Op 1 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met cocaïnetransporten. De zaak volgde uit een uitgebreid opsporingsonderzoek, genaamd Riesling, dat in oktober 2015 was gestart door de landelijke recherche. Dit onderzoek leidde tot verdenkingen van meerdere cocaïnetransporten vanuit Zuid-Amerika naar Nederland, waarbij verschillende verdachten betrokken waren. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, die pleitten voor vrijspraak van de verdachte, en van de argumenten van de verdediging.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de criminele activiteiten van de organisatie. Hoewel de verdachte betrokken was bij het ophalen van een container met bananen en vermoedelijk cocaïne, was er geen bewijs dat hij wist dat hij handelde voor een criminele organisatie. De rechtbank benadrukte dat voor deelname aan een criminele organisatie vereist is dat de verdachte weet dat de organisatie zich bezighoudt met misdrijven, in dit geval drugsmisdrijven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als deelnemer aan de organisatie en sprak hem vrij van de tenlastelegging.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van het bewijs en de argumenten van beide partijen.