Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2018 in de zaak tussen
[de persoon] , te Amsterdam, eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Amsterdam. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die de waarde van zijn woning voor het kalenderjaar 2016 op € 382.500,- had vastgesteld. Eiser stelde dat de WOZ-waarde te hoog was en dat deze vastgesteld moest worden op € 323.000,-, onderbouwd met een taxatiekaart van De Juiste Waarde B.V. Eiser voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met de slechte staat van de woning, waaronder schimmelvorming en scheuren in de deuren.
De verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verdedigde de vastgestelde waarde door middel van een overzicht van taxatiewaarden, waarin de WOZ-waarde werd onderbouwd met verkoopprijzen van drie vergelijkingsobjecten. De rechtbank beoordeelde of de verweerder aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiser en dat er rekening was gehouden met de verschillen in staat van onderhoud. De rechtbank oordeelde dat de vierkantemeterprijs van de woning van eiser lager was dan die van de vergelijkingsobjecten, wat erop wees dat er voldoende rekening was gehouden met de staat van de woning.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat de eiser geen gelijk kreeg. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.