ECLI:NL:RBAMS:2018:4413

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
13/751295-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van overleveringsdetentie in verband met stakingen in Belgische gevangenissen

Op 22 juni 2018 heeft de Raadkamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie behandeld. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 en gedetineerd in een Belgische inrichting, had verzocht om opheffing of schorsing van zijn overleveringsdetentie op grond van de Overleveringswet. Tijdens de zitting zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, J. Kuijper, gehoord. De officier van justitie verzette zich tegen het verzoek, stellende dat de staking in de Belgische gevangenissen een overmachtsituatie creëert die schorsing van de detentie niet rechtvaardigt.

De rechtbank overwoog echter dat de staking in de Belgische gevangenissen een reëel gevaar voor onmenselijke en vernederende behandeling met zich meebrengt. Dit leidde tot de conclusie dat de opgeëiste persoon niet feitelijk overgeleverd mag worden aan België. De rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden en het gebrek aan vluchtgevaar, de overleveringsdetentie voor een periode van veertien dagen geschorst kon worden. De opgeëiste persoon had zich eerder gemeld bij de politie en had een vast adres en een eigen onderneming, wat bijdroeg aan de beslissing om de detentie te schorsen.

De rechtbank wees het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie af, maar stond de schorsing toe onder strikte voorwaarden, waaronder het melden bij de politie en het niet verlaten van Nederland. Deze beslissing is genomen door mr. W.A.J.P. van den Reek, rechter, in tegenwoordigheid van G.M. Vernooij-Tol, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751295-17
BESLISSING
De raadkamer van deze rechtbank heeft kennis genomen van het mondelinge gedane verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de overleveringsdetentie uit hoofde van de Overleveringswet (OLW) van:

[opgeëiste persoon] ,

geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] 1987,
woonadres: [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [naam] .
De rechtbank heeft acht geslagen op het dossier, waaronder de stukken die op de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon betrekking hebben.
Bij de behandeling in raadkamer op 22 juni 2018 zijn gehoord de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, J. Kuijper, advocaat te Amsterdam.
De raadsvrouw heeft het verzoek toegelicht.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen inwilliging van het verzoek.
De rechtbank overweegt het volgende.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen inwilliging van het verzoek en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De staking in de Belgische gevangenissen levert een overmachtsituatie op, zodat geen sprake kan zijn van opheffing van de overleveringsdetentie. Verder is schorsing van de overleveringsdetentie niet mogelijk nadat, zoals in deze zaak het geval is, de rechtbank de overlevering heeft toegestaan.
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie afwijzen, maar het verzoek tot schorsing voor na te melden duur toewijzen. De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen.
Vaststaat dat er in inrichting te [plaats] waar de opgeëiste persoon na feitelijke overlevering gedetineerd zal worden, wordt gestaakt. Dit betekent dat er minst genomen een serieuze aanwijzing is dat sprake is van een reëel gevaar van blootstelling aan een onmenselijke en vernederende behandeling. Dit brengt mee dat de opgeëiste persoon niet feitelijk overgeleverd mag worden aan België. Hij kan daar zelf niets aan doen. Niet gezegd kan worden dat de Belgische autoriteiten hier niets aan kunnen doen. Nu – nog steeds – geen sprake is van vluchtgevaar, rechtvaardigen deze uitzonderlijke omstandigheden een schorsing van de overleveringsdetentie voor de duur van veertien dagen of zoveel korter als de staking van het gevangenispersoneel in België voortduren.
Bij haar oordeel dat het risico, dat de opgeëiste persoon zich aan overlevering zal onttrekken, zo gering is dat zijn detentie onder de hierna te stellen voorwaarden kan worden geschorst heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen:
- de opgeëiste persoon heeft zich indertijd zelf gemeld bij de politie nadat hij had vernomen dat er tegen hem een EAB was uitgevaardigd;
- de opgeëiste persoon heeft een vast adres waar hij verblijft met zijn gezin;
- de opgeëiste persoon heeft een eigen onderneming;
- de opgeëiste persoon is na zijn aanhouding geschorst en heeft zich tijdens de schorsing aan de hem opgelegde voorwaarden gehouden.

BESLISSING:

Wijst af het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie.
Wijst toe het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie.
Beveelt de schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met onmiddellijke ingang voor de duur van veertien dagen of zoveel korter als de staking van het gevangenispersoneel in België voort duurt, onder de navolgende voorwaarden.
1. de opgeëiste persoon zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de overleverings-detentie onttrekken, als het bevel tot schorsing wordt opgeheven;
2. de opgeëiste persoon zal aan iedere oproeping in deze zaak van de kant van justitie of politie gevolg geven;
3. de opgeëiste persoon zal verblijven op het adres [adres] , [woonplaats] ;
4. de opgeëiste persoon zal de rechtbank en de officier van justitie schriftelijk van iedere
adreswijziging op de hoogte stellen;
5. de opgeëiste persoon zal ieder op zijn naam gesteld reisdocument in bewaring laten bij de officier van justitie;
6. de opgeëiste persoon zal Nederland niet verlaten;
7. de opgeëiste persoon zal zich tweemaal per week op maandag en donderdag tussen 9.00 uur en 17.00 uur melden op het bureau van politie [plaats] .
Deze beslissing is genomen op 22 juni 2018 door:
mr. W.A.J.P. van den Reek, rechter
in tegenwoordigheid van G.M. Vernooij-Tol, griffier.