ECLI:NL:RBAMS:2018:4914

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
13-665099/18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van wapenbezit en drugshandel met strafoplegging

Op 8 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 februari 2018 te Amsterdam werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het aanwezig hebben van cocaïne en hennep. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een zitting op 25 mei 2018, waarbij de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en de raadsman, mr. A.D. Kupelian, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het voorhanden hebben van een pistool (Zastava, CZ99, 9mm) en munitie, het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 938,4 gram cocaïne, en het opzettelijk aanwezig hebben van 2.477 gram hennep. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten, ondanks de verweren van de verdediging die strekten tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen drugs. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 17 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de bewezen feiten strafbaar waren volgens de relevante wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-665099/18 (Promis)
Datum uitspraak: 8 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende op het adres [adres verdachte] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.D Kupelian, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 12 februari 2018 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1:het voorhanden hebben van een wapen, te weten een pistool (Zastava, CZ99, 9mm) en munitie;
Feit 2:het tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 938,4 gram cocaïne;
Feit 3:het tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk aanwezig hebben van 2.477 gram hennep.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat verdachte op grond van de in het dossier bevindende bewijsmiddelen kan worden veroordeeld voor alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Allereerst is voor feit 1 onvoldoende bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen.
Voorts zijn volgens de raadsman de hennepresten onrechtmatig in beslag genomen omdat de machtiging tot binnentreden is gebaseerd op de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) en hennepresten niet kunnen worden beschouwd als goederen die onder de WWM vallen. Als gevolg hiervan dienen de aangetroffen hennepresten te worden uitgesloten van het bewijs. Voorts is onvoldoende vast komen te staan dat de aangetroffen resten daadwerkelijk hennep betreffen. Ook de aangetroffen cocaïne dient te worden uitgesloten van het bewijs, met vrijspraak van feit 2 tot gevolg. Uit het dossier blijkt immers onvoldoende dat de rechter-commissaris op grond van artikel 110 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) inderdaad betrokken was bij de doorzoeking en inbeslagneming van de drugs, wat betekent dat de cocaïne onrechtmatig in beslag is genomen. Subsidiair dient vrijspraak te volgen omdat verdachte niet wist van de aanwezigheid van de cocaïne in de woning. Verder is onvoldoende vast komen te staan wat het netto gewicht van de aangetroffen cocaïne is, waardoor eveneens vrijspraak van het onder 2 ten laste dient te volgen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de in de
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Bewijsoverweging
Op 12 februari 2018 omstreeks 10:45 uur komen er diverse meldingen binnen bij het Operationeel Centrum dat er geschoten zou zijn op de [plaats delict] te Amsterdam. Gezien wordt dat er meerdere mannen in een Volkswagen Passat met kenteken [nummer] stappen.
Onderweg naar de melding zien verbalisanten het voertuig rijden in de richting van de Oostoever. Op de Oostoever, ter hoogte van de Pradolaan komt de Volkswagen Passat tot stilstand. Verbalisanten zien twee personen uit het voertuig stappen, die later verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] blijken te zijn. Tijdens het uitstappen zien verbalisanten dat verdachte een zilverkleurig vuurwapen in zijn handen heeft. Bij de aanhouding van verdachte wordt het vuurwapen dat hij vlak daarvoor in zijn handen had, in directe nabijheid van hem aangetroffen.
De raadsman heeft aangevoerd dat het wapen al in de auto kan hebben gelegen en dat verdachte dit enkel heeft willen weggooien. Er is daarom sprake van een alternatief scenario. De rechtbank is van oordeel dat dit slechts suggesties van de raadsman zijn zonder concrete onderbouwing en zonder dat verdachte daarover iets heeft verklaard. Het betreft derhalve geen door verdachte gepresenteerd alternatief scenario dat bespreking behoeft.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 februari 2018 een pistool, te weten een Zastava CZ99, voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feiten 2 en 3
De verweren strekkende tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen hennep en cocaïne
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in het tweede lid van dat artikel genoemde factoren wordt aangegeven tot welk in artikel 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. Alleen op een zodanig verweer is de rechtbank gehouden een met redenen omklede beslissing te geven (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 27 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:437).
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen hennep niet aan de eisen zoals hiervoor genoemd. Zo wordt door de raadsman niet ingegaan op de tweede factor, zijnde de ernst van het verzuim en de derde factor, te weten het veroorzaakte nadeel. Gelet hierop kan het verweer van de raadsman verder onbesproken blijven.
Hetzelfde lot is het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen cocaïne beschoren. Ook dat verweer voldoet niet aan de eerdergenoemde eisen. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat zij geen aanleiding heeft om te twijfelen aan het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 12 februari 2018 waarin staat dat rechter-commissaris mr. Cleerdin de doorzoeking op de [adres verdachte] heeft geopend. Dit is bovendien ter terechtzitting nog bevestigd door de officier van justitie.
