikt is opgenomen in bijlage II, die aan dit vonnis is gehecht.
4.4.1.1. Prostitutiewerkzaamheden
-
Dagboek [slachtoffer 1]
Een aantal teksten in het dagboek van [slachtoffer 1] lijken betrekking te hebben op prostitutiewerkzaamheden. Zo had [slachtoffer 1] onder andere op 4 december 2016 opgeschreven:
“Volgende week kan ik soa test doen ik hoop da ik geen herpes heb die mokro klant zag der niet egt verzorgt uit”;
“Wat als ik [naam 1] ziekte geef dan gaat dat sowieso heel de trap rond dan gaat niemand me meer leuk vinden dan ben ik een dome hoer met ziektes”;
“Ik denk dat ik ga overstappen naar strippen”. [1]
Ook heeft ze opgeschreven:
“Ik zit nu op 7 kills die ik heb gekaatst. We maken dr max 12 van verschillende daarna als ik 1.000 heb gemaakt stop ik”. [2]
-
Verklaringen [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij in oktober 2016 als prostituee voor [medeverdachte 4] heeft gewerkt. [slachtoffer 1] kende [medeverdachte 4] uit ‘ [naam jeugdinrichting] ’. [medeverdachte 4] had haar gevraagd mee te gaan naar het ‘traphouse’, waar ze heen werden gebracht door de vriend van [medeverdachte 4] die [medeverdachte 1] , maar ook wel ‘ [bijnaam] ’ werd genoemd. [3]
Volgens [slachtoffer 1] had [medeverdachte 4] samen met [medeverdachte 1] gevraagd of ze ‘geld wilde maken’ en tegen haar gezegd dat ze in dat geval onderaan moest beginnen en eerst als prostituee moest gaan werken. [medeverdachte 4] heeft naaktfoto’s van [slachtoffer 1] gemaakt voor de seksadvertentie die zij op de website [website] geplaatst heeft. Klanten reageerden op de advertentie, waarna [slachtoffer 1] de klanten ontving in een kamertje in [adres 2] (de rechtbank begrijpt: een woning in de buurt van het metrostation [adres 2] ). Daar had ze seks met de klanten. [medeverdachte 4] was degene die het telefonische contact met de klanten had en in eerste instantie het geld van de klanten ontving. De werkzaamheden van [slachtoffer 1] kostten 150 euro per uur en 70 euro voor pijpen. Als de klant weg was, kreeg [slachtoffer 1] 60 of 65 euro van [medeverdachte 4] . In de periode oktober/november 2016 heeft zij 10 tot 20 klanten gehad. [4]
In januari 2017 is [slachtoffer 1] samen met [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) weggelopen en weer naar het ‘traphouse’ in [adres 2] gegaan. Na 2 dagen in het ‘traphouse’ is [slachtoffer 1] samen met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en 2 andere jongens verplaatst naar een woning in [plaats] . [medeverdachte 1] bepaalde dat ze naar [plaats] ging. [5] Daar heeft ze onder andere seks gehad met een jongen die [naam 2] heette. [6] In januari 2017 heeft ze 6 à 7 klanten gehad. [7]
[slachtoffer 1] denkt dat ze alles bij elkaar 400 tot 500 euro aan haar prostitutiewerkzaamheden heeft overgehouden. [8]
[medeverdachte 1] was volgens [slachtoffer 1] op de achtergrond betrokken bij haar prostitutiewerkzaamheden. Hij kreeg een deel van het geld, zocht onderdak en regelde het vervoer. [slachtoffer 1] moest van [medeverdachte 1] tegen klanten zeggen dat ze 18 jaar was, en tegen de jongens in het ‘traphouse’ dat ze 16 jaar was. [9] [slachtoffer 1] gaf het geld aan [medeverdachte 4] , maar zij splitte het met [medeverdachte 1] . [10] In oktober 2016 had [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] gezegd dat ze eerst moesten kijken of [slachtoffer 1] ‘flex’ en te vertrouwen was, wat ze wilden testen met [medeverdachte 2] . [11]
-
Verklaringen [medeverdachte 4]
De verklaringen die [medeverdachte 4] heeft afgelegd over de prostitutiewerkzaamheden sluiten aan bij de verklaringen van [slachtoffer 1] .
