Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser sub 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 augustus 2017, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 9 oktober 2017, waarin een comparitie van partijen is gelast.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
hemovereen te komen rentepercentages zijn opgebouwd. Voor zover zich na 1 januari 2013 renteherzieningen hebben voorgedaan, geldt dan ook dat ABN Amro in dat geval artikel 59aa Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, een publiekrechtelijke regel, niet heeft nageleefd. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent dat in dit geval dat ABN Amro jegens [eiser sub 1 en 2] is tekort geschoten in een op haar rustende zorgplicht en daarmee niet in het belang van [eiser sub 1 en 2] heeft gehandeld (artikel 2 ABV). Deze beoordeling dient immers te worden gemaakt aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval, waaronder ook de van toepassing zijnde publiekrechtelijke regels.
“Door recente maatschappelijke ontwikkelingen is de bank sinds 2013 (op grond van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft) verplicht consumenten te informeren over de componenten waaruit een rentepercentage is opgebouwd. Deze verplichting gold echter niet bij het aangaan van uw hypothecaire geldlening in 1997 of bij de renteherzieningsdata”. In een tweede door [eiser sub 1 en 2] overgelegde brief van [naam 1] van 13 maart 2017 wordt evenwel melding gemaakt van een renteherziening die heeft plaatsgevonden op 1 januari 2017. In die brief schrijft zij immers: “
Tijdens de looptijd van de hypotheek is diverse malen sprake geweest van een renteherziening, voor het laatst per 1 januari 2017.”Voorts kan uit de door ABN Amro gegeven toelichting op de uiteindelijk gegeven rentekorting van 0,7% worden afgeleid dat zich op 1 januari 2017 een renteherziening heeft voorgedaan (zie r.o. 2.9). Uit een door ABN Amro overgelegd overzicht “
Leningdeel – Lijst renteverloop Fortis Bank Nederland” lijkt tot slot eveneens te kunnen worden afgeleid dat zich na 1 januari 2013 renteherzieningen hebben voorgedaan.
5.De beslissing
27 juli 2018voor akte aan de zijde van [eiser sub 1 en 2] ten aanzien van het in r.o. 4.11 beschreven doel;
24 augustus 2018een antwoordakte mag nemen;