ECLI:NL:RBAMS:2018:444

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
31 januari 2018
Zaaknummer
13/680325-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor diefstal met geweld en het voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen voor cocaïne

Op 31 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen voor cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 november 2016 samen met medeverdachten een kilo cocaïne heeft gestolen van een slachtoffer in Amstelveen. De diefstal vond plaats onder bedreiging met geweld, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten de slachtoffers met vuurwapens bedreigden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 6 december 2016 900 gram fenacetine, een versnijdingsmiddel voor cocaïne, in zijn bezit had. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 36 maanden had geëist, gematigd, rekening houdend met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte en zijn bereidheid om aan reclasseringstoezicht mee te werken. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het meewerken aan diagnostiek en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/680325-16
Datum uitspraak: 31 januari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 6, 7, 11 december 2017 en 18 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof naar voren hebben gebracht.
Het onderzoek 13Spalter richt zich op de volgende verdachten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . [verdachte] en alle medeverdachten worden verder in dit vonnis bij hun achternaam aangeduid, behalve de gebroeders [naam broers] die bij hun voornaam ( [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] ) worden genoemd.

2.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaaksdossier ‘Amstelveen’
1. diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging van een kilo cocaïne, toebehorende aan [slachtoffer] , te Amstelveen op 7 november 2016;
2. het voorhanden hebben van 900 gram versnijdingsmiddelen voor cocaïne te Amsterdam op 6 december 2016 .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en hier als ingevoegd geldt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
In het strafrechtelijke onderzoek ‘Triberga’ is de naam van [medeverdachte 1] naar voren gekomen. Het vermoeden bestond dat hij op 22 december 2015 met twee andere personen in een zwarte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] een bezoek aan Duitsland heeft gebracht ten behoeve van de handel in vuurwapens dan wel de handel in verdovende middelen.
Op 28 april 2016 is voornoemde Volkswagen Golf gecontroleerd. [medeverdachte 4] was de bestuurder en de andere vermoedelijke inzittenden die dag waren [medeverdachte 1] , zijn broertje [naam broertje] en [naam 1] (hierna: [naam 1] ). In de auto werden onder andere het rijbewijs van [medeverdachte 1] en een briefje met de tekst ‘Izhmash AK47 AK76’ aangetroffen. Izhmash is een fabrikant van Kalasjnikovs. Op het briefje stond ook een telefoonnummer van ‘ [naam 2] ’, welk nummer bleek toe te behoren aan [naam 2] , een contactpersoon van [medeverdachte 1] in het kader van de Top600. [1]
De zwarte Volkswagen Golf kwam weer in beeld bij een onderzoek naar een overval in Zoetermeer op 31 juli 2016 (Zaaksdossier ‘Zoetermeer’). De Volkswagen Golf bleek van 16 tot 20 juli op naam van [medeverdachte 1] geregistreerd te hebben gestaan. [2]
Op 19 september 2016 heeft [medeverdachte 1] de zwarte Volkswagen ingeruild voor een witte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] . [3]
Deze witte Volkswagen Golf kwam in beeld bij een poging inbraak in Amersfoort op 7 augustus 2016. Het signalement van één van daders kwam overeen met dat van [medeverdachte 1] . Eén van de aangehouden verdachten had de sleutels van de witte Volkswagen Golf bij zich en [medeverdachte 1] is daags voor de overval samen met anderen in de auto gecontroleerd. [4]
Een overval in Alkmaar op 21 februari 2016 vertoonde gelijkenissen met de zaken in Zoetermeer en Amersfoort. [5] In alle gevallen bleken de slachtoffers in relatie te staan tot juwelierswinkels gevestigd in de Beverwijkse Bazaar. Alle drie de incidenten werden gepleegd op een zondag door drie daders, waarbij in twee gevallen gebruik werd gemaakt van een vuurwapen.
Op 13 juli 2016 werd een onderzoek gestart onder de naam ‘13Spalter’. Het onderzoek richtte zich op [medeverdachte 1] die zich vermoedelijk met diverse andere personen schuldig maakte aan de handel en/of bezit van vuurwapens en het plegen van overvallen op juweliers. Het bevel tot het plaatsen van plaatsbepalingsapparatuur onder de witte Volkswagen Golf is op 29 september 2016 afgegeven. [6] Op 7 oktober 2016 heeft de rechter-commissaris de machtiging tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in de witte Volkswagen Golf afgegeven. [7] De telefoonnummers van [medeverdachte 1] werden sinds 25 augustus 2016 getapt. [8]
Gaandeweg het onderzoek kwam de verdenking naar boven dat [medeverdachte 1] zich, samen met diverse andere personen, met allerlei vormen van criminaliteit bezighield. Naar aanleiding hiervan zijn ook de telefoonnummers van andere mogelijke betrokkenen getapt.
Sinds 28 oktober 2016 is het telefoonnummer van [medeverdachte 4] getapt. [9] De aanleiding hiervoor was het vermoeden van een samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] met betrekking tot de handel in vuurwapens. [10]
Sinds 1 december 2016 is het telefoonnummer van [verdachte] getapt. [11] De aanleiding hiervoor was het vermoeden dat [verdachte] door [medeverdachte 1] zou worden betrokken bij het stelen van een partij verdovende middelen van een drugshandelaar in Arnhem (zaaksdossier ‘Arnhem’). Ook bleek uit het onderzoek 13Spalter dat [verdachte] mogelijk betrokken is geweest bij een diefstal van een partij verdovende middelen op 7 november 2016 in Amstelveen (zaaksdossier ‘Amstelveen’). [12]
Sinds 15 november 2016 is het telefoonnummer van [medeverdachte 2] getapt. [13] Meerdere gesprekken tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] over een ontmoeting waarbij een vuurwapen voorhanden zou zijn, waren hiervoor de aanleiding. [14]
Sinds 29 november 2016 is het telefoonnummer van [medeverdachte 3] getapt. [15] De aanleiding hiervoor was het vermoeden dat [medeverdachte 3] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken was bij de voorbereiding van een diefstal met geweld in Arnhem (zaaksdossier ‘Arnhem’). [16]
Van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zijn de telefonische verkeersgegevens opgevraagd. De aanleiding hiervoor was het vermoeden dat zij betrokken waren bij een diefstal met geweld op 7 november 2016 in Amstelveen (zaaksdossier ‘Amstelveen’). [17] [18]
4.2.