[medeverdachte 4] heeft verklaard [slachtoffer 1] te hebben leren kennen in ‘ [naam jeugdinrichting] ’ en [slachtoffer 1] zou haar om hulp hebben gevraagd. [12] [medeverdachte 4] wist de leeftijd van [slachtoffer 1] en had gezegd dat ze tegen klanten moest zeggen dat 16 of 17 jaar was. [13] Ze had van [slachtoffer 1] contactgegevens van bestaande klanten gekregen en heeft voor haar afspraken met klanten gemaakt. [slachtoffer 1] heeft een aantal klanten ontvangen in de woning van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 4] was degene die het geld van de klanten aannam. [slachtoffer 1] ontving 75 tot 80 euro per klant gemiddeld en achteraf betaalde [medeverdachte 4] 60 tot 70 euro aan [slachtoffer 1] . Het tientje dat ze overhield spaarde ze of gaf ze aan [medeverdachte 3] . [14] De eerste keer dat [slachtoffer 1] een klant had was bij [medeverdachte 3] thuis in [adres 3] . Dit was in oktober/november 2016. [slachtoffer 1] heeft ongeveer 10 klanten gehad, waarvan 7 bij [medeverdachte 3] thuis. Ze heeft in oktober/november 2016 een advertentie voor [slachtoffer 1] aangemaakt, waarin ze haar eigen telefoonnummer, dat eindigde op [nummer] , had genoemd. Ze heeft 2 seksadvertenties voor [slachtoffer 1] aangemaakt en daarvoor naaktfoto’s van [slachtoffer 1] gemaakt. [15]
[slachtoffer 1] was in januari 2017 met [slachtoffer 2] weggelopen en naar haar toegekomen om bij [medeverdachte 3] te verblijven. Toen bleek dat [slachtoffer 1] als vermist was opgegeven, zijn ze naar een woning in [plaats] verplaatst. De woning was geregeld zodat ze (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) daar kon verblijven en eventueel klanten zou kunnen ontvangen. [16]
[medeverdachte 1] heeft volgens [medeverdachte 4] geholpen met het vinden van een plek voor [slachtoffer 1] waar zij seks kon hebben. Hij heeft 1, 2 of 3 keer gereden om [slachtoffer 1] naar een klant te brengen. [17] Hij kreeg daar niet echt voor betaald, maar [medeverdachte 4] heeft een keer zijn benzine betaald. [18] Bij de ongeveer 10 klanten van [slachtoffer 1] werd het geld verdeeld tussen [slachtoffer 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en zijzelf. [19]
-
Bevindingen in mobiele telefoons
In de telefoons van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 4] zijn bevindingen gedaan die hun verklaringen over de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] bevestigen.
In de telefoon van [slachtoffer 1] zijn WhatsApp-gesprekken tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 4] aangetroffen, waarin [slachtoffer 1] op verzoek van [medeverdachte 4] een aantal foto’s van zichzelf en telefoonnummers van klanten naar haar doorstuurt. [20] [21] Vanaf 14 november 2016 deelde [medeverdachte 4] meerdere malen aan [slachtoffer 1] mee dat ze een klant zou gaan ontvangen. [22]
Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 4] is naar voren gekomen dat [medeverdachte 4] tussen 9 en 20 januari 2017 via WhatsApp contact had met klanten over het maken van seksafspraken voor [slachtoffer 1] . In deze gesprekken werden als ontvangstadressen [adres 3] te [plaats] en [adres 1] te [plaats] genoemd. [23]
In de mobiele telefoon van [medeverdachte 1] zijn bevindingen gedaan ten aanzien van de betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] .
Er is onderzoek gedaan aan de mobiele telefoon van het merk LG die onder [medeverdachte 1] in beslag is genomen bij zijn aanhouding. [24] Op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn WhatsApp-gesprekken aangetroffen die zijn gevoerd door de gebruiker van het telefoonnummer * [nummer] met de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het telefoonnummer * [nummer] aan hem toebehoorde. [25] Het telefoonnummer * [nummer] is, met uitzondering van één dag, van 24 september 2016 tot en met 20 januari 2017 gekoppeld geweest aan het IMEI-nummer behorend bij de LG-telefoon van [medeverdachte 1] . [26]
Uit de WhatsApp-gesprekken tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [nummer] ( [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 4] is naar voren gekomen dat zij vanaf 5 november 2016 met elkaar spraken over de prostitutie van [slachtoffer 1] . Zo is onder andere het volgende naar voren gekomen:
- Op 13 november 2016 berichtte [medeverdachte 4] :
