ECLI:NL:RBAMS:2018:4160

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
13/751150-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Hongaarse onderdaan ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Hongaarse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1975, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 26 april 2018, waarbij de officier van justitie en de advocaat van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om meer informatie te verkrijgen over het verblijfsrecht van de opgeëiste persoon in Nederland.

Bij de heropening van het onderzoek op 31 mei 2018 heeft de rechtbank vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, omdat hij niet kan aantonen dat hij vijf jaar onafgebroken in Nederland heeft verbleven. De rechtbank heeft ook de argumenten van de verdediging over de detentieomstandigheden in Hongarije overwogen, maar heeft geconcludeerd dat er geen objectieve gegevens zijn die wijzen op onmenselijke behandeling in de Hongaarse gevangenis in Szombathely. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan Hongarije toegestaan, zodat hij zijn vrijheidsstraffen kan ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751150-18
RK nummer: 18/1479
Datum uitspraak: 31 mei 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 maart 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 mei 2017 door
the Penal Enforcement Unit of the Budapest Metropolitan Regional Court of Justice(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 april 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn advocaat, mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem en door een tolk in de Hongaarse taal. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst te vragen of de opgeëiste persoon een duurzaam verblijfsrecht als EU-onderdaan heeft en zo ja, of de veroordelingen in Hongarije zouden kunnen leiden tot het intrekken van dat verblijfsrecht.
De rechtbank heeft het onderzoek hervat op de openbare zitting van 31 mei 2018 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn advocaat, mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

3.1.
In het EAB wordt melding gemaakt van een:
  • vonnis van 9 april 2013 van
  • vonnis van 10 december 2009 van
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.2.
De advocaat heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat de overlevering dient te worden geweigerd, omdat een rechtsgeldige grondslag voor het EAB ontbreekt. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de vonnissen in strijd met artikel 2, aanhef en tweede lid, onder c, van de OLW niet voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn, nu de opgeëiste persoon nog de mogelijkheid heeft op een verzetprocedure.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet slaagt. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder b) verklaard dat de vonnissen respectievelijk sinds 3 mei 2013 en 14 januari 2013
final and absoluteoftewel - zo begrijpt de rechtbank - voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn. Het enkele feit dat de opgeëiste persoon het recht heeft verzet in te stellen tegen de verstekvonnissen maakt dit niet anders.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van vonnissen terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandelingen ter terechtzitting die tot de vonnissen hebben geleid, en die - kort gezegd - zijn gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat (i) de betreffende vonnissen na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zullen worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaken opnieuw ten gronde worden behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, dat kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke vonnissen en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder d) en de in e-mail van 25 april 2018 het volgende verklaard:
“The person will be personally served with this decision without delay after the surrender; and when served with the decision, the person will be expressly informed of his right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed; and the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 8 days.”
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12 sub d OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.

5.Strafbaarheid

5.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het eerste feit in het vonnis van the Central District Court of Pest waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
5.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het tweede feit in het vonnis van the Central District Court of Pest en de feiten in het vonnis van the Sopron District Court niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Ten aanzien van het tweede feit in het vonnis van the Central District Court of Pest:
valsheid in geschrift;
Ten aanzien van de feiten in het vonnis van the Sopron District Court:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

6.Artikel 6, vijfde lid, van de OLW, gelijkstelling met een Nederlander

De advocaat heeft betoogd dat de opgeëiste persoon in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander op grond van artikel 6, vijfde lid, van de OLW. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de opgeëiste persoon een vreemdeling is met een verblijfstatus voor onbepaalde tijd die al sinds 7 januari 2013 in Nederland verblijft.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander aangezien uit de Basisregistratie Personen niet blijkt dat de opgeëiste persoon vijf jaar onafgebroken in Nederland heeft verbleven en er geen andere stukken van verblijf zijn overgelegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf. Artikel 6, vijfde lid, OLW verklaart artikel 6, tweede lid, OLW van overeenkomstige toepassing op een vreemdeling, mits aan de volgende drie voorwaarden is voldaan:
de opgeëiste persoon heeft een Nederlandse verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;
de opgeëiste persoon kan in Nederland worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen en;
ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn verblijfsrecht in Nederland zal verliezen ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
De rechtbank heeft de eerste voorwaarde volgens vaste rechtspraak zo uitgelegd dat aangetoond moet worden dat de onderdaan van een andere lidstaat vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Om dat verblijf in Nederland aan te tonen is een inschrijving in de Basisregistratie Personen in beginsel leidend. Uit het dossier blijkt dat de opgeëiste persoon in de periode van 25 februari 2014 tot en met 5 augustus 2015, in de periode van 21 december 2015 tot en met 4 maart 2016 en vanaf 28 februari 2017 niet ingeschreven heeft gestaan en ook nu niet ingeschreven staat. Andere stukken die een onafgebroken verblijf onderbouwen, zijn niet overgelegd. Aan de vraag naar de rechtmatigheid van het verblijf komt de rechtbank niet toe. De rechtbank verwerpt het verweer.
7.
Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: detentieomstandigheden in Hongarije
De advocaat heeft betoogd dat de overlevering dient te worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon mogelijk een onmenselijke behandeling in de Hongaarse penitentiaire instelling wacht. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat hij de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit, inhoudende dat de opgeëiste persoon in de gevangenis in Szombathely wordt geplaatst alwaar de detentieomstandigheden
CPT compliantzijn, betwist.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 21 maart 2018 volgt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Hongarije zal worden geplaatst in de gevangenis in Szombathely. Op deze informatie dient te rechtbank te vertrouwen.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat er voor deze instelling geen bewijzen zijn als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2016 (ECLI:EU:C:2016:198), dat personen die in die instelling gedetineerd zijn, onmenselijk of vernederend worden behandeld. [1] Niet gebleken is van nieuwe, objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden in Szombathely die aanzetten tot het wijzigen van dat oordeel. De rechtbank verwerpt het verweer.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 aanhef en sub d OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 225 en 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Penal Enforcement Unit of the Budapest Metropolitan Regional Court of Justice(Hongarije) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. E.G. Fels en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 mei 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
C