ECLI:NL:RBAMS:2018:3863
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak inzake invoer van cocaïne na onvoldoende bewijs van betrokkenheid
Op 1 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van ongeveer 454 kilogram cocaïne in Nederland. De zaak was onderdeel van een groter onderzoek, genaamd 'Riesling', dat in oktober 2015 door de landelijke recherche was gestart. Dit onderzoek richtte zich op de eigenaren van een transportbedrijf in Rotterdam, die verdacht werden van betrokkenheid bij cocaïnetransporten. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 9 en 13 april 2018, waarna op 18 mei 2018 het onderzoek werd gesloten.
De tenlastelegging tegen de verdachte was dat hij samen met anderen de cocaïne binnen het grondgebied van Nederland had gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 april 2016 aanwezig was in een loods waar de cocaïne zich bevond, maar er was onvoldoende bewijs dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne of dat hij betrokken was bij de invoer ervan. De officier van justitie en de raadsman van de verdachte hebben beiden vrijspraak bepleit, waarbij de raadsman aanvoerde dat de geluidsopnamen uit de container niet betrouwbaar waren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet de beschikkingsmacht over de cocaïne had en dat er onvoldoende bewijs was om hem te veroordelen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om overtuigend bewijs te leveren van de betrokkenheid van de verdachte.