“Heb heeel erg goed nieuws. Over [slachtoffer 1] ”en
“heb klanten voor [slachtoffer 1] ” [27] en
“k wil der vandaag al laten neuken”, waarop de gebruiker van * [nummer] antwoordde:
“Saaang ik ga ff bellen kijken waar we kunnen gaan”. [28]
- Op 16 november 2016 berichtte de gebruiker van * [nummer] :
“Vandaag moeten we wel een money maken met [slachtoffer 1] ” [29] en
“We moeten voorzichtig zijn als we geklemd worden dan gaan we lang weg” [30] en
“Ik heb je back je bent me bonnie”,waarop [medeverdachte 4] antwoordde:
“Ja schat jij mijn clyde”.De gebruiker van * [nummer] zei daarop:
“Ze moet onze bitch blijven…Imperium opbouwen”. [31]
- Op 18 november 2016 berichtte [medeverdachte 4] :
“We hebben 2 klanten. Dus laat [naam 1] een plek fixen” [32] en
“Waar kan ze bij [verdachte] ?”,waarop de gebruiker van * [nummer] reageerde:
“Ja. Geregeld. 642”. [33]
- Op 22 november 2016 berichtte [medeverdachte 4] :
“Jij moet ook klanten regelen” [34] en
“We hebben een klant voor [slachtoffer 1] ”en
“we moeten der brengen”. [35]
- Op 19 januari 2017 berichtte de gebruiker van * [nummer] :
“Heeft [slachtoffer 1] al klannies vandaag. We moeten bewegen”. [36]
In de telefoon van [medeverdachte 4] is ook een WhatsApp-gesprek aangetroffen met de gebruiker van het telefoonnummer * [nummer] ( [medeverdachte 1] ) van 25 november 2016, waarin [medeverdachte 4] berichtte:
“Ben beetje klaar hiermee vanaf vandaag ga k een advertentie plaatsen” [37] , en op 28 november 2016:
“Kom we gaan vandaag ff in een belhuis op de pc advertentie plaatsen. Heb foto’s van [slachtoffer 1] en een naakt dus komt helemaal goed”. [38]
Met het telefoonnummer van [medeverdachte 4] zijn op 16, 17 en 18 januari 2017 in totaal 3 advertenties aangemaakt op de website [website] . [39]
- ‘
‘Traphouse’
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de prostitutiewerkzaamheden onder andere zouden hebben plaatsgevonden in een ‘traphouse’.
Een ‘traphouse’ is volgens [slachtoffer 1] een woning waar drugs wordt gemaakt en gedeald en waar ook prostitutie plaatsvindt. [slachtoffer 2] heeft het ‘traphouse’ in [adres 2] , waar zij in januari 2017 met [slachtoffer 1] verbleef, beschreven als een huis waar drugs wordt verhandeld en geld wordt verdiend. Naar haar idee zaten in de woning junkies, pooiers en drugsdealers. [40] In de woning hadden oudere mannen seks met jonge meisjes. Ook hadden mensen seks met elkaar in de woonkamer. [41]
[medeverdachte 4] heeft een ‘traphouse’ omschreven als een plek waar je kan ‘chillen’. De hele Bijlmer zit vol met ‘traphouses’. [42]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat er door heel Amsterdam locaties zijn die ‘traphouse’ genoemd worden. Hij heeft het omschreven als een soort buurthuis. [43]
De woning van [medeverdachte 3] was volgens [slachtoffer 1] een ‘traphouse’, en later was het een woning daarboven. [44] [45] Ook volgens [medeverdachte 4] was het huis van [medeverdachte 3] een ‘traphouse’. [46] In de woning van [medeverdachte 3] werd volgens haar van alles gebruikt en het zou kunnen dat er drugs gemaakt en verkocht werd. [47] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat ze weleens in de woning van [medeverdachte 3] op [adres 3] in de Bijlmer kwam, waar veel drugs werd gebruikt, gemaakt en verkocht. [48] Volgens [getuige 1] kwamen er ook jonge meisjes in de woning die daar seks tegen betaling hadden. [49]
Volgens verschillende personen in het dossier was de woning van ‘ [naam 3] ’, die zich boven de woning van [medeverdachte 3] zou bevinden, ook een ‘traphouse’. Deze ‘ [naam 3] ’, die bleek te zijn genaamd [naam 3] , heeft verklaard dat er in zijn woning jonge jongens komen om te chillen en om drugs te verkopen. Er komen ook veel meiden langs om met de jongens seks te hebben. [50]
4.4.1.2. Betrokkenheid [verdachte]
-
Verklaringen [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat ze in [plaats] onder andere seks heeft gehad met een jongen die [naam 2] heette. [51] heeft [verdachte] als ‘ [naam 2] ’ herkend. Hij heeft niet voor de seks betaald. [52]
-
Bevindingen in mobiele telefoons
In de mobiele telefoon van [medeverdachte 1] zijn bevindingen gedaan ten aanzien van de betrokkenheid van [verdachte] bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] .
