ECLI:NL:RBAMS:2018:4091

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1078
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van zorgprofiel op basis van indicatie en rapportage door CIZ

Op 13 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.E. Koedood, en het CIZ. Eiseres had een indicatie aangevraagd voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor het zorgprofiel VG (Beschermd) wonen met zeer intensieve begeleiding, maar het CIZ had haar een indicatie voor het zorgprofiel VG 05 toegekend. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het CIZ, dat haar bezwaar ongegrond had verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het CIZ zijn besluitvorming had gebaseerd op een rapportage van 6 december 2017, waarin werd geconcludeerd dat hoewel eiseres ernstig probleemgedrag vertoonde, dit met reguliere middelen kon worden behandeld. Eiseres had in beroep aangevoerd dat een deskundige had vastgesteld dat zij in aanmerking kwam voor zorgprofiel VG 07, maar de rechtbank oordeelde dat het CIZ niet ongemotiveerd voorbij was gegaan aan deze informatie. De rechtbank concludeerde dat het CIZ op basis van de rapportage had mogen besluiten om de indicatie voor VG 05 te handhaven.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/1078

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiseres,

wettelijk vertegenwoordigd door [gemachtigde] , tevens gemachtigde van eiseres
en

CIZ, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2017 (het primaire besluit) heeft het CIZ aan eiseres met ingang van 24 juli 2017 voor onbepaalde tijd een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) verleend voor het zorgprofiel VG (Besloten) wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering (hierna: VG 05).
Bij besluit van 2 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft het CIZ het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2018. Partijen zijn ter zitting vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Teven was ter zitting aanwezig [naam 1] , de zus van de gemachtigde van eiseres.

