ECLI:NL:RBAMS:2018:3961

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
AMS 17/4543
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de uitbreiding en verbouwing van een winkelcentrum in Amstelveen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding en verbouwing van een winkelcentrum in Amstelveen, specifiek voor de vestiging van een Lidl. Eiser, een bewoner van een nabijgelegen flat, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat hij vreest dat de uitbreiding negatieve gevolgen zal hebben voor het woon- en leefklimaat, zoals toegenomen verkeersdruk en geluidsoverlast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitbreiding relatief klein is in verhouding tot het bestaande winkelcentrum en dat de belangen van de vergunninghouder, Segesta Vastgoed Beheer B.V., in redelijkheid zwaarder mogen wegen dan die van eiser. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de aanvraag niet objectief is beoordeeld en dat de vergunning terecht is verleend. Eiser heeft geen gelijk gekregen, en het beroep is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/4543

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 juni 2018 in de zaak tussen

[de persoon] , te Amstelveen, eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,verweerder,
gemachtigde: N. Lindeman.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de besloten vennootschap Segesta Vastgoed Beheer B.V. (Segesta),te Alkmaar, vergunninghouder,
gemachtigde: mr. M. Niermeijer.

Procesverloop

Met een besluit van 23 januari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan Segesta een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het uitbreiden en verbouwen van [winkelcentrum] (het winkelcentrum) op de [locatie] en voor het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
Met een besluit van 22 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 24 april 2018, gelijktijdig met de zaken AMS 17/4508 en AMS 17/7231. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en I.N. Quakkelaar (projectleider Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Amstelveen). Segesta is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door S. van Pareen (directeur van Stato Vastgoedmanagement B.V.) en A. Huges (algemeen directeur van Segesta).