Op 18 en 19 januari 2017 vond er een WhatsApp-gesprek plaats tussen de gebruiker van * [nummer] ( [medeverdachte 1] ) en het nummer * [nummer] , dat is toegeschreven aan [verdachte] . [53] In het gesprek werd onder andere het volgende gezegd:
  • Gebruiker * [nummer] :
  • [verdachte] :
  • Gebruiker * [nummer] :
  • [verdachte] :
  • Gebruiker * [nummer] :
  • [verdachte] :
  • Gebruiker * [nummer] : “
  • [verdachte] :
  • [verdachte] :
  • Gebruiker * [nummer] :
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer van [verdachte] op 19 januari 2017 2 keer een zendmast in Bussum heeft aangestraald, op 8,7 kilometer afstand van het adres [adres 1] te [plaats] . [55]
-
Verklaringen [verdachte]
Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft [verdachte] bekend seks te hebben gehad met [slachtoffer 1] . Hij is daarbij met zijn penis in haar vagina geweest. Volgens [verdachte] had [medeverdachte 1] hem bericht dat hij een meisje had waar hij wat mee kon doen. Hij moest daar dan wel wat voor geven. Op een dag had [medeverdachte 1] hem gebeld en toen heeft hij in [plaats] seks met [slachtoffer 1] gehad. [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] zeiden allebei dat [slachtoffer 1] 18 jaar was. Ze had haar identiteitskaart niet bij zich. [56] [57]
4.4.2.
Weging van de bevindingen
4.4.2.1. Mensenhandel: wettelijk kader
-
Algemeen
Het onder feit 1 ten laste gelegde artikel 273f, eerste lid, sub 2, 5 en 8 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ziet op de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting door anderen en op het profiteren daarvan. Een minderjarige op enigerlei wijze faciliteren tot een rol in de prostitutie is strafbaar, onafhankelijk van de wil van de minderjarige. Hierbij is niet van belang of een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, aangezien de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige.
-
Sub 2
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr ziet, voor zover thans van belang, op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Deze bepaling is niet beperkt tot uitbuiting in de prostitutie, maar ziet op alle intermenselijke relaties waarbij uitbuiting van een minderjarige aan de orde is. Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, behoudens voor zover in artikel 273f, tweede lid Sr – voor zover thans van belang - is bepaald dat ‘uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting’.
-
Sub 5 en 8
Het in artikel 273f, eerste lid, sub 5 respectievelijk sub 8 Sr bepaalde ziet op het strafbaar stellen van, voor zover thans van belang, het brengen van een minderjarige in de prostitutie, respectievelijk het voordeel trekken uit de prostitutie door een minderjarige. Deze strafbepalingen waren vóór de invoering van artikel 273f Sr opgenomen in het, inmiddels vervallen, artikel 250a, sub 3, respectievelijk sub 5 Sr. Dat artikel zag blijkens de wetsgeschiedenis op de strafbaarstelling van een aantal vormen van exploitatie van onvrijwillige prostitutie en van prostitutie waarbij minderjarigen zijn betrokken.
Ter gelegenheid van de invoering van artikel 273f Sr heeft de wetgever omtrent het in het voorgestane nieuwe artikel te incorporeren artikel 250a Sr onder meer opgemerkt dat dit artikel beoogt alle vormen van uitbuiting voor prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting strafbaar te stellen, en verder dat de eis van dwang in brede zin of misleiding niet geldt voor seksuele uitbuiting van kinderen: ‘uitbating van prostitutie door minderjarigen is zonder meer strafbaar.’ Ook heeft de wetgever ten aanzien van artikel 273f, eerste lid sub 5 Sr nog opgemerkt dat deze bepaling ziet op bescherming van kinderen en om die reden de eis van het gebruik van dwangmiddelen ontbreekt en (voor zover hier van belang) ten aanzien van sub 8 dat dit, evenals sub 5, is beperkt tot profijt uit seksuele uitbuiting van kinderen. [58]
Uit de wetsgeschiedenis vloeit dan ook voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van handelingen gericht op de prostitutie van minderjarigen gericht handelen, niet heeft willen weten van een eis van verdergaande specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie of het profiteren van de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden door een minderjarige is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Dat aan een bewezenverklaring van artikel 273f, eerste lid, sub 5 respectievelijk sub 8 Sr door de wetgever zwaardere eisen werden gesteld dan in artikel 250a Sr werden verwoord, is niet gebleken. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, maar dat het handelen zoals in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
4.4.2.2.
