ECLI:NL:RBAMS:2018:4390

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
13/751831-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor terugkeer naar Nederland

Op 21 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). Deze vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings in Turnhout, België. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft en in 1962 is geboren. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 7 juni 2018, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van twee jaar is opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering alleen kan worden toegestaan als het vonnis nog niet onherroepelijk is en de opgeëiste persoon de mogelijkheid heeft om rechtsmiddelen aan te wenden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat aan deze voorwaarden is voldaan, omdat het vonnis niet onherroepelijk is en de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling van de zaak in België.

Daarnaast heeft de rechtbank de garantie van de Procureur des Konings van Antwerpen beoordeeld, die waarborgt dat de opgeëiste persoon na overlevering in Nederland zal terugkeren om zijn straf te ondergaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. Gezien het ontbreken van weigeringsgronden heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751831-16
RK-nummer: 17/4581
Datum uitspraak: 21 juni 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 juni 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 juli 2016 (ontvangen op 10 augustus 2016) door het Parket van de Procureur des Konings in Turnhout (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens op het adres [adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 juni 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.A.E. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich laten bijstaan door zijn raadsman, mr. M. Broere, advocaat in Roosendaal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22 van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De raadsman heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen, Afdeling Turnhout van 5 mei 2014, griffienummer 14/845 inzake TU60.L2.2575-13.
De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de twee feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, van de OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander als de overlevering is gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De overlevering kan dan ook alleen worden toegestaan als het vonnis nog niet onherroepelijk is en de opgeëiste persoon de mogelijkheid geboden wordt enig rechtsmiddel tegen het vonnis in te stellen om in persoon ter terechtzitting te verschijnen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, van de OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, van de OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat (i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder d) het volgende vermeld:
X 3.4. de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
— de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend; en
— de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing; en
— de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet (namelijk 15 dagen) of hoger beroep aan te tekenen (namelijk 30 dagen).
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze garantie aan de eisen van artikel 12, aanhef en sub d, van de OLW.
Uit het voorgaande volgt dat het vonnis voor de toepassing van artikel 6 van de OLW niet onherroepelijk is en dat het EAB moet worden geacht te strekken tot (verdere) strafvervolging. De weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, van de OLW is dus niet aan de orde.

4.Strafbaarheid

4.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feit A waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Dit feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2.
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft feit B niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, als wordt voldaan aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e van de OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Diefstal

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings van Antwerpen heeft op 9 februari 2018 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
Aan deze voorwaarde van dubbele strafbaarheid is voldaan. De onder 4 bedoelde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de OLW gegeven verbod.
Diefstal
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

Artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6, 7 en 12 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de Procureur des Konings in Turnhout (België) voor de feiten waarvoor zijn overlevering wordt gezocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. H.B. van Gijn en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juni 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.