Bewijsoverweging
Op 12 februari 2018 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] . In een (uitpandige) kelder zijn meerdere zakken met hennepresten aangetroffen met een totaalgewicht van 2,477 kilogram. Anders dan door de raadsman betoogd, kan wel degelijk bewezen worden dat de aangetroffen middelen daadwerkelijk hennepresten zijn. Verbalisant [naam verbalisant] heeft immers – op grond van zijn kennis en ervaring opgedaan bij eerdere onderzoeken naar hennep – op basis van de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm en de herkenbare geur vastgesteld dat het hennep betrof.
Voorts zijn in een kast in de woonkamer in totaal 6 zakken met daarin voornamelijk bolletjes, gevuld met een witte substantie aangetroffen. Nader onderzoek door het Team Forensische Opsporing heeft uitgewezen dat de daaruit genomen monsters cocaïne bevatten. Het totale netto gewicht is berekend op 938,4 gram.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende inzichtelijk gemaakt hoe de zakken met bolletjes cocaïne zijn aangetroffen en hoe het totale netto gewicht is vastgesteld. Anders dan de raadsman acht de rechtbank de gehanteerde berekeningswijze voor vaststelling van het nettogewicht adequaat en afdoende. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat
ongeveer938,4 gram van een stof bevattende cocaïne is aangetroffen.
Blijkens de Basisregistratie Personen staan verdachte en de neef van medeverdachte ingeschreven op de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] . Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij daar inderdaad woonachtig is. In de woning is in een rugzak in de woonkamer ook een betaalpas op naam van verdachte aangetroffen. Tevens verklaart getuige [naam getuige 2] de buurvrouw van voormeld perceel, dat zij ook medeverdachte herkent als één van haar buurmannen.
In de rechtspraak wordt als uitgangspunt genomen dat een gebruiker/bewoner van een woning geacht wordt bekend te zijn met alles wat zich in die woning bevindt en afspeelt en dat hij ook de beschikking heeft over wat zich in de woning bevindt. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de verdachte een aannemelijke verklaring heeft voor het tegendeel. Verdachte is hierin niet geslaagd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte moet hebben geweten van de cocaïne in de woning en de hennep in de kelder en dat hij daarover – samen met de andere bewoner(s) – ook kon beschikken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank daarom bewezen dat verdachte als medepleger van het voorhanden hebben van de aangetroffen hennepresten en cocaïne kan worden aangemerkt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 12 februari 2018 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool (Zastava, CZ99, 9mm), en munitie van categorie III, te weten 6 patronen, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 12 februari 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander en/of andere(n), opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 938,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op 12 februari 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (inclusief verpakkingsmateriaal) 2.477 gram hennep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest.
8.2
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 3 verzoekt de raadsman verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. Indien het tot enige bewezenverklaring van feit 1 en 2 komt, heeft de raadsman bepleit een straf op te leggen die gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. In het patroonmagazijn werden meerdere patronen aangetroffen. In de kamer van de loop van het vuurwapen werd een afgeschoten huls aangetroffen. Het vuurwapen was geladen maar niet doorgeladen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen is een ernstig strafbaar feit, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan een onaanvaardbaar risico met zich brengt voor de veiligheid van personen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid soft- en harddrugs, waaronder cocaïne. Het is algemeen bekend dat harddrugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat een groot deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. Verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een druggerelateerd of wapenfeit. Het strafblad van verdachte heeft daardoor geen strafverzwarende invloed.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) gaan voor het voorhanden hebben van een pistool uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank wijkt fors af van dit oriëntatiepunt. Strafverzwarend is dat verdachte het wapen op straat droeg en dat het wapen was voorzien van passende munitie. Bovendien komen de patronen uit het vuurwapen qua merk en kaliber overeen met vijf afgeschoten hulzen welke zijn aangetroffen op de plaats delict van een schietpartij eerder die dag op de [adres verdachte] te Amsterdam . Hoewel verdachte niet terechtstaat voor betrokkenheid bij dit schietincident kan daarmee een direct verband worden gelegd tussen het vuurwapen van verdachte en dit schietincident, waarbij op klaarlichte dag de openbare weg geparkeerde auto’s zijn geraakt. Het is juist dit soort strafbare feiten waardoor buurtbewoners zich onveilig voelen in hun eigen woonomgeving, zodat dit enkel bestraft kan worden met een aanzienlijke gevangenisstraf. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn strafbare handelen.
Voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs in onderhavige zaak gaat het LOVS uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden indien sprake is van een organisatie. De rechtbank acht strafverzwarend dat de wijze waarop de cocaïne is aangetroffen duidt op een bepaalde mate van organisatie, zodat een hogere gevangenisstraf dan waarvan het “standaard” oriëntatiepunt uitgaat passend is.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding tot oplegging van een voorwaardelijke straf als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 17 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezen strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
17 (zeventien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. E.G. Fels en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 08 juni 2018.