ECLI:NL:RBAMS:2018:4413
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van overleveringsdetentie in verband met stakingen in Belgische gevangenissen
Op 22 juni 2018 heeft de Raadkamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie behandeld. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 en gedetineerd in een Belgische inrichting, had verzocht om opheffing of schorsing van zijn overleveringsdetentie op grond van de Overleveringswet. Tijdens de zitting zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, J. Kuijper, gehoord. De officier van justitie verzette zich tegen het verzoek, stellende dat de staking in de Belgische gevangenissen een overmachtsituatie creëert die schorsing van de detentie niet rechtvaardigt.
De rechtbank overwoog echter dat de staking in de Belgische gevangenissen een reëel gevaar voor onmenselijke en vernederende behandeling met zich meebrengt. Dit leidde tot de conclusie dat de opgeëiste persoon niet feitelijk overgeleverd mag worden aan België. De rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden en het gebrek aan vluchtgevaar, de overleveringsdetentie voor een periode van veertien dagen geschorst kon worden. De opgeëiste persoon had zich eerder gemeld bij de politie en had een vast adres en een eigen onderneming, wat bijdroeg aan de beslissing om de detentie te schorsen.
De rechtbank wees het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie af, maar stond de schorsing toe onder strikte voorwaarden, waaronder het melden bij de politie en het niet verlaten van Nederland. Deze beslissing is genomen door mr. W.A.J.P. van den Reek, rechter, in tegenwoordigheid van G.M. Vernooij-Tol, griffier.