Zaaksdossier ‘Amstelveen’
4.2.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld op 7 november 2016 in Amstelveen.
Er zijn meerdere aanwijzingen dat het slachtoffer van de diefstal [slachtoffer] was (hierna: [slachtoffer] ). [slachtoffer] heeft op 16 november 2016 verklaard dat hij op 7 november 2016 door twee Marokkaanse mannen is beroofd van iets met een waarde van ongeveer 25.000 euro, niet zijnde geld. De mannen zouden allebei een wapen op zijn hoofd hebben gezet. Er is geen reden om aan die verklaring van [slachtoffer] te twijfelen. Uit een aanvullend proces-verbaal blijkt dat [slachtoffer] goed kan communiceren in het Nederlands. Dat hij later op zijn verklaring is teruggekomen, wekt geen verbazing omdat hij anders ook het verboden bezit van verdovende middelen zou erkennen. Op basis van afgeluisterde gesprekken kan worden aangenomen dat [slachtoffer] van een kilo cocaïne is beroofd.
Uit de tap- en OVC-gesprekken en de telefoongegevens kan worden afgeleid dat [verdachte] op 6 november 2016 met [medeverdachte 1] naar Amstelveen is gereden. Op 7 november 2016 is hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] naar Amstelveen gegaan. Na de beroving is er contact tussen verschillende betrokkenen waaronder [verdachte] . De stem van [verdachte] is herkend in gesprekken via een telefoon die met de door hem gehuurde auto meebewoog. Het is dus duidelijk dat [verdachte] betrokken was bij de beroving, ongeacht of de bijnaam ‘ [bijnaam 1] ’ aan hem gekoppeld kan worden.
[verdachte] en [medeverdachte 5] moeten de personen zijn geweest die [slachtoffer] die dag hebben beroofd. [medeverdachte 1] had een aansturende rol. Er is sprake van het medeplegen van de diefstal met geweld door deze drie verdachten.
Ook [medeverdachte 6] was betrokken bij de diefstal op 7 november 2016. Hij heeft als contactpersoon tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] gefungeerd. Hij heeft bij [slachtoffer] vertrouwen gewekt en zonder hem was het feit wellicht in het geheel niet gepleegd. Na de beroving van [slachtoffer] is [medeverdachte 6] bedreigd, waaruit zijn betrokkenheid ook blijkt. Uit het dossier blijkt echter ook dat [medeverdachte 6] op 7 november 2016 niet in Amstelveen aanwezig was. Zijn rol moet worden gekwalificeerd als die van medeplichtige.
Het handelen van [medeverdachte 4] kan niet gekwalificeerd worden als medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de gewapende beroving van [slachtoffer] en hij dient volgens de officier van justitie te worden vrijgesproken. [medeverdachte 4] wist van het plan om [slachtoffer] te beroven en heeft op 6 november 2016 [slachtoffer] geobserveerd en zijn woning aangewezen. Dit handelen heeft echter niet bijgedragen aan de uiteindelijke beroving op 7 november 2016. Ook het contact tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] heeft hier niet aan bijgedragen. Tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] was al contact geweest over de afgesproken tijd en plaats en [medeverdachte 6] was niet aanwezig op 7 november 2016.
De officier van justitie vindt dat ook bewezen kan worden dat [verdachte] fenacetine in zijn bezit heeft gehad terwijl hij wist dat dit een versnijdingsmiddel voor cocaïne was. De fenacetine is in zijn woning gevonden en [verdachte] heeft verklaard te weten waarvoor de stof gebruikt kan worden en zelf ook cocaïne te gebruiken.
4.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 tenlastegelegde feit.
Er kan geen koppeling worden gemaakt tussen [verdachte] en het vermeende delict. Niet duidelijk is waaruit men concludeert dat [verdachte] ‘ [bijnaam 1] ’ is. Er is geen gesprek of observatie waaruit dit blijkt. Dat [verdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer * [nummer] op 6 en 7 november 2016, is door de officier van justitie niet nader onderbouwd. Het telefoonnummer peilt bijvoorbeeld niet uit in de buurt van de woning van [verdachte] en niet is vastgesteld dat er is gebeld met de dochter of de moeder van [verdachte] . Uit het dossier blijkt dat door de verdachten wisselend gebruik werd gemaakt van elkaars telefoon. Dat [verdachte] dus op enig ander moment de gebruiker was van het nummer * [nummer] , betekent niet dat hij ook de gebruiker was op 6 en 7 november 2016. Er is niet nader onderbouwd op basis waarvan de stem van [verdachte] is herkend. Veel delen van de OVC-gesprekken zijn niet te verstaan. Op geen enkel moment valt de naam van [verdachte] , terwijl de anderen hebben aangegeven hem bij zijn voornaam te noemen. Er is geen objectief bewijs dat [verdachte] koppelt aan de gesprekken die in de auto zijn gevoerd. Dat [verdachte] de Mercedes op enig moment heeft gehuurd op zijn naam, betekent niet dat hij ook op 7 november 2016 in de auto heeft gereden.
Daarnaast dient vrijspraak voor feit 1 te volgen omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of er op 7 november 2016 überhaupt een gewelddadige beroving van een hoeveelheid drugs heeft plaatsgevonden. Er zou ook sprake kunnen zijn geweest van bijvoorbeeld een oplichting met nepgeld.
De verklaring van [slachtoffer] is van groot belang. [slachtoffer] heeft zijn eerste verklaring van 16 november 2016 later tegengesproken in een tweede verhoor bij de politie. Deze tweede verklaring heeft hij onder ede bij de rechter-commissaris herhaald. Zowel zijn tweede verklaring als zijn verklaring bij de rechter-commissaris heeft hij afgelegd met behulp van een tolk. Nergens uit blijkt dat een tolk toen niet nodig was. Dat hij in het Nederlands kan tellen, zoals de officier van justitie heeft gesteld, betekent nog niet dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst. Uit de tapgesprekken blijkt bovendien dat hij het Nederlands niet goed beheerst. De raadsman heeft gesteld dat de eerste verklaring van [slachtoffer] niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Dat er gebruik gemaakt zou zijn van vuurwapens, blijkt niet uit de tap- en OVC-gesprekken. Door het opsporingsteam is een verkeerde invulling gegeven aan de term ‘bossen’, dat het inslaan van een ruit betekent. De gesprekken gaan niet over het gebruik van geweld. Er is door het Openbaar Ministerie een te eenzijdige invulling gegeven aan deze gesprekken. De ouders van [medeverdachte 6] spreken er slechts over dat er iets zou zijn ‘weggenomen’.
Of er een geslaagde diefstal heeft plaatsgevonden, is ook maar de vraag. Uit een tapgesprek blijkt dat ‘ [bijnaam 1] ’ zonder tas zou terug zijn komen rennen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman opgemerkt dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] de fenacetine in zijn bezit had met als doel om drugs te bewerken. Daarom dient volgens hem vrijspraak te volgen voor dit feit. Er zijn geen andere goederen zoals cocaïne of een mixer aangetroffen. [verdachte] heeft alleen aangegeven wat je met het middel mogelijk zou kunnen doen. In het dossier bevindt zich geen enkel tap- of OVC-gesprek waarin [verdachte] spreekt over het versnijden van verdovende middelen.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.2.3.1. Aanleiding
Op 10 november 2016 verscheen [medeverdachte 6] samen met [medeverdachte 4] op het politiebureau Balistraat te Amsterdam. [medeverdachte 6] verklaarde dat hij en zijn ouders werden bedreigd en dat hij twee keer had kunnen ontsnappen aan een ontvoering. Toen [medeverdachte 6] apart genomen werd, vertelde hij dat hij verantwoordelijk werd gehouden voor een incident en dat personen geld van hem wilden. Hij vreesde voor zijn leven. [medeverdachte 6] gaf het telefoonnummer van [slachtoffer] en zei dat [slachtoffer] kon vertellen waar het over ging. [19] [20] In een later politieverhoor verklaarde [medeverdachte 6] dat [slachtoffer] hem lastigviel omdat hij iets kwijt was. [21]
De vader van [medeverdachte 6] verklaarde dat op 7 november 2016 twee Turkse mannen aan de deur waren geweest, ene ‘ [bijnaam 2] ’ en een forse man met de naam ‘ [bijnaam 3] ’. De mannen waren op zoek geweest naar [medeverdachte 6] omdat hij of vrienden van hem iets van hen hadden weggenomen. [medeverdachte 6] was echter niet meer thuis geweest sinds 7 november 2016. [22] De zus van [medeverdachte 6] heeft op 22 december 2016 verklaard dat haar broer in Koeweit verbleef omdat hij bang was voor represailles. [medeverdachte 6] zou hebben gezegd dat er ‘iets’ van iemand was weggenomen en dat anderen datgene nu in bezit hadden. [medeverdachte 6] zou door beide partijen zijn bedreigd. [23]
In verband met de bedreigingen jegens [medeverdachte 6] en zijn ouders heeft de politie [slachtoffer] op 16 november 2016 bezocht en hem over deze bedreigingen gesproken. [slachtoffer] verklaarde toen dat hij op 7 november 2016 in Amstelveen in de ochtend was beroofd van iets met een waarde van 25.000 euro, niet zijnde geld. Twee Marokkaanse mannen zouden ieder een pistool op zijn hoofd hebben gezet. [medeverdachte 6] zou als bemiddelaar hebben opgetreden. [24]
Deze verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door een aantal andere bevindingen in het onderzoek.
4.2.3.2. Ontmoeting in de ochtend van 7 november 2016 in Amstelveen
Uit de resultaten van de technische acties op de mobiele telefoonnummers van [slachtoffer] (* [nummer] ), [medeverdachte 1] (* [nummer] ), [verdachte] (* [nummer] ), [medeverdachte 4] (* [nummer] ), [medeverdachte 6] (* [nummer] ) en [medeverdachte 5] (* [nummer] ), de OVC-gesprekken in de witte Volkswagen Golf en de track & trace gegevens van de huurauto van [verdachte] kan worden opgemaakt dat in de ochtend van 7 november 2016 rond 9.30 uur een ontmoeting heeft plaatsgevonden in Amstelveen tussen in ieder geval [slachtoffer] , [medeverdachte 1] en [verdachte] .
[medeverdachte 1] zei in een gesprek op 6 november 2016 om 16.00 uur tegen [medeverdachte 6] dat hij tegen ‘hen’ moest zeggen ‘morgenochtend’. [25] Rond 19.00 uur sprak [medeverdachte 1] af met een onbekende man, naar later bleek [slachtoffer] , bij de Kentucky Fried Chicken op de Jan van Galenstraat te Amsterdam om te spreken over de dag erna. [26] [27] In telefoongesprekken met [slachtoffer] later op de avond zei [medeverdachte 1] dat het 1000 procent zeker morgen was en dat hij [slachtoffer] daar om half 10 zou zien. [medeverdachte 1] zou [slachtoffer] het adres sturen. [28] Kort voor middernacht heeft [medeverdachte 4] een sms naar [medeverdachte 6] gestuurd met de inhoud
“ [adres 1] Amstelveen bel die Turk morgen vroeg rijd met hem mee”. [29]
De telefoons van [medeverdachte 1] en [verdachte] peilden die avond tussen 22:00 en 23:00 uur in de buurt van de [adres 1] in Amstelveen en [medeverdachte 1] bevestigde aan zijn moeder die avond tijdens een telefoongesprek dat hij zich in Amstelveen bevond. [30]
Op 7 november 2016 rond 8.15 uur heeft [verdachte] met een door hem gehuurde Mercedes Benz met kenteken [kenteken] [medeverdachte 1] opgehaald in de buurt van diens ouderlijke woning op de [adres 2] te [plaats] . [31] [32] De telefoon van [medeverdachte 1] peilde vervolgens uit in de buurt van de verblijfplaats van [medeverdachte 5] in [plaats] . [33] [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 5] gebeld en tegen hem gezegd dat hij naar beneden moest komen met een tasje en een pet. Of [medeverdachte 5] daarna ook in de Mercedes is gestapt, is onduidelijk gebleven. Er is slechts één OVC-gesprek waarin zijn stem is herkend en er zijn geen verdere aanwijzingen voor zijn aanwezigheid gedurende de rest van de dag.
Zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] hebben na het bezoek aan [medeverdachte 5] geprobeerd telefonisch contact te krijgen met [medeverdachte 6] , die de oproepen niet beantwoordde. [34] [35] [medeverdachte 6] had rond 9.00 uur wel telefonisch contact met [slachtoffer] . De telefoon van [medeverdachte 6] peilde die ochtend tot ongeveer 11.00 uur uit in Amsterdam-Oost. [36]
De Mercedes is om 8.50 uur uit Amsterdam vertrokken en naar Amstelveen gereden. De telefoons van [medeverdachte 1] en [verdachte] straalden een kwartier later zendmasten aan op Schiphol-Oost, gelegen op de route naar Amstelveen. [37] De Mercedes arriveerde rond 9.15 uur in Amstelveen in de buurt van de [adres 1] . [38] De telefoon van [medeverdachte 1] was vanaf 9.15 uur uitgeschakeld en gaf geen paallocaties meer aan. [39] Om 9.30 uur belden [slachtoffer] en [verdachte] met elkaar, terwijl allebei hun telefoons een zendmast aanstraalden in de nabije omgeving van de [adres 1] te Amstelveen. [40] [41]
4.2.3.3. Diefstal
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de tap- en OVC-gesprekken ook worden afgeleid dat [slachtoffer] tijdens zijn ontmoeting met in ieder geval [medeverdachte 1] en [verdachte] op 7 november 2016 in Amstelveen is bestolen.
Uit de OVC-gesprekken van 6 november 2016 blijkt dat [medeverdachte 1] die middag en avond samen met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en nog een onbekende man in de Volkswagen Golf zat. [42] Uit de inhoud van de gesprekken kan worden afgeleid dat zij [slachtoffer] aan het achtervolgen en observeren waren.
Nadat de auto rond 19.00 uur wegreed bij de Kentucky Fried Chicken op de Jan van Galenstraat te Amsterdam, werd door hen gesproken over de persoon die [medeverdachte 1] zojuist had ontmoet. Dat deze persoon [slachtoffer] was, leidt de rechtbank onder andere af uit de opmerking dat de man in een kleine blauwe auto reed. [43] Later bleek dat [slachtoffer] gebruik maakte van een kleine blauwe auto. [44] Verder kende [medeverdachte 4] de persoon. Hij had het over ‘ [bijnaam 4] , die dikke, die bij autotaxi werkt’. [45] De voornaam van [slachtoffer] is ‘ [voornaam slachtoffer] ’ en hij was werkzaam als taxichauffeur. [46] [medeverdachte 4] wist waar de man woonde en wees een woning aan op de [adres 3] ter hoogte van nummer [huisnummer] te [plaats] . Uit onderzoek is naar voren gekomen dat [slachtoffer] woonachtig was op het adres [adres 3] te [plaats] . [47]
In het gesprek dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en de onbekende man in de auto voerden tijdens de observatie van [slachtoffer] spraken zij erover dat [slachtoffer] een kilo bij zich had. Ook werden de termen ‘bossen’, ‘raggen’, ‘trekken’ en ‘blokken’ gebezigd. Door de onbekende man werd gezegd:
“Trek die tas en ren! 8 doezoe de man nu”. [medeverdachte 1] zei:
“Hij zegt tien dertig kan ik brengen. Daarom deze ga ik morgen pakken. [bijnaam 1] gaat hem zo aanpakken. Zonder volgens mij pipa”. Ook zei [medeverdachte 1] :
“ [bijnaam 5] je trekt hem heel simpel he. Uit zijn hand en rennen.”en
“Ik ga hem pakken tamara”. Volgens [medeverdachte 1] zouden ze morgen zes ‘doezoe’ de man hebben en moesten ze het met zijn vieren delen. [48]
Eerder die middag had [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] in de auto verteld dat hij net een kilo had kunnen pakken. Ook sprak [medeverdachte 1] met [medeverdachte 4] erover dat hij ‘ [bijnaam 1] ’ een Turk uit Bos en Lommer zou laten ‘pakken’. [medeverdachte 1] sprak ook letterlijk over ‘rippen’. De ‘papieren’ moesten met zijn vieren worden gedeeld. [49]
Later op de avond, toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] samen in de auto zaten en op de [adres 3] reden, zei [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] :
“Ik kan hem ook gewoon hier klaren met piepa”. [50]
Uit de hiervoor aangehaalde afgeluisterde tap- en OVC-gesprekken en de peilbakengegevens blijkt een duidelijk misdadig doel dat verdachten voor ogen hadden: zij wilden [slachtoffer] beroven van verdovende middelen. Dat deze diefstal uiteindelijk ook heeft plaatsgevonden, leidt de rechtbank af uit tap- en OVC-gesprekken na de afspraak op 7 november 2016 in de ochtend in Amstelveen en hetgeen [slachtoffer] hierover tegen de politie heeft gezegd.
Op 7 november 2016, in de middag na de diefstal, hadden [medeverdachte 1] en [verdachte] een gesprek in de Volkswagen Golf, waarin [medeverdachte 1] zei dat hij blij zou zijn als de ‘green’ weg was. Dat alles snel weg moest omdat ze anders ‘gechinst’ zouden worden. [51] [medeverdachte 1] zei dat hij [verdachte] zonder tas terug zag komen. [verdachte] zei dat hij de tas al in zijn handen had en kon rennen. [verdachte] zei:
“Maakt niet uit hoor, we hebben em toch”, waarop [medeverdachte 1] reageerde:
“jajaja, daar gaat het uiteindelijk om”. [verdachte] zei ook nog tegen [medeverdachte 1] :
“Ze weten dat ik rip!” [52]
Op 17 november 2016 is er een gesprek opgenomen tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de Volkswagen Golf. Terwijl zij op de [adres 3] reden, zei [medeverdachte 1] :
“Hier woont die Turk die ik geroofd heb he. In deze straat”. [53]
Op 19 november 2016 vertelde [medeverdachte 1] in een telefoongesprek tegen [verdachte] dat hij ‘die Turkie uit Amstelveen’ zag. [medeverdachte 1] had het erover dat die persoon in zijn kleine blauwe auto reed en dat het de grote vriend van [verdachte] was omdat hij nog veel geld van [verdachte] kreeg. [54]
Op 24 november 2016 vertelde [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat hij ‘ [bijnaam 3] ’ was tegengekomen in Zandvoort. Hij had gelijk zijn ‘gono’ gepakt en was weggereden. [55] [slachtoffer] heeft verklaard dat [bijnaam 3] een vriend van hem is. [56] De naam [bijnaam 3] komt ook voor in het tapgesprek waarin [medeverdachte 1] [medeverdachte 6] vroeg om het telefoonnummer van [bijnaam 3] . [57] De vader van [medeverdachte 6] verklaarde dat ene ‘ [bijnaam 3] ’ aan zijn deur had gestaan. [58]
4.2.3.4. Kilo cocaïne
Dat de diefstal op 7 november 2016 zag op een kilo cocaïne, leidt de rechtbank af uit hierboven reeds aangehaalde tap- en OVC-gesprekken tussen de verdachten, waarin zij spraken over kilo’s, coke, ‘blokkoes’ en een buit van (ongeveer) 24.000 euro. [slachtoffer] heeft verklaard te zijn bestolen van iets met een waarde van 25.000 euro, niet zijnde geld. Een bedrag van dergelijke hoogte kan als straatwaarde van een kilo cocaïne worden verwacht. Bovendien wil [slachtoffer] niet zeggen van welk goed hij is bestolen, wat er volgens de rechtbank op duidt dat het gestolene mogelijk crimineel van aard was. Op grond van het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat [slachtoffer] op 7 november 2016 is bestolen van een kilo cocaïne.
4.2.3.5. (Dreiging met) geweld
Er is in het dossier geen ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer] dat er tijdens de diefstal twee pistolen op zijn hoofd zijn gericht. Hoewel in de tap- en OVC-gesprekken door de verdachten wel meerdere keren is gesproken over het al dan niet gebruiken van wapens, is dit onvoldoende. Er werd immers ook gesproken over het ‘pakken zonder piepa’. De rechtbank vindt dus niet bewezen dat bij de diefstal van de kilo cocaïne sprake was van (een dreiging met) geweld.
4.2.3.6. De rol van [verdachte]
[medeverdachte 1] heeft in de OVC-gesprekken meerdere malen gesproken over de uit te voeren diefstal op [slachtoffer] , waarbij hij meerdere malen de naam ‘ [bijnaam 1] ’ heeft laten vallen. Zo zei hij:
“Ik ga met [bijnaam 1] erheen lopen….Ik laat [bijnaam 1] hem pakken”en “
Daarom wil ik [bijnaam 1] . Hij heeft 1 echte maar ook een neppe, ook die kant op. Laat hem het regelen, geef mij mij…hij moet wel door 4en delen”. [59] heeft bij de politie zelf verklaard dat hij door sommige mensen ‘ [bijnaam 1] ’ wordt genoemd. [60]
Zoals hiervoor beschreven, vindt de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] op 7 november 2016 rond 9.30 uur in Amstelveen waren. Ook kan worden vastgesteld dat zij de avond daarvoor samen in Amstelveen zijn geweest. De telefoonnummers hebben die avond diverse malen contact met elkaar gehad. Rond 21.30 uur peilden ze allebei uit in de buurt van de woning van [medeverdachte 1] in [plaats] . Tussen 22.00 en 23.00 uur peilden ze allebei diverse malen uit in Amstelveen in de buurt van de [adres 1] en bewogen ze met elkaar mee. [medeverdachte 1] zei in een telefoongesprek met zijn moeder dat hij in Amstelveen was. [61]
[slachtoffer] heeft op 7 november 2016 meerdere keren geprobeerd om in contact te komen met [medeverdachte 1] en [verdachte] . [62] De telefoon van [verdachte] straalde vanaf 9.58 uur zendmasten aan met paallocaties vanaf Amstelveen richting IJburg. Vervolgens straalde de telefoon van [verdachte] zendmasten aan met paallocaties richting Amsterdam-Zuid, waar [medeverdachte 1] zich om 11.00 uur heeft gemeld bij zijn taakstraf op de Lutmastraat. [63] [64] Rond 12.30 uur vroeg [medeverdachte 1] aan [verdachte] of hij hem daar kon komen ophalen, waarop [verdachte] antwoordde dat die kleine hem komt ophalen omdat hij zelf zijn auto meteen kon ruilen. [65] Uit de gegevens van de verhuurder van de Mercedes blijkt dat [verdachte] een uur daarna de Mercedes heeft omgeruild voor een Audi. [66] Rond 14.00 uur die middag belde [medeverdachte 1] met zijn broer terwijl hij op weg was naar IJburg en zei hij tegen hem dat hij klaar moest staan met de bruine Lacoste tas die hij net aan hem had gegeven. [67]
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] en [verdachte] zowel de avond voor de diefstal als op het moment van de diefstal samen in Amstelveen aanwezig waren. De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte] degene is geweest die de daadwerkelijke diefstal heeft gepleegd. [medeverdachte 1] heeft een aansturende rol gehad in de voorbereiding van de diefstal; samen hebben ze een voorverkenning gedaan op 6 november 2016 en een ontmoeting met [slachtoffer] geregeld. [medeverdachte 1] heeft [verdachte] in de ochtend van 7 november 2016 naar de met [slachtoffer] afgesproken plek gebracht en is na de diefstal samen met [verdachte] richting IJburg gereden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] en dat zij dus tezamen en in vereniging [slachtoffer] hebben bestolen van een kilo cocaïne.
De rechtbank acht ook bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde.
In de woning van [verdachte] is een hoeveelheid wit poeder aangetroffen, dat fenacetine bleek te zijn. [68] [69] Fenacetine is een versnijdingsmiddel voor cocaïne. [70] [verdachte] heeft verklaard dat hij wist waar fenacetine voor gebruikt wordt en dat hij het in zijn woning aanwezig had. Hij heeft zelfs verklaard het te hebben getest. [71]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte]
Ten aanzien van feit 1:
op 7 november 2016 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen circa één kilogram cocaïne, toebehorende aan [slachtoffer] ;
Ten aanzien van feit 2:
op 6 december 2016 te Amsterdam om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken van cocaïne, voor te bereiden, circa 900 gram versnijdingsmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. [verdachte] is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. Hij is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Hieraan dienen volgens de officier van justitie de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, te worden gekoppeld. Hierbij heeft zij gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
[verdachte] is in het verleden verschillende malen veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten. Volgens de reclassering heeft [verdachte] structuur en drang nodig om zijn leven vorm te kunnen geven.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat [verdachte] integraal dient te worden vrijgesproken en dat aan hem dus geen straf dient te worden opgelegd.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht bij een bewezenverklaring de eis te matigen. Er dient aansluiting te worden gezocht bij de oriëntatiepunten voor een tasjesroof, nu er steeds is gesproken over het trekken aan een tas. De oriëntatiepunten vermelden een gevangenisstraf van drie maanden, die in combinatie met een bedreiging kan oplopen tot zes maanden. Op het strafblad van [verdachte] staan geen andere berovingen vermeld. Uit het dossier blijkt niet dat het slachtoffer zich onveilig voelt door wat hem is overkomen, hij heeft niet eens aangifte gedaan.
Ook dient volgens de raadsman rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . De reclassering heeft aangegeven graag verder met [verdachte] te willen werken. In het verleden heeft hij een zwervend bestaan geleid en het gaat nu eindelijk goed met hem. Deze ontwikkelingen moeten niet doorbroken worden. Bij het bepalen van de hoogte van de straf dient meegewogen te worden dat [verdachte] door de elektronische controle ook lange tijd in zijn vrijheid is beperkt. De raadsman heeft verzocht de schorsingsvoorwaarden aan te passen in die zin dat de voorwaarden betreffende de elektronische controle komen te vervallen.
De raadsman heeft verzocht aan [verdachte] niet opnieuw een vrijheidsbenemede straf op te leggen. Eventueel kan aan hem een taakstraf worden opgelegd. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om bij een veroordeling tot een langere gevangenisstraf dan het reeds ondergane voorarrest de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het zaaksdossier ‘Amstelveen’ blijkt dat [verdachte] zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan een voltooide ripdeal in Amstelveen. Hierbij hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] een kilo cocaïne buitgemaakt. Via enkele tussenpersonen werd een afspraak gemaakt met het slachtoffer [slachtoffer] , waarna beide partijen elkaar in Amstelveen zouden treffen. Voorafgaand aan dit treffen hadden de verdachten al het plan opgevat het slachtoffer cocaïne afhandig te maken zonder hiervoor te betalen. Niet is komen vast te staan hoe de ripdeal precies is verlopen en of bijvoorbeeld gebruik is gemaakt van (bedreiging met) vuurwapens. Wel is duidelijk geworden dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zowel op de avond voor de diefstal als tijdens de diefstal samen op de plaats delict waren. Na de diefstal zijn zij samen vertrokken. Het spreekt voor zich dat een geraffineerde diefstal als deze bedreigend is voor het slachtoffer. Een dergelijk misdrijf, op straat, brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer angst en gevoelens van onveiligheid teweeg. Hierbij heeft [verdachte] kennelijk in het geheel niet stilgestaan en heeft slechts zijn eigen belang en het belang van zijn medeverdachte – te weten het zonder er voor te betalen verkrijgen van een behoorlijke hoeveelheid cocaïne – voorop gesteld. Het plegen van een ripdeal zorgt daarnaast voor onrust bij andere partijen die zich bezighouden met de handel in verdovende middelen, hetgeen aanleiding zou kunnen zijn voor nog meer criminaliteit.
[verdachte] heeft verder in zijn woning een hoeveelheid van het versnijdingsmiddel fenacetine voorhanden gehad, bestemd voor het bewerken van cocaïne. Cocaïne is een voor de volksgezondheid gevaarlijke stof, terwijl het gebruik van en de handel in cocaïne bovendien direct en indirect leidt tot vele andere vormen van criminaliteit en aldus een bron van overlast voor de samenleving vormt. [verdachte] heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
Met betrekking tot de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad, gedateerd 14 november 2017. Hieruit blijkt dat [verdachte] meerdere malen eerder is veroordeeld voor onder andere vermogensdelicten.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het over [verdachte] uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 10 mei 2017, opgesteld door M. Staphorst. Volgens de reclassering is er sprake van een onstabiele levenssituatie en problematiek op alle leefgebieden. De indruk bestaat dat [verdachte] structuur en drang nodig heeft om zijn leven vorm te kunnen geven. In een vrijwillig kader toont hij zich niet gemotiveerd om werk of zinvolle dagbesteding te verkrijgen of zijn problematiek aan te pakken. Een toezicht met een meldplicht, ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatiegebod, het meewerken aan dagbesteding en schuldhulpverlening is dan ook geïndiceerd om gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen. Het inzetten van elektronische controle wordt door de reclassering noodzakelijk geacht gezien de voornamelijk externe motivatie van [verdachte] . De reclassering heeft geadviseerd aan [verdachte] een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Ter terechtzitting heeft M.J.C.M. van der Vloet, reclasseringswerker, verklaard dat [verdachte] zich tijdens zijn huidige schorsingstoezicht de afgelopen drie maanden aan alle voorwaarden heeft gehouden. Hij heeft een aantal dagen in de week dagbesteding bij een fietsenmaker. Zijn woning heeft hij kunnen behouden, de schuldhulpverlening is opgestart en hij krijgt een uitkering. De eerder genoemde criminogene factoren lijken dus niet meer aanwezig. Volgens Van der Vloet staat het eerdere reclasseringsadvies nog steeds, met uitzondering van de woonvoorziening omdat [verdachte] zijn eigen woning heeft. De behandeling is nog niet van start gegaan. Hij is wel aangemeld, maar hij staat nog op de wachtlijst. Er zal eerst diagnostiek plaats moeten vinden om te bezien welke behandeling [verdachte] zal moeten ondergaan. Gezien de wijze waarop [verdachte] contact heeft onderhouden met de reclassering, is het elektronisch toezicht volgens Van der Vloet niet meer noodzakelijk. Wanneer [verdachte] zou moeten terugkeren in detentie, bestaat er een grote kans dat hij zijn woning verliest met alle gevolgen van dien.
Gezien de ernst van de feiten kan volgens de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt er echter ook rekening mee dat [verdachte] de afgelopen drie maanden onder toezicht van de reclassering positieve ontwikkelingen doormaakt. Alhoewel eerdere bemoeienis van de reclassering tot niets heeft geleid, omdat [verdachte] niet gemotiveerd was om mee te werken en slechts anderen de schuld gaf van zijn problemen, ziet de rechtbank in de veranderde houding van [verdachte] reden de recente ontwikkelingen niet te doorbreken door hem terug naar de gevangenis te sturen. Het is nu aan [verdachte] om deze kans aan te grijpen en te laten zien dat hij daadwerkelijk gemotiveerd is om zijn leven op de rit te krijgen en zijn criminele verleden achter zich te laten. Gelet op het verloop in het verleden, vindt de rechtbank het wel aangewezen om een stevig deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, waarbij de voorwaarden betreffende de woonvoorziening en de elektrische controle komen te vervallen. Daarnaast krijgt [verdachte] een taakstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Daarnaast zal aan [verdachte] een taakstraf voor de duur van 120 uur worden opgelegd.

9.Beslag

9.1.
Beslaglijst
Onder [verdachte] zijn voorwerpen in beslag genomen, zoals weergegeven op de beslaglijst. Deze beslaglijst is als
bijlage IIaan dit vonnis gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
9.2.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot verbeurdverklaring van de items genoemd onder nummers 3 en 4. De items genoemd onder nummers 1, 2 en 5 kunnen volgens de officier van justitie worden geretourneerd aan [verdachte] .
9.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.4.
Het oordeel van de rechtbank
9.4.1.
Verbeurd verklaring
Het voorwerp genoemd onder 3 behoort aan [verdachte] toe. Nu met behulp van dat voorwerp het onder 2 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
9.4.2.
Retour aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen genoemd onder 1, 2, 4 en 5 op de beslaglijst kunnen worden geretourneerd aan [verdachte] .

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33a, 33b, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
[verdachte] wordt hierna als ‘verdachte’ aangeduid.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
twaalf maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
vijf maanden, van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij de Reclassering Inforsa op het adres Keizersgracht 572 te Amsterdam, zich zal houden aan de aanwijzingen van deze instelling en zich gedurende door Reclassering Inforsa bepaalde perioden moet blijven melden zo frequent als Reclassering Inforsa gedurende deze perioden nodig acht;
- zal meewerken aan diagnostiek en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek en mogelijke psychiatrische problematiek bij het Forensisch Ambulant Zorgteam (FAZ), (forensische) verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in dat kader door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Veroordeelde zal, indien de Reclassering dat op basis van diagnostiek noodzakelijk acht, voor een kortdurende klinische behandeling voor de duur van maximaal zeven weken worden opgenomen.
