Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Inleiding en tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
- Transportbedrijf [naam bedrijf 1] ( [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 16] en in een losser verband [medeverdachte 8] ) doet regulier transportwerk, maar haalt ook containers met cocaïne op en brengt die naar afgesproken plekken (ZD 3: naar [bedrijf 1] , ZD 1 naar [bedrijf 2] ) of laadt die uit in de loods aan [adres 2] (ZD 2, ZD 5).
- Hierbij wordt af en toe de hulp ingeroepen van [medeverdachte 10] (ZD 5, ZD 1) die als lasser hand- en spandiensten verricht voor de organisatie.
- De hulp van [naam bedrijf 1] wordt ingeroepen door personen die betrokken zijn bij drugstransporten in containers naar de Rotterdamse en/of Antwerpse haven te weten gedurende dit onderzoek: [medeverdachte 5] (ZD’s 2, 3, 4, 5 en 7); [medeverdachte 7] (betrokken bij ZD3); [medeverdachte 12] (ZD1). Op het moment dat zij een opdracht plaatsen bij/samenwerken met [naam bedrijf 1] nemen zij deel aan de organisatie.
- Zowel de opdrachtgevers ( [medeverdachte 5] / [medeverdachte 7] / [medeverdachte 12] ) als [naam bedrijf 1] zelf maken gebruik van de diensten van derden om informatie over containers te krijgen, deze vrij te laten geven of heimelijk in te leveren. Zo wordt bijvoorbeeld gesproken over “ [naam] ”, waarmee volgens de officier van justitie een corrupte douanebeambte wordt bedoeld. Verder worden bijvoorbeeld [medeverdachte 3] en [verdachte] benaderd om aan informatie te komen of om een container heimelijk te kunnen terugplaatsen.
- Tijdens het onderzoek Riesling zijn gedurende meer dan twee maanden gesprekken afgeluisterd in het kantoor van [naam bedrijf 1] . Deze gesprekken, waaraan diverse personen deelnemen, gaan vaak over containers waarin verdovende middelen zijn verstopt en de wijze waarop deze kunnen worden uitgeladen. In deze periode zijn zes (vermoedelijke) drugstransporten beschreven.
drugsmisdrijven ontbreekt het bewijs. Hoewel het voor de hand ligt dat [verdachte] moest weten dat de container reeds geopend was en dat die eerdere opening verbloemd moest worden, kan niet onomstotelijk worden vastgesteld dat hij wist dat het om verdovende middelen ging die uit die container waren gehaald. Hiervoor ontbreekt het bewijs. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken.