ECLI:NL:RBAMS:2018:3792

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
13-684044-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van braak in vereniging met meerdere personen

Op 17 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een verkort vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door middel van braak in vereniging. De verdachte, geboren in 1992, werd ervan beschuldigd op 28 januari 2018 omstreeks 01.20 uur in Amsterdam, samen met anderen, een autosleutel te hebben weggenomen uit een woning. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 3 mei 2018 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, de vordering heeft gedaan en de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Ketting, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak op een cilinderslot en dat hij samen met mededaders de woning heeft doorzocht.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangifte van de benadeelde partij, alsook de bevindingen van de politie, in haar oordeel betrokken. De verdachte heeft bekend en er is geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte is strafbaar en er zijn geen omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op een gevangenisstraf van zestien dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 220 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte.

Daarnaast heeft de rechtbank beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen en de vorderingen van de benadeelde partijen. De benadeelde partij [persoon] werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, terwijl de vordering van benadeelde partij [aangever] ook niet-ontvankelijk werd verklaard wegens onvoldoende onderbouwing van de schade. De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd en de voorwaarden voor de voorwaardelijke straf uiteengezet. Het vonnis is uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684044-18
Datum uitspraak: 17 mei 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Ketting, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 januari 2018 omstreeks 01.20 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een of meer (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een (cilinder)slot van een deur (van die woning).

3.Waardering van het bewijs

De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft bekend en door de verdediging is geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen op grond van:
  • de grotendeels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting,
  • de aangifte van [aangever] over de diefstal uit de woning aan de [adres 2] (hierna: de woning),
  • het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat er drie personen in de woning zijn en vervolgens naar buiten rennen als verbalisanten ter plaatse komen en de deur van de woning openen,
  • het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat verdachte kort daarna wordt –aangetroffen in de buurt van de woning, liggend onder een auto en waar bij zijn aanhouding blijkt dat hij een loopsleutel op zak heeft,
  • en de processen-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat in het politievoertuig waarin alleen verdachte (en dus niet ook zijn mededaders) na zijn arrestatie heeft gezeten een autosleutel van aangeefster is aangetroffen die uit de woning is weggenomen.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte
op 28 januari 2018 omstreeks 01.20 uur te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een autosleutel toebehorende aan [aangever] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op een cilinderslot van een deur van die woning.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij een taakstraf gevorderd van 240 uur (vervangende hechtenis 120 dagen), waarvan een gedeelte, 80 uur, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, zich houden aan aanwijzingen van de reclassering, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en het realiseren van een adequate dagbesteding.
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat, gelet op de persoon van verdachte, naast de gevorderde gevangenisstraf van 16 dagen wordt veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning. Verdachte en zijn mededaders hebben hierbij het cilinderslot uit de deur gehaald en de woning vervolgens volledig overhoop gehaald. Uit de woning is een autosleutel weggenomen, die later aangetroffen is in het politievoertuig waar niet zijn mededaders, maar alleen verdachte na zijn aanhouding in heeft gezeten. Verdachte heeft met zijn handelen slechts oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Hij heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Een woning dient juist een plek te zijn waar men zich veilig behoort te voelen.
Ter terechtzitting heeft verdachte grotendeels openheid van zaken gegeven en er ook blijk van gegeven gemotiveerd te zijn om met hulp van de reclassering werk te zoeken en zijn leven op orde te krijgen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, van 13 april 2018, waarin naar voren komt dat het recidiverisico als matig wordt ingeschat. Tevens houdt de rechtbank rekening met het strafblad van 5 april 2018 van verdachte. Hierin is opgenomen dat verdachte in 2012 voor vermogensdelicten is veroordeeld. Deze veroordeling telt de rechtbank niet als strafverzwarende omstandigheid, omdat deze langer dan vijf jaar geleden is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting een enigszins lagere straf op te leggen dan wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van zestien dagen met aftrek van voorarrest passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op voor de duur van 220 uur waarvan 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan deze voorwaardelijke straf zullen bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals door de officier van justitie gevorderd.

8.Het beslag

De inbeslaggenomen items 1 en 2, te weten: loopsleutel en handschoen, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De inbeslaggenomen items 3 en 4, te weten: pet en zaktelefoon Nokia, zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of voor onttrekking aan het verkeer. De rechtbank gelast teruggave van deze items aan verdachte.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen

Ten aanzien van benadeelde partij [persoon]
De benadeelde partij [persoon] vordert € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Aan de benadeelde partij is geen rechtstreeks schade toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De vordering is abusievelijk in de onderhavige strafzaak gevoegd, en ziet op een geheel ander feit dat aan een van de medeverdachten is ten laste gelegd. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van benadeelde partij [aangever]
De benadeelde partij [aangever] vordert € 585,- aan immateriële schadevergoeding, bestaande uit psychisch letsel. Daarnaast vordert zij € 1.300,- aan materiële schadevergoeding, bestaande uit de kosten van behandelingen van psychisch letsel als gevolg van de woninginbraak bij een psycholoog. Volgens de vordering dienen beide schadebedragen te worden vermeerderd met de wettelijke rente.
De vordering is betwist.
Met betrekking tot het door de benadeelde partij gestelde psychisch letsel overweegt de rechtbank, dat de Hoge Raad de volgende eis heeft gesteld: “
Voor vergoeding van immateriële schade is vereist dat het bestaan van geestelijk letsel waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld”(ECLI:NL:HR:2016:2201).
In dit geval is er in de woning van de vriend van de benadeelde partij ingebroken, waarbij de benadeelde partij wel rondom de aanhouding is geconfronteerd met de daders, maar niet in de woning oog in oog heeft gestaan met de daders. Alhoewel een inbraak de nodige beroering bij de benadeelde partij zal hebben veroorzaakt volgt uit de onderbouwing van de vordering onvoldoende dat sprake is van zodanig psychisch letsel dat immateriële schadevergoeding kan worden toegekend. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk is in de vordering.
De benadeelde partij zal tevens in de materiële vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij door dit voorval zodanige psychische schade heeft geleden waarvoor hulp van een psycholoog nodig is die niet valt onder de ziektekostenverzekering.
De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
16 (zestien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
220 (tweehonderdtwintig)uur.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 110 dagen.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf,
80 (tachtig) uur, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op
2 (twee) jaarbepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde voor het einde van de proeftijd één van de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
4. zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis dient te melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het volgende adres: [adres 3] . Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en moet hij zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
5. meewerkt aan een plaatsing voor begeleid wonen bij [naam stichting] of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, daar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. meewerkt aan schuldhulpverlening en het realiseren van een adequate dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan genoemde reclasseringsinstelling om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1.00 STK Gereedschap
-
Loopsleutel 5522291
1.00 STK Handschoen
-
5522295
Gelast de teruggave aan
verdachtevan:
1.00 STK Pet
-
5555595
1.00 STK Zaktelefoon
Nokia
5522290
Verklaart de benadeelde partij
[persoon] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[aangever] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. L.R. Wisse en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Todorov, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2018.