- verplicht is om mee te werken aan (het vinden van) dagbesteding, zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht.
- verplicht is om mee te werken aan schuldhulpverlening, zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
 Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.

Verklaart verbeurdhet voorwerp met nummer 3, zoals vermeld op de beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachtevan de voorwerpen met nummers 1, 2, 4 en 5, zoals vermeld op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2018.

Voetnoten

1.Proces verbaal van verdenking (1) d.d. 2 augustus 2016, BOB-dossier documentcode 6924611.
2.Proces-verbaal van verdenking (2) d.d. 10 augustus 2016, BOB-dossier documentcode 7007984.
3.Proces-verbaal aanvraag stelselmatige observatie ex art. 126g Sv d.d. 28 september 2016, BOB-dossier documentcode 7153158.
4.Proces-verbaal van verdenking (2) d.d. 10 augustus 2016, BOB-dossier documentcode 7007984.
5.Proces-verbaal aanvraag opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel ex art. 126l Sv d.d. 6 oktober 2016, BOB-dossier documentcode 7194276.
6.Wijziging bevel observatie ex art. 126g/126o Sv d.d. 29 september 2016, BOB-dossier achter aanvraag met documentcode 7153158.
7.Bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel d.d. 7 oktober 2016, BOB-dossier achter aanvraag met documentcode 7194276.
8.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 25 augustus 2016, BOB-dossier achter aanvraag met documentcode 7056252.
9.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 28 oktober 2016, BOB-dossier [medeverdachte 4] .
10.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 27 oktober 2016, BOB-dossier [medeverdachte 4] documentnummer 7271971.
11.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 1 december 2016, BOB-dossier [verdachte] .
12.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 29 november 2016, BOB-dossier [verdachte] documentnummer 7422760.
13.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 15 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 2] .
14.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 16 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 2] documentnummer 7369177.
15.Bevel opnemen van (tele)communicatie d.d. 29 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 2] .
16.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 28 november 2016, BOB-dossier [medeverdachte 3] documentnummer 7414720.
17.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie d.d. 18 januari 2017, BOB-dossier [medeverdachte 5] documentnummer 7630828.
18.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens telefonie d.d. 13 december 2016, BOB-dossier [medeverdachte 6] documentnummer 7473570.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2016, p. 89-91.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 98-99.
21.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 22 februari 2017, p. 230-234.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 94-95.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2016, p. 139-140.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 98-99.
25.Tapgesprek sessienummer 5927 d.d. 6 november 2016, p. 39.
26.Tapgesprek sessienummer 5953 d.d. 6 november 2016, p. 41.
27.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 67, p. 17.
28.Tapgesprek sessienummer 20299 d.d. 6 november 2016, p. 51.
29.SMS sessienummer 6057 d.d. 6 november 2016, p. 55.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
31.Proces-verbaal huurauto [verdachte] d.d. 13 januari 2017, p. 127-130.
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
33.Tapgesprek sessienummer 20747 d.d. 7 november 2016, p. 77.
34.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
35.Proces-verbaal [medeverdachte 1] mee bij rip Amstelveen d.d. 2 december 2016, p. 72-73.
36.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2017, p. 185-187.
37.Proces-verbaal [medeverdachte 1] mee bij rip Amstelveen d.d. 2 december 2016, p. 72-73.
38.Proces-verbaal huurauto [verdachte] d.d. 13 januari 2017, p. 127-130.
39.Proces-verbaal [medeverdachte 1] mee bij rip Amstelveen d.d. 2 december 2016, p. 71-74.
40.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
41.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2016, p. 131-133.
42.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 17.
43.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 17-18.
44.Proces-verbaal van bevindingen Daewoo Matiz d.d. 2 december 2016, p. 87-88.
45.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 19.
46.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] [slachtoffer] d.d. 11 januari 2017, p. 170-173.
47.Proces-verbaal bevindingen observatie door [medeverdachte 1] d.d. 2 december 2016, p. 83-86.
48.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 68, p. 17-23.
49.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 65, p. 15-16.
50.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 70, p. 24.
51.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 78 p. 24.
52.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 79, p. 25-26.
53.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2016, p. 134-135.
54.Proces-verbaal [medeverdachte 1] komt Turk van Amstelveen tegen d.d. 28 november 2016, p. 100-102.
55.Proces-verbaal tapgesprek [verdachte] komt [bijnaam 3] tegen d.d. 28 november 2016, p. 106-108.
56.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] [slachtoffer] d.d. 11 januari 2017, p. 170-173.
57.Tapgesprek sessienummer 19423 d.d. 6 november 2016, p. 38.
58.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2016, p. 94-95.
59.Proces-verbaal OVC-gesprekken rip Amstelveen d.d. 29 november 2016, sessienummer 65, p. 15-16.
60.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] [verdachte] d.d. 6 december 2016, p. 162.
61.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 64-70.
62.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2016, p. 131-133.
63.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2016, p. 69-70.
64.Proces-verbaal bevindingen reclassering d.d. 4 januari 2017, p. 141.
65.Tapgesprek sessienummer 20778 d.d. 7 november 2016, p. 80.
66.Proces-verbaal huurauto [verdachte] d.d. 13 januari 2017, p. 127-130.
67.Tapgesprek sessienummer 20819 d.d. 7 november 2016, p. 81.
68.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres] te [plaats] d.d. 7 december 2016, p. 114-115.
69.Rapport Forensische Opsporing d.d. 22 december 2016, p. 116.
70.Proces-verbaal Fenacetine d.d. 28 december 2016, p. 117-118.
71.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 6 december 2017, p. 157-166.