Overwegingen

1.1.
Eiser woont in de [flat] aan de [kant] van het winkelcentrum. Vóór de [flat] ligt een laad- en losstrook.
1.2.
Segesta, de eigenaar van het winkelcentrum, heeft op 11 oktober 2016 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het uitbreiden en verbouwen van het winkelcentrum. Het bouwplan omvat de volgende onderdelen:
- een uitbreiding van winkelruimte van 51 m2 aan de westgevel van het winkelcentrum voor een nieuw te vestigen supermarkt (Lidl),
- een uitbreiding van winkelruimte van 287 m2 aan de zuidgevel van het winkelcentrum voor de nieuw te vestigen supermarkt Lidl,
- een uitbreiding van 96 m2 van de al bestaande supermarkt Jumbo aan de zuidzijde van het winkelcentrum,
- een uitbreiding van 100 m2 aan de zuidgevel van het winkelcentrum op de 1e verdieping voor kantoorruimte,
- een vergroting en een verhoging van de ingang van het winkelcentrum met 126 m2 en
- het verwijderen/slopen van een kiosk van 21 m2 aan de westgevel van het winkelcentrum.
1.3.
In het primaire besluit heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden en verbouwen van het winkelcentrum en voor het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.4.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. Voor de toepasselijke regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
3. Het winkelcentrum ligt in een gebied waar het bestemmingsplan “Amstelveen Zuid-Oost 2015” (het bestemmingsplan) van toepassing is. Het bestaande winkelcentrum staat op gronden met de bestemming ‘Centrum’. De geplande uitbreiding van het winkelcentrum vindt deels plaats op gronden met de bestemming ‘Centrum’ en deels op gronden met de bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’. Het bouwplan is op de volgende punten in strijd met het bestemmingsplan:
- op de bestemming ‘Centrum’ is detailhandel toegestaan, maar is het bouwplan in strijd met (1) de maximaal toegestane bouwhoogte en
(2) bouwen buiten het bouwvlak;
- op de bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ is sprake van strijdig gebruik, omdat
(3) gebruik als winkelcentrum niet binnen de bestemming past, en
(4) binnen deze bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd.
4. De uitbreiding van het winkelcentrum is een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze bepaling is weergegeven in de bijlage bij deze uitspraak. Verweerder heeft in verband met de strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan een omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo in samenhang met artikel 4, eerste lid, van bijlage II bij het Bor. Dit wordt ook wel een kruimelgeval genoemd. Dit betekent dat geen ruimtelijke onderbouwing vereist is, maar dat het gebruik van de uitbreiding van het winkelcentrum niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening en dat de belangen van omwonenden moeten worden meegewogen bij het besluit om af te wijken van het bestemmingsplan. De belangen van omwonenden, dus ook het belang van eiser, moeten worden afgewogen tegen het belang van Segesta bij het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van het winkelcentrum. Het belang van Segesta is gelegen in het opheffen (of verminderen) van de leegstand in het winkelcentrum. De Lidl gaat zich namelijk vestigen in een deel van het winkelcentrum dat nu leegstaat en in de onder 1.2 genoemde delen van de uitbreiding.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is het besluit om bouwen en gebruik in strijd met het bestemmingsplan toe te staan een discretionaire bevoegdheid van verweerder. Dit betekent dat de rechtbank zich bij de toetsing van dat besluit moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan te verlenen [1] .
6.1.
Eiser voert aan dat het woon- en leefklimaat wordt aangetast door het realiseren van een Lidl in het winkelcentrum. Er is sprake van een destructieve schaalvergroting. Door de vestiging van de Lidl is sprake van een toename van de verkeersdruk (auto’s, fietsen en wandelaars), zullen er vrachtwagens in de servicestraat gaan laden en lossen, ontstaat geluidsoverlast door het laden en lossen van vrachtwagens en ontstaat geluidsoverlast door de koelmotoren van de vrachtwagens die zuivel en vlees vervoeren. De smalle servicestraat die tussen het winkelcentrum en de [flat] loopt, zal veranderen in een ‘industrieterrein’ van de Lidl, aldus eiser.
6.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat een supermarkt is toegestaan op deze locatie. De laad- en losstrook was er al en door het gebruik van deze laad- en losstrook wijzigt de inrichting van de straat niet. De frequentie van het gebruik van de laad- en losstrook is niet beperkt op grond van de geldende regelgeving. Met geluidsoverlast is volgens verweerder al rekening gehouden bij de totstandkoming van het bestemmingsplan, dat een supermarkt op deze locatie toestaat.
6.3.
De rechtbank vindt hier het volgende van. Zoals de rechtbank onder 3 al heeft overwogen, staat het bestaande winkelcentrum op gronden met de bestemming ‘Centrum’. Op grond van de planregels zijn de voor ‘Centrum’ aangewezen gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van detailhandel [2] . Gelet op de definitie van ‘detailhandel’ in de planregels, valt een supermarkt onder de bestemming detailhandel [3] . Dit betekent dat de vestiging van een supermarkt in het bestaande winkelcentrum is toegestaan. In het winkelcentrum zijn al een Jumbo en een Albert Heijn gevestigd, maar het bestemmingsplan staat dus ook een derde supermarkt (de Lidl) in het winkelcentrum toe. Verweerder heeft er dan ook terecht op gewezen dat met geluidsoverlast die het gevolg is van de vestiging van een nieuwe supermarkt in het winkelcentrum al rekening is gehouden bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Dit geldt niet alleen voor de geluidsoverlast die wordt veroorzaakt door het laden en lossen van vrachtwagens en door de koelmotoren van de vrachtwagens, maar ook voor de toename van verkeersdruk en eventuele andere vormen van overlast die het gevolg is van het vestigen van een nieuwe supermarkt in het bestaande deel van het winkelcentrum. De laad- en losstrook die voor de [flat] ligt, was er al en wordt niet uitgebreid. Het winkelcentrum wordt echter wel uitgebreid en deze uitbreiding is in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank moet dan ook beoordelen of verweerder bij zijn belangenafweging voldoende rekening heeft gehouden met (eventuele) extra overlast die wordt veroorzaakt door het deel van de Lidl dat in deze uitbreiding wordt gerealiseerd. Door de uitbreiding kan immers een grotere supermarkt in het winkelcentrum worden gevestigd dan in het bestaande deel van het winkelcentrum. Dit zou meer overlast voor eiser met zich mee kunnen brengen. Uit de aanvraag om een omgevingsvergunning blijkt echter dat de bruto vloeroppervlakte van het bestaande winkelcentrum 8.440 m2 is. Het bouwplan omvat een uitbreiding van het winkelcentrum van in totaal 705 m2, waarvan 317 m2 ten behoeve van de Lidl (338 m2 minus de 21 m2 van de te slopen kiosk). Aangezien het hier dan ook om een relatief kleine uitbreiding van het winkelcentrum gaat ten behoeve van de Lidl, vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat, voor zover het woon- en leefklimaat van eiser hierdoor wordt aangetast, die aantasting onevenredig groot is. De rechtbank vindt daarom dat verweerder het belang van Segesta bij het verkrijgen van de omgevingsvergunning voor de uitbreiding van het winkelcentrum in redelijkheid zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van eiser.
6.4.
De rechtbank merkt nog op dat een supermarkt een type B-inrichting is als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer (het Activiteitenbesluit) [4] . Dat betekent dat de Lidl moet voldoen aan de geluidsnormen in het Activiteitenbesluit [5] . Die geluidsnormen worden gehandhaafd door de gemeente. Als eiser van mening is dat die geluidsnormen worden overschreden, kan hij verweerder verzoeken om daartegen handhavend op te treden.
7.1.
Eiser voert aan dat de ventilatoren van de luchtgekoelde condensors op het dak van de supermarkt voor geluidsoverlast gaan zorgen.
7.2.
De vergunninghouder heeft in zijn zienswijze erop gewezen dat koelinstallaties op het dak van de supermarkt geen deel uitmaken van de omgevingsvergunning.
7.3.
Uit de bouwtekeningen bij de aanvraag blijkt dat de aanvraag om een omgevingsvergunning geen betrekking heeft op koelinstallaties op het dak van de supermarkt. Eiser heeft zelf ook al aangegeven dat op de bouwtekeningen geen koelinstallaties zijn te zien. Koelinstallaties op het dak van de supermarkt maken daarom geen deel uit van de verleende omgevingsvergunning. Dit betekent dat de rechtbank bij de toetsing van de omgevingsvergunning geen rekening kan en mag houden met eventuele geluidsoverlast van koelinstallaties. Deze beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
8.1.
Eiser voert aan dat de gemeente grond gaat verkopen of heeft verkocht aan Segesta om de uitbreiding van het winkelcentrum mogelijk te maken. Hierover zijn in 2016 al afspraken gemaakt. Door de grondverkoop zijn de gemeente en Segesta handelspartners geworden en heeft de gemeente zich aan de zijde van Segesta geschaard. Gelet hierop heeft geen rechtvaardige, objectieve beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning plaatsgevonden. Het indienen van de aanvraag om een omgevingsvergunning is louter een formaliteit geweest en het verlenen van de omgevingsvergunning is volgens eiser onethisch en onwettig. Verweerder is niet onpartijdig en is te vergelijken met een slager die zijn eigen vlees keurt, aldus eiser.
8.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij positief staat en stond tegenover een uitbreiding van het winkelcentrum en dat dit ook blijkt uit de Detailhandelsnota die in 2016 is vastgesteld. Dat betekent volgens verweerder echter niet dat geen objectieve beoordeling van de aanvraag heeft plaatsgevonden: het bestemmingsplan staat een supermarkt toe op deze locatie en er bestaan geen ruimtelijke bezwaren tegen het afwijken van het bestemmingsplan.
8.3.
Segesta heeft in zijn zienswijze aangegeven dat het heel gebruikelijk is dat een gemeente meewerkt aan de overdracht van een klein stukje grond als sprake is van een door de gemeente gewenste ontwikkeling of gewenst bouwplan. Volgens Segesta valt niet in te zien op welke wijze deze overdracht zou moeten leiden tot weigering van de omgevingsvergunning.
8.4.
De rechtbank stelt vast dat wet- en regelgeving er niet aan in de weg staan dat verweerder het initiatief van Segesta steunt om het winkelcentrum uit te breiden ten behoeve van de vestiging van een Lidl en dat verweerder dit mogelijk maakt door een stuk grond te verkopen om het bouwplan te kunnen realiseren. Dit is dus niet onwettig. De rechtbank vindt ook niet dat verweerder door de grondverkoop en door medewerking te verlenen aan de afwijking van het bestemmingsplan, de aanvraag om een omgevingsvergunning van Segesta niet objectief zou hebben beoordeeld. Daar zijn in ieder geval geen aanwijzingen voor. Verweerder moet bij zijn besluitvorming om af te wijken van het bestemmingsplan voldoende rekening houden met de belangen van andere belanghebbenden, zoals eiser, en deze belangen meewegen bij de vraag of hij bereid is daaraan medewerking te verlenen. Zoals blijkt uit hetgeen de rechtbank onder 6.3 heeft overwogen, vindt de rechtbank dat de belangen van eiser voldoende zijn betrokken bij die belangenafweging en dat dus ook voldoende rekening is gehouden met de belangen van eiser. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
9. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, voorzitter, en mrs. B. de Vos en T.L. Fernig-Rocour, leden, in aanwezigheid van mr. T.E. Bouwmeester, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2018.
griffier,
voorzitter,
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage

Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo voor zover van belang, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens het Bouwbesluit;
b. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening;
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend.
Op grond van artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo, voor zover van belang, kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Op grond van artikel 2.7 van het Bor worden als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Op grond van artikel 4, aanhef en eerste lid, van Bijlage II bij het Bor komen voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan.
In artikel 2.5.30, derde lid, van de Bouwverordening is bepaald dat, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, in deze behoefte in voldoende mate moet zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
In artikel 2.5.30, vierde lid, aanhef en onder b, van de Bouwverordening is bepaald dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning kan verlenen in afwijking van het bepaalde in het derde lid voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
Op grond van artikel 12.1, aanhef en onder a, van de planregels van het bestemmingsplan zijn de voor ‘Centrum’ aangewezen gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van detailhandel.
Op grond van artikel 1.50 van de planregels wordt onder ‘detailhandel’ verstaan: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Op grond van artikel 28.1 van de planregels zijn de voor ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ aangewezen gronden bestemd voor woonstraten, parkeervoorzieningen en luifels. Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:172.
2.Artikel 12.1, aanhef en onder a, van de planregels.
3.Artikel 1.50 van de planregels.
4.Artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit.
5.Artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit.