ECLI:NL:RBAMS:2018:3687
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking verzoek van verzoekster tegen rechter in strafzaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 20 maart 2018 een verzoek tot wraking van verzoekster afgewezen. Verzoekster had eerder, op 28 september en 1 oktober 2017, een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de meervoudige strafkamer die belast waren met de behandeling van twee strafzaken tegen haar. Dit eerdere verzoek werd op 3 oktober 2017 afgewezen, waarbij werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking wegens misbruik niet meer in behandeling zou worden genomen.
Op 7 maart 2018 vond een zitting plaats in de strafzaken, waarbij verzoekster opnieuw de rechter heeft gewraakt. De meervoudige strafkamer besloot echter het verzoek niet in behandeling te nemen, gezien de eerdere beslissing. Verzoekster diende daarop op 8 maart 2018 een schriftelijk wrakingsverzoek in tegen de rechter.
De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk was, omdat in de eerdere beslissing van 3 oktober 2017 toepassing was gegeven aan de anti-misbruik bepaling van artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor konden de gronden van het verzoek onbesproken blijven en was een mondelinge behandeling niet nodig. De wrakingskamer verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 maart 2018.