Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 juli 2017, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 21 februari 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie van 25 april 2018 en de daarin vermelde stukken,
- de brief van mr. Van den Berg van 9 mei 2018 met opmerkingen over het proces-verbaal.
2.De feiten
25 november aanstaandeduidelijk maken dat jij en de andere jongen sloten uit een brandschade hebben verkocht en dus NIET uit de gestolen partij en daarvoor onze excuses maken. (…)”.
4. De beoordeling(…)
Differentiaaldiagnostische beschouwing en conclusie:
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bindende eindbeslissing in deelgeschil
“Journalisten passen wederhoor toe bij personen die door een publicatie worden gediskwalificeerd, ook wanneer die personen hierin slechts zijdelings een rol spelen.”(Leidraad van de Raad voor de journalistiek, B.3), maar blijkens vaste jurisprudentie kan de enkele afwezigheid van hoor en wederhoor niet zonder meer tot de conclusie leiden dat onrechtmatig is gehandeld.
“Ik weet het niet. Maar ik vind het goed, want ik verkoop ze goed.”.Dat betekent volgens SBS c.s. dat het hem kennelijk niet interesseerde waar de sloten vandaan kwamen en dat zij daarom geen reactie aan [eiser] behoefde te vragen.
Ook als juist zou zijn dat SBS c.s. er niet mee bekend was dat de transactie plaatsvond in de woonomgeving van [eiser] leidt dat niet tot de conclusie dat de rechtbank haar oordeel heeft gebaseerd op een onjuiste feitelijke grond. De rechtbank baseert het oordeel immers op het feit dat [eiser] is gefilmd in zijn directe woonomgeving en die feitelijke grondslag wordt niet betwist.
die ontstaan is dooreen recente nare ervaring te weten de televisie-uitzending. Daar komt bij dat de rechtbank in de beschikking het verband tussen de televisie-uitzending en de schade niet alleen baseert op de brief van de psycholoog, maar ook op de beschikking van de kantonrechter van 12 juni 2013 (zie 2.14).
Wat de mate van verwijtbaarheid van het handelen van SBS c.s. betreft geldt dat SBS c.s. een zekere mate van zorgvuldigheid heeft betoond, door [eiser] te ‘wipen’, ook al werd hij daardoor niet volledig onherkenbaar. Verder is in ieder geval van een opzet om [eiser] ten onrechte als heler in beeld te brengen geen sprake. Het verwijt dat SBS c.s. gemaakt kan worden is dat zij niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen door haar (op zich zelf begrijpelijke) vermoeden van schuld niet te toetsen door wederhoor toe te passen. Dat wil zeggen dat hoewel het handelen onrechtmatig is, de mate van verwijtbaarheid betrekkelijk gering is. Hierin onderscheidt de zaak zich al van de door [eiser] aangehaalde zaak van de Leidse studente (Rb A’dam 10 augustus 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BT1877).
- [eiser] komt weliswaar in de uitzending naar voren als iemand die ‘gestolen sloten verkoopt’, maar hij speelt in de uitzending een bijrol, omdat de uitzending niet gaat over hem, maar over de persoon die de sloten bij de importeur had verduisterd; hij komt betrekkelijk kort in beeld;
- [eiser] was slechts voor een beperkte kring herkenbaar; gezegd wordt dat de ontmoeting in [woonplaats] plaatsvond en de omgeving waar deze plaatsvond is op de beelden te zien en de stem van [eiser] en zijn echtgenote zijn te horen, maar hun gezichten waren ‘gewiped’;
- SBS c.s. heeft na gewezen te zijn op de onjuistheid van de beschuldiging deze gerectificeerd en excuses aangeboden.
Toch acht de rechtbank de in genoemde uitspraken gegeven regel dat bij letselschade ook weinig voorzienbare gevolgen kunnen worden toegerekend in dit geval niet passend. Het verschil met de hierboven genoemde gevallen, waarin dat wel is aangenomen is de aard en inhoud van de geschonden norm en de mate van verwijtbaarheid. In het renteneurose-arrest ging het om het door een politieagent opzettelijk met een wapenstok enige slagen op hoofd en lichaam toedienen zonder dat daarvoor reden was. In het arrest van 1993 ging het om weigering van een werkgever om aan een werknemer nadere uitleg te geven ter zake van beweerd disfunctioneren. In het eerste geval is de aard van de aansprakelijkheid een andere, omdat de geschonden zorgvuldigheidnorm strekt tot bescherming van de lichamelijke integriteit. In beide gevallen is de mate van verwijtbaarheid duidelijk groter dan in het onderhavige geval. Daarbij speelt mee dat de labiele psychische gesteldheid van de werknemer in het arrest van 1993 de werkgever mogelijk bekend was. Verschil tussen de situatie in het arrest van 1993 en het onderhavige geval is ook dat er tussen SBS c.s. en [eiser] geen met de relatie werkgever-werknemer vergelijkbare relatie was. Immers het gaat om een eenmalig zakelijk contact van zeer korte duur. De psychologische predispositie die tot een veel heftiger reactie op geleden onrecht heeft geleid dan normaal is, kon SBS c.s. dan ook niet bekend zijn. In deze omstandigheden is er onvoldoende grond om ook weinig voorzienbare gevolgen toe te rekenen.