Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
29 juli 2014
1.Ontstaan en loop van het geding
[a-straat] 11 te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2013, naar waardepeildatum 1 januari 2012, vastgesteld op € 326.000.
4 februari 2014 ongegrond verklaard.
18 maart 2014, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.Feiten
3.Geschil
13 februari 2013. Daarin is de waarde getaxeerd op € 300.000.
4.Beoordeling van het geschil
7.5
€ 27.900 heeft toegekend. Taxateur [C] heeft ter zitting verklaard dat aan de bijgebouwen, ten opzichte van de vergelijkingsobjecten, een relatief hoge waarde per m² is toegekend, omdat deze gebouwen zijn uitgevoerd met spouwmuren en zolderruimte. Verder heeft deze taxateur verklaard, hetgeen door taxateur [A] is bevestigd, dat de goot van de garage nog moet worden gemonteerd en een deel van de garagemuur nog worden gevoegd, hetgeen voor taxateur [C] aanleiding is geweest om aan de garage een lagere waarde per m² toe te kennen dan aan de berging/schuur. Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar met zijn taxatierapport en voornoemde verklaringen ter zitting aannemelijk gemaakt dat de aan de bijgebouwen toegekende waarde niet te hoog is.
13 februari 2013, kent het Hof slechts geringe bewijskracht toe. In dit rapport is de getaxeerde waarde namelijk op generlei wijze onderbouwd met verkoopcijfers van vergelijkbare objecten
.
5.Kosten
6.Beslissing
29 juli 2014.