ECLI:NL:RBAMS:2018:4393

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
13/751003-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot witwassen en oplichting

Op 21 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). Deze vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van het Tribunal d’Arrondissement de Diekirch in Luxemburg. Het EAB, dat op 31 oktober 2017 is uitgevaardigd, heeft betrekking op de opgeëiste persoon, geboren in 1967, die wordt verdacht van witwassen en oplichting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

Tijdens de openbare zitting op 7 juni 2018 heeft de rechtbank de vordering behandeld. De officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, was aanwezig, evenals de opgeëiste persoon, die werd bijgestaan door haar advocaat, mr. D.W.H. Wolters. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten, maar kon dit niet aantonen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De officier van justitie heeft gevorderd om af te zien van de weigeringsgrond, omdat de overlevering in het belang van een goede rechtsbedeling is. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn en heeft de overlevering toegestaan, waarbij de garantie is gegeven dat de opgeëiste persoon haar straf in Nederland zal mogen ondergaan indien zij in Luxemburg wordt veroordeeld. De uitspraak is gedaan door de rechters J.A.A.G. de Vries, H.B. van Gijn en R.A.J. Hübel, in aanwezigheid van griffier D. Smeets.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751003-18
RK-nummer: 18/2007
Datum uitspraak: 21 juni 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 maart 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 oktober 2017 (ontvangen op 15 november 2017) door de onderzoeksrechter van het
Cabinet d’Instruction du Tribunal d’Arrondissement de Diekirch(Luxemburg) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
verblijvende op het adres [adres] , [plaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 juni 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich laten bijstaan door mr. D.W.H. Wolters, advocaat in Hoofddorp.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De advocaat heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 31 oktober 2017 van de Onderzoeksrechter van
Tribunal d’Arrondissement de Diekirch.
De overlevering wordt verzocht voor een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Luxemburg strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 9 en 20, te weten:
9. witwassen van opbrengsten van misdrijven;
20. oplichting
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Luxemburg een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Zij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Haar overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als zij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, zij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 30 mei 2018 de volgende garantie gegeven:
[opgeëiste persoon] having shown to have Dutch nationality, pursuant to Article 5, paragraph 3 of the Framework Decision on the European arrest warrant, the public prosecutor and myself guarantee that, in case [opgeëiste persoon] is sentenced to an unconditional prison sentence without appeal in Luxembourg after the surrender, she will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands with the possibility to adapt the sentence to Dutch regulations.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
De 4 bedoelde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
Feiten 1 en 2:
Medeplegen van of medeplichtigheid aan valsheid in geschrift (artikel 225 lid 1 Wetboek van strafrecht (WvSr)
Medeplegen van of medeplichtigheid aan het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst (artikel 225 lid 2 WvSr)
Feiten 3 en 4:
Medeplegen van of medeplichtigheid aan opzetheling (416 WvSr) en/of
Medeplegen van of medeplichtigheid aan oplichting (artikel 326 WvSr) en/of
Medeplegen van of medeplichtigheid aan witwassen (artikel 420bis WvSr)
Aan deze voorwaarde van dubbele strafbaarheid is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
7.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB betrekking heeft op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de OLW verbiedt in een dergelijk geval de overlevering voor deze feiten.
De officier van justitie heeft echter overeenkomstig artikel 13, tweede lid, van de OLW gevorderd dat wordt afgezien van de weigeringsgrond en daartoe de volgende argumenten aangevoerd:
  • het onderzoek is in Luxemburg aangevangen;
  • het bewijs bevindt zich in Luxemburg;
  • de medeverdachten worden in Luxemburg vervolgd of zijn daar al veroordeeld;
  • [naam bedrijf S.A.] is een in Luxemburg gevestigd bedrijf;
  • het rechtsgevolg heeft zich in Luxemburg voorgedaan;
  • medeverdachten zijn al eerder aan Luxemburg overgeleverd.
Het voorgaande brengt volgens de officier van justitie mee dat uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling overlevering aan de Luxemburgse autoriteiten dient plaats te vinden en overname van de strafzaak door Nederland niet de voorkeur verdient.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 13, tweede lid, van de OLW haar slechts een marginale toetsing van de vordering van de officier opdraagt en voor een verdergaande beoordeling geen ruimte biedt. Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Er dient dan ook te worden afgezien van de in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de OLW bedoelde weigeringsgrond.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 48, 225, 326, 416, 420bis Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter van het
Cabinet d’Instruction du Tribunal d’Arrondissement de Diekirchvoor het in Luxemburg tegen haar gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. H.B. van Gijn en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juni 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.