Ontuchtige handelingen: wettelijk kader
Hetgeen [verdachte] onder 2 ten laste is gelegd, is strafbaar gesteld in artikel 245 Sr. In dit wetsartikel staat de bescherming van de seksuele integriteit van jeugdigen tussen de 12 en 16 jaar centraal. De achterliggende gedachte is - kort gezegd - dat personen in die leeftijdscategorie in zijn algemeenheid of op een bepaald moment hun grenzen in dit opzicht niet of in onvoldoende mate kunnen bewaken en de draagwijdte van hun gedragingen niet overzien. De wetgever heeft met het oog daarop de leeftijd in deze delictsomschrijving geobjectiveerd. Zoals de Hoge Raad eerder heeft overwogen (HR 20 januari 1959, NJ 1959, 102), gaat het bij zedendelicten als het onderhavige om een zo doeltreffend mogelijke strafrechtelijke bescherming van jeugdigen, die juist ook moeten worden beschermd tegen verleidingen die van henzelf kunnen uitgaan.
De delictsomschrijving bevat de term "ontuchtige handelingen", waarmee seksuele handelingen worden bedoeld die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
4.4.2.3. Ten aanzien van [slachtoffer 1]
-
Mensenhandel: handelingen
Op grond van de hiervoor in paragraaf 4.4.1. vastgestelde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode prostitutiewerkzaamheden heeft verricht terwijl zij op dat moment 14 jaar was. [slachtoffer 1] heeft hierover vanaf oktober 2016 contact gehad met [medeverdachte 4] , die zij vanuit ‘ [naam jeugdinrichting] ’ kende. [medeverdachte 4] heeft naaktfoto’s van [slachtoffer 1] gemaakt ten behoeve van seksadvertenties en contact met klanten gehad voor het maken van seksafspraken met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] had seks met de klanten in onder andere de woning van [medeverdachte 3] , een zogenoemd ‘traphouse’.
[medeverdachte 4] ontving het geld van de klanten en gaf daarna een gedeelte aan [slachtoffer 1] . Toen [slachtoffer 1] vanaf december 2016 voor een aantal weken was teruggeplaatst in ‘ [naam jeugdinrichting] ’, hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] contact met haar onderhouden om haar daarna weer in te zetten in de prostitutie. Immers, vanaf medio januari 2017 is [medeverdachte 4] verder gegaan met het maken van seksafspraken voor [slachtoffer 1] . Nadat op 17 januari 2017 het vermissingsbericht van [slachtoffer 1] in de media verscheen, is zij verplaatst naar een woning in [plaats] , met de bedoeling haar te kunnen blijven inzetten in de prostitutie.
Ook [medeverdachte 1] was betrokken bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] zorgde ervoor dat er een plek was waar [slachtoffer 1] haar werkzaamheden kon uitvoeren en hij bracht [slachtoffer 1] naar klanten. Ook deelde hij mee in de opbrengst.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [verdachte] en het WhatsApp-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] komt naar voren dat [verdachte] in januari 2017 betrokken was bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] .
[medeverdachte 1] heeft in januari 2017 [verdachte] aangeboden om seks te hebben met [slachtoffer 1] . Daarbij werd [verdachte] verteld dat [slachtoffer 1] ‘van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] was’ en dat ze geld aan haar wilden verdienen. Ze hadden al klanten maar nog geen plek voor haar. [verdachte] heeft vervolgens op verzoek van [medeverdachte 1] de woning in [plaats] geregeld. Het ‘lakken’ waarover [medeverdachte 1] en [verdachte] via WhatsApp spraken, zag kennelijk op de vergoeding die [medeverdachte 1] aan [verdachte] verschuldigd zou zijn voor het gebruik van de woning.
[verdachte] wist dat hij de woning in [plaats] regelde zodat [slachtoffer 1] daar haar prostitutiewerkzaamheden zou kunnen uitvoeren. [verdachte] zou hier ook aan verdienen door [medeverdachte 1] de woning te verhuren. Onder deze omstandigheden, waarbij [slachtoffer 1] door derden werd ingezet in de prostitutie teneinde daar geld aan te verdienen, en waarbij [verdachte] bovendien ook zelf nog, kennelijk gratis, seks met haar mocht hebben, had [verdachte] moeten begrijpen dat er sprake was van een uitbuitingssituatie. [verdachte] heeft nagelaten hier nader onderzoek naar te doen en genoegen genomen met de mededeling dat [slachtoffer 1] 18 jaar oud was. Hij heeft de prostitutiewerkzaamheden van de minderjarige [slachtoffer 1] gefaciliteerd en bovendien zelf seks met haar gehad, en zich daarmee schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel.
-
Mensenhandel: kwalificatie
Door te handelen zoals hiervoor beschreven heeft [verdachte] handelingen ondernomen waarvan hij wist dat [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr).
Uit hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de wetsgeschiedenis ten aanzien van het bepaalde in artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr, vloeit voort dat de wetgever voor ogen heeft gehad om handelingen die kunnen worden aangemerkt als het brengen van een ander tot prostitutie als die ander minderjarig is (sub 5) aan te merken als uitbuiting van die minderjarige.
