In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, die de WOZ-waarde van haar woning voor het jaar 2017 had vastgesteld op € 226.500,-. Eiseres was van mening dat de waarde niet hoger mocht zijn dan € 191.000,-, gebaseerd op de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen in haar straat en een eigen taxatie. De heffingsambtenaar handhaafde de vastgestelde waarde in de uitspraak op bezwaar van 27 december 2017, waarop eiseres in beroep ging.
De zitting vond plaats op 5 juli 2018, maar eiseres en haar gemachtigde verschenen niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres correct was uitgenodigd voor de zitting. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en de heffingsambtenaar overwogen. De taxateur van de heffingsambtenaar had de waarde van de woning onderbouwd met de vergelijkingsmethode en had een erfpachtcorrectie toegepast, terwijl eiseres dit niet had gedaan. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde niet te hoog heeft vastgesteld en dat eiseres niet heeft aangetoond dat de waarde lager zou moeten zijn.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en eiseres krijgt geen gelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 juli 2018, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.