Overwegingen

de feiten
1.1.
Eiseres is bekend met ernstige meervoudige beperkingen en moeilijk verstaanbaar gedrag. Op 26 april 2017 heeft [gemachtigde] , de moeder en wettelijk vertegenwoordiger van eiseres, namens eiseres een aanvraag om zorg op grond van de Wlz gedaan. Verzocht is om toekenning van zorgprofiel VG (Beschermd) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering (hierna: VG 07).
1.2.
Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het CIZ onderzoek verricht. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een rapportage van 21 juli 2017. Blijkens deze rapportage is eiseres blijvend aangewezen op langdurige intensieve zorg en is de score volgens het Consensusprotocol Ernstig Probleemgedrag (de CEP-score) niet op alle terreinen 3. Dat is wel het geval thuis, maar op het [bedrijf] , waar eiseres vijf dagen per week naartoe gaat, is de score 2. Geadviseerd is om aan eiseres het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering (VG 05) toe te kennen.
1.3.
Op basis van de resultaten van het onderzoek heeft het CIZ het primaire besluit genomen. In bezwaar heeft eiseres onder meer informatie overgelegd van [naam 2] (hierna: [naam 2] ), GZ-psycholoog/orthopedagoog, werkzaam bij het [bedrijf] , waaruit blijkt dat eiseres in de maand november 2017 een CEP-score van 3 heeft op het [bedrijf] . Volgens [naam 2] is de verwachting dat eiseres blijvend intensieve zorg nodig zal hebben om toename van gedragsproblemen te voorkomen. De omschrijving bij VG 07 lijkt beter aan te sluiten bij de hulpvragen van eiseres dan haar huidige VG 05 indicatie, aldus De Winter.
1.4.
Het CIZ heeft in bezwaar nogmaals onderzoek verricht. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een rapportage van 6 december 2017 van medisch adviseur [naam 3] (hierna: [naam 3] ). In de rapportage staat vermeld dat de medisch adviseur informatie heeft ingewonnen bij [naam 2] . De adviseur heeft geconcludeerd dat hoewel sprake is van zeer ernstig probleemgedrag, niet gesteld kan worden dat het gedrag van eiseres niet met reguliere middelen kan worden behandeld of begeleid. Eiseres zit momenteel in een periode waarin zij meer probleemgedrag laat zien, maar er is desondanks op het [bedrijf] nu geen aanleiding om het behandel- en begeleidingsaanbod aan te passen. Eiseres heeft niet continu één op één begeleiding nodig vanwege haar probleemgedrag en er is nog geen reden het centrum voor consultatie en expertise (het CCE) te consulteren. In de thuissituatie is nog inzet van behandelmogelijkheden mogelijk. Het [bedrijf] heeft pedagogische gezinsbegeleiding (PPG) geadviseerd, zodat de moeder adviezen kan krijgen om met het moeilijk verstaanbare gedrag om te gaan. Daarmee zouden ook de slaapproblemen van eiseres beter in kaart kunnen worden gebracht. Dat is van belang omdat eiseres op het [bedrijf] vaak vermoeid is en vecht tegen haar slaap. De vermoeidheid heeft geen positieve uitwerking op de ontwikkeling en het gedrag van eiseres.
1.5.
Het CIZ heeft onder verwijzing naar de rapportage van 6 december 2017 in het bestreden besluit overwogen dat zorgprofiel VG 05 noodzakelijk is. Zorgprofiel VG 07 kan niet geïndiceerd worden, omdat – kort gezegd – voor de thuissituatie PPG is geadviseerd en op het [bedrijf] het gedrag van eiseres met reguliere middelen kan worden behandeld of begeleid.
wat wil eiseres ?
2. In beroep heeft eiseres – kort gezegd – aangevoerd dat een deskundige – [naam 2] – heeft vastgesteld dat zij in aanmerking komt voor zorgprofiel VG 07. Het CIZ is daaraan ongemotiveerd voorbij gegaan. Eiseres wenst toekenning van dat zorgprofiel.
wat moet de rechtbank toetsen ?
3. Het CIZ heeft zijn besluitvorming gebaseerd op een medische rapportage van
6 december 2017. De rechtbank merkt dit rapport aan als een deskundigenadvies. Een deskundigenadvies kan alleen dan niet aan een beslissing van het CIZ ten grondslag worden gelegd als – kort gezegd – voor een leek duidelijk is dat het advies niet kan kloppen (de vergewisplicht van het CIZ) of als de betrokkene onderbouwd twijfel zaait aan de juistheid van het advies, bijvoorbeeld door het overleggen van medische informatie.
is de medisch rapportage juist ?
4.1.
Met eiseres stelt de rechtbank vast dat [naam 2] in het “Aanvullend verslag t.a.v. diagnostiek november 2017” van 9 november 2017 heeft geconcludeerd dat de CEP-score van eiseres op het [bedrijf] 3 is en dat de omschrijving VG 07 beter lijkt aan te sluiten bij de hulpvragen van eiseres, dan haar huidige indicatie VG 05.
4.2.
Voorts stelt de rechtbank vast dat medisch adviseur [naam 3] , op 4 december 2017 heeft gebeld met [naam 2] . De telefoonnotitie die is opgemaakt van dat gesprek bevindt zich in het dossier. Het is een onderdeel van Productie 4 van de gedingstukken (“Telefoonnotitie d.d. 4 december 2017 tussen medisch adviseur mevrouw drs. [naam 3] en GZ-psycholoog [naam 2] .”). In die telefoonnotitie staat dat het huidige gedrag van eiseres op het [bedrijf] een tijdelijke terugval lijkt te zijn.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat de rapportage concludent en inzichtelijk is. De medisch adviseur heeft immers De Winter, die in november 2017 schreef dat een VG 07 op zijn plaats is, om nadere informatie gevraagd waarom zij dat vond. Uit het bij de rapportage gevoegde telefoongesprek bleek dat het op dat moment nog niet om een structurele, maar een tijdelijke terugval leek te gaan.
moet met nieuwe informatie worden getwijfeld aan de rapportage ?
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres ná de rapportage van 6 december 2017 geen nieuwe informatie heeft overgelegd. Ter zitting heeft zij desgevraagd aangegeven dat ze ook geen behoefte heeft aan het overleggen van nieuwe medische informatie. Ter zitting is voorts gebleken dat in de thuissituatie geen PPG wordt geboden, hoewel daar wel in de rapportage vanuit wordt gegaan. Dit komt, zo verklaarde de moeder van eiseres op de zitting, omdat op 15 mei jongstleden een intakegesprek heeft plaatsgevonden. Bij dat gesprek heeft zij geconcludeerd dat zij geen vertrouwen heeft in de instelling die deze zorg aanbiedt en daarom niet met hen in zee wil gaan, aldus de moeder op de zitting. Dat de moeder van eiseres vanwege eigen redenen PPG niet wil inzetten, is een te respecteren keus, maar die komt wel voor haar rekening en risico. Dat betekent dat er geen informatie is, waardoor aan de juistheid van de rapportage getwijfeld moet worden.
de conclusie
6. Uit het voorgaande volgt dat het CIZ heeft mogen besluiten op basis van de rapportage. Ook blijkt uit de rapportage dat relevante stukken zijn geraadpleegd, ook die van [naam 2] , waar eiseres zich op beroept. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar stelling dat het CIZ ongemotiveerd voorbij is gegaan aan de informatie van [naam 2] .
7. Dat betekent dat het CIZ mocht volstaan met toekenning van een indicatie voor het zorgprofiel VG 05.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M. de Buur, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.
de griffier is buiten staat te tekenen
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.