Dit brengt met zich dat ook bewezen kan worden dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het in artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr bepaalde. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] gehuisvest, met het oogmerk haar te faciliteren in haar prostitutiewerk. Het oogmerk van [verdachte] is dan ook gericht geweest op uitbuiting in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr.
Hoewel uit het dossier naar voren komt dat [verdachte] geprofiteerd heeft van de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] , hij heeft namelijk seks met [slachtoffer 1] gehad, luidt de verfeitelijking van dit onderdeel anders. De verfeitelijking luidt:
“een (aanzienlijk) deel van de ontvangsten heeft/hebben ingenomen”, terwijl van ‘innemen’ door [verdachte] geen sprake was. Zodoende kan niet worden bewezen dat [verdachte] opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met een ander (artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr), en zal hij hiervan partieel worden vrijgesproken.
-
Mensenhandel: medeplegen
Voor het aannemen van medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking vereist. Of hiervan sprake is geweest, dient aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval te worden beoordeeld. Er dient sprake te zijn van een gezamenlijke uitvoering van een bepaald strafbaar feit, zij het dat niet alle ten laste gelegde bestanddelen door alle medeplegers behoeven te worden vervuld. Medeplegers kunnen echter alleen worden gestraft voor elkaars gedragingen voor zover deze binnen hun gezamenlijk (voorwaardelijk) opzet kunnen worden gebracht.
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden komt het beeld naar voren dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] een leidende rol hebben gehad bij de uitbuiting van [slachtoffer 1] , maar dat ook [verdachte] een rol in de uitvoering van het delict heeft gehad. [verdachte] werd door [medeverdachte 1] ingeschakeld om een woning (in [plaats] ) te regelen van waaruit [slachtoffer 1] haar prostitutiewerkzaamheden kon verrichten. Wanneer [verdachte] de woning in [plaats] niet had geregeld, had [slachtoffer 1] daar niet kunnen verblijven met de bedoeling prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten.
Al met al blijkt uit de bewijsmiddelen dat het handelen van [verdachte] in voldoende mate meebrengt de nauwe en bewuste samenwerking met anderen die voor medeplegen is vereist en dat hij de bewezenverklaarde mensenhandel dus tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. De periode waarin [verdachte] heeft te gelden als medepleger van de uitbuiting van [slachtoffer 1] is begonnen op 18 januari 2017 en is geëindigd door het ingrijpen van de politie op 20 januari 2017.
-
Ontuchtige handelingen
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , terwijl hij meerderjarig was (geboren in 1985), seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer 1] , die toen 14 jaar was (geboren in [geboortedatum] ). [slachtoffer 1] heeft hierover verklaard en [verdachte] heeft dit bekend.
De rechtbank overweegt dat de leeftijd van het slachtoffer een geobjectiveerd bestanddeel van de delictsomschrijving vormt. Het feit dat [verdachte] uit eigen beweging navraag heeft gedaan naar haar leeftijd doet hier niet aan af.
Door het leeftijdsverschil tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] en de overige omstandigheden zoals in al het voorgaande beschreven zijn de ontuchtige handelingen ernstig in strijd met de sociaal-ethische norm.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte]
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 18 januari 2017 tot en met 20 januari 2017 te Amsterdam en [plaats] tezamen en in vereniging met anderen
een ander, te weten [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] ,
- heeft gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1]
en
- ten aanzien van die [slachtoffer 1] handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen,
bestaande die handelingen hieruit dat verdachte en zijn mededaders;
- een ruimte hebben geregeld voor het verrichten van de prostitutiewerkzaamheden;
Ten aanzien van feit 2:
op 20 januari 2017 te [plaats] met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. [verdachte] is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en de maatregel

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 41 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend is. Bij de strafoplegging dient rekening gehouden te worden met het feit dat [slachtoffer 1] zelf geen aangifte heeft gedaan. Ook moet worden gekeken naar de straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. [verdachte] heeft een dienstbetrekking en nauwelijks justitiële documentatie.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] hadden een leidende rol bij de prostitutiewerkzaamheden van de veertienjarige [slachtoffer 1] . Zij hebben deze gefaciliteerd door foto’s van haar te maken en seksadvertenties op internet te plaatsen. Ook werden er seksafspraken gemaakt met klanten, een plek geregeld waar deze afspraken konden plaatsvinden en werd [slachtoffer 1] naar woningen van klanten gebracht. De seksafspraken vonden veelal plaats in een ‘traphouse’, een woning waar veel drugs werd gebruikt en gedeald, en waar ook prostitutie plaatsvond. Voorts werd geprofiteerd van de opbrengsten die [slachtoffer 1] had uit de seksuele handelingen die zij tegen betaling verrichtte. Het vermissingsbericht van [slachtoffer 1] vormde kennelijk geen aanleiding om de uitbuiting van [slachtoffer 1] te stoppen. Sterker nog, het was de reden dat [slachtoffer 1] op een ander adres werd ondergebracht, zodat zij onvindbaar werd en de prostitutiewerkzaamheden door konden gaan.
[verdachte] wist dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] betrokken waren bij de prostitutie van [slachtoffer 1] . Hoewel hij niet als mede-initiator kan worden beschouwd, had [verdachte] wel een aandeel in het geheel. [verdachte] heeft de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] mede gefaciliteerd door in januari 2017 een woning in [plaats] te regelen waar [slachtoffer 1] klanten voor seksafspraken kon ontvangen. [verdachte] heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de werkelijke leeftijd van [slachtoffer 1] . Bovendien wezen de omstandigheden er op dat [slachtoffer 1] werd uitgebuit. [verdachte] heeft zich hierbij actief aangesloten. Hiermee heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft [verdachte] zelf ontuchtige handelingen met de minderjarige [slachtoffer 1] gepleegd die mede bestonden uit het binnendringen van haar lichaam.
Er was sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] . De jeugdige leeftijd van [slachtoffer 1] maakte haar kwetsbaar en [verdachte] heeft misbruik gemaakt van deze kwetsbaarheid.
De door [verdachte] overtreden bepalingen beogen minderjarigen te beschermen, ook tegen zichzelf. Minderjarigen worden geacht, ook als er geen sprake is van dwang of misleiding, op seksueel gebied nog niet volgroeid te zijn en niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Indien de betrokken minderjarige heeft verklaard dat het haar eigen keuze is geweest om seks te hebben of door middel van prostitutie geld te verdienen maakt dat de strafwaardigheid van het handelen van de verdachte niet minder. Met zijn handelen heeft [verdachte] [slachtoffer 1] in ernstige mate geschaad in haar lichamelijke en geestelijke integriteit op een cruciaal moment in haar ontwikkeling tot volwassen vrouw. De periode waarin [slachtoffer 1] is uitgebuit wordt door haarzelf omschreven als een zwarte bladzijde in haar leven, die er tot op de dag van vandaag ertoe leidt dat zij zich afvraagt of jongens nog wel te vertrouwen zijn. [verdachte] heeft er blijk van gegeven zijn eigen behoefte aan materieel gewin en seksueel gerief voorop te stellen, met voorbijgaan aan de belangen en het welzijn van [slachtoffer 1] .
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken, te weten seksuele uitbuiting van (jong) minderjarigen en ontuchtige handelingen, worden opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat [verdachte] , zoals blijkt uit het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 april 2018, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport van 16 mei 2018 komt naar voren dat, hoewel de reclassering problemen ziet op het gebied van denkpatronen, vaardigheden en gedrag, [verdachte] niet openstaat voor een toezicht. Het schorsingstoezicht is vanwege het stroeve verloop recent retour gestuurd, en de reclassering ziet geen mogelijkheden tot begeleiding. Op grond hiervan ziet de rechtbank dan ook geen reden om aan [verdachte] bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat - in afwijking van de eis van de officier van justitie - een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden een passende en geboden reactie vormt. Een deel van deze straf, namelijk 3 maanden, zal voorwaardelijk worden opgelegd. De rechtbank acht het van belang om [verdachte] een forse stok achter de deur te geven die hem ervan zal weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Om te voorkomen dat [slachtoffer 1] opnieuw met [verdachte] wordt geconfronteerd zal aan hem een vrijheidsbenemende maatregel worden opgelegd als bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] . Voor het geval dat [verdachte] zich niet houdt aan deze maatregel, bepaalt de rechtbank dat bij iedere overtreding 1 week vervangende hechtenis wordt toegepast.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.Beslag

Onder [verdachte] zijn de volgende items in beslag genomen:
1. Telefoon Nokia (5422047)
2. Telefoon Samsung Duo-sim (5422044)
3. Papier
4. Geld (€ 2.715,-)
Ten aanzien van alle items genoemd op de beslaglijst gelast de rechtbank de teruggave aan [verdachte] .

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 47, 57, 245 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn van toepassing zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing, waarbij [verdachte] hierna als ‘verdachte’ wordt aangeduid.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van de zinssneden ‘één of meer onbekend gebleven personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt’ en ‘en/of die andere personen’ nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van mensenhandel, terwijl die persoon ten aanzien van wie het in artikel 273 f, eerste lid onder 2 en 5 omschreven feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
 Legt op de
maatregeldat de verdachte voor de duur van
2 (twee) jaren opgeenenkele wijze - direct of indirect -contactzal opnemen, zoeken of hebbenmet [slachtoffer 1] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 (één) weekvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid Sr, dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
 Ten aanzien van alle items genoemd op de beslaglijst gelast de rechtbank de teruggave aan verdachte.
 Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2018.

Voetnoten

1.Proces-verbaal bevindingen dagboek [slachtoffer 1] d.d. d.d. 24 januari 2017, p. ZD 01 14 016.
2.Proces-verbaal bevindingen dagboek [slachtoffer 1] d.d. d.d. 24 januari 2017, p. ZD 01 14 021.
3.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2017, p. ZD 01 02 006.
4.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2017, p. ZD 01 02 007-008.
5.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 4 augustus 2017, p. ZD 01 02 023.
6.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2017, p. ZD 01 02 009.
7.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2017, p. ZD 01 02 008.
8.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2017, p. ZD 01 02 010.
9.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2017, p. ZD 01 02 011.
10.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 23 mei 2017, p. ZD 01 02 013.
11.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2017, p. ZD 01 02 009.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 17 juli 2017, p. PD 01 08 040.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 24 augustus 2017, p. PD 01 08 087.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 17 juli 2017, p. PD 01 08 036-037.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 17 juli 2017, p. PD 01 08 040-042.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 17 juli 2017, p. PD 01 08 041-042.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 17 juli 2017, p. PD 01 08 039.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 17 juli 2017, p. PD 01 08 041.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 24 augustus 2017, p. PD 01 08 086.
20.WhatsApp-gesprek d.d. 8 november 2016, p. ZD 01 14 679-681.
21.WhatsApp-gesprek d.d. 13 t/m 16 november 2016, p. ZD 01 14 689-694.
22.WhatsApp-gesprek d.d. 14 t/m 22 november 2016, p. ZD 01 14 692-698.
23.WhatsApp-gesprekken d.d. 9 t/m 20 januari 2017, p. ZD 01 14 147-276.
24.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 januari 2017, p. AD 01 02 024.
25.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 21 januari 2017, p. PD 02 08 003.
26.Proces-verbaal van historisch telefoonverkeer * [nummer] , p. ZD 01 08 030-031.
27.WhatsApp-gesprek d.d. 13 november 2016, p. ZD 01 14 298.
28.WhatsApp-gesprek d.d. 13 november 2016, p. ZD 01 14 300.
29.WhatsApp-gesprek d.d. 16 november 2016, p. ZD 01 14 306.
30.WhatsApp-gesprek d.d. 16 november 2016, p. ZD 01 14 307.
31.WhatsApp-gesprek d.d. 16 november 2016, p. ZD 01 14 308.
32.WhatsApp-gesprek d.d. 18 november 2016, p. ZD 01 14 309.
33.WhatsApp-gesprek d.d. 18 november 2016, p. ZD 01 14 310.
34.WhatsApp-gesprek d.d. 22 november 2016, p. ZD 01 14 316.
35.WhatsApp-gesprek d.d. 22 november 2016, p. ZD 01 14 318.
36.WhatsApp-gesprek d.d. 19 januari 2017, p. ZD 01 14 352.
37.WhatsApp-gesprek d.d. 25 november 2016, p. ZD 01 14 333.
38.WhatsApp-gesprek d.d. 28 november 2016, p. ZD 01 14 338.
39.Proces-verbaal onderzoek gegevens [website] , p. ZD 01 06 005-008.
40.Proces-verbaal van studioverhoor [slachtoffer 2] d.d. 8 juni 2017, p. ZD 02 02 025.
41.Proces-verbaal van studioverhoor [slachtoffer 2] d.d. 8 juni 2017, p. ZD 02 02 034-035.
42.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 24 augustus 2017, p. PD 01 08 084.
43.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 10 oktober 2017, p. PD 03 08 033.
44.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 23 mei 2017, p. ZD 01 02 013.
45.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 4 augustus 2017, p. ZD 01 02 021.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 17 juli 2017, p. PD 01 08 041.
47.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 24 augustus 2017, p. PD 01 08 090.
48.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. ZD 01 03 055.
49.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. ZD 01 03 058.
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. PD 06 09 001.
51.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 12 april 2017, p. ZD 01 02 009.
52.Proces verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 23 mei 2017, p. ZD 01 02 014.
53.Proces-verbaal gebruik telefoonnummer * [nummer] , p. PD 04 04 008-009.
54.WhatsApp-gesprek d.d. 18 en 19 januari 2017, p. ZD 01 14 480-483.
55.Proces-verbaal van aanstralen GSM-mast in Bussum, p. ZD 01 08 058.
56.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 oktober 2017, p. PD 04 08 063-064.
57.De verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 29 mei 2018.
58.(Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel, Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29291, nr. 3).