ECLI:NL:RBAMS:2018:3628

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
C/13/641909 HA/RK 15.2018
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek wegens misbruik van procesrecht en gebrek aan objectieve grond voor vooringenomenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de kantonrechter mr. T.S. Pieters, ingediend door Worldsmile B.V. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de beslissingen van de rechter om de comparitie niet uit te stellen, het vertrouwen van verzoekster in een onpartijdig oordeel hebben geschaad. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een beslissing die zo onbegrijpelijk is dat deze voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechter. Verzoekster had eerder verzocht om de comparitie te verplaatsen vanwege familieomstandigheden, maar dit verzoek was afgewezen. De rechter had de comparitie vastgesteld en verzoekster was niet verschenen op de zitting van de wrakingskamer. De wrakingskamer concludeert dat het verzoek tot wraking is ingediend met als doel de comparitie te verplaatsen, hetgeen de rechter had willen voorkomen. De wrakingskamer ziet in deze omstandigheden misbruik van procesrecht en wijst het verzoek af. De procedure wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek, en een volgend verzoek tot wraking zal niet in behandeling worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beslissing op het op 17 januari 2018 gedane en onder zaaknummer
C/13/641909 HA/RK 15.2018 ingeschreven verzoek van:
Worldsmile B.V. ,gevestigd te Assen ,
verzoekster,
gemachtigde [ ] ,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. T.S. Pieters, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het verzoek tot wraking zoals neergelegd in een brief van 17 januari 2018 van [ ];
  • de e-mail van 17 januari 2018 van de rechter aan de griffier van de wrakingskamer.
De rechter berust niet in de wraking.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 februari 2018 om 9.30 uur. De rechter heeft de griffier van de wrakingskamer op dat tijdstip telefonisch medegedeeld dat zij niet op de terechtzitting aanwezig kan zijn omdat zij in de file staat. Verzoekster en [ ] zijn niet verschenen. De beschikking is bepaald op 14 februari 2018.

1.Feiten

Verzoekster is eisende partij in een bij de rechter aanhangige procedure met nummer [zaaknummer] . In die procedure wordt verzoekster bijgestaan door [ ].
Gedaagde partij in die procedure is [ ].
De rechter heeft een comparitie van partijen bepaald op 18 januari 2018 om 14.30 uur.
Bij brief van 11 januari 2018 heeft [ ] verzocht de comparitie te verplaatsen, omdat verzoekster vanwege familieomstandigheden niet in Nederland kon zijn. Gedaagde heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 15 januari 2018 is aan beide partijen bericht dat het verzoek tot verplaatsing niet wordt gehonoreerd.
Bij faxbericht van 16 januari 2018 heeft [ ] de rechter verzocht om schriftelijk verder te procederen omdat verzoekster in dit stadium van de procedure een schikking niet zinvol acht.
De griffier heeft op 17 januari 2018 telefonisch aan [ ] medegedeeld dat een comparitie niet alleen is bedoeld om een schikking te beproeven, maar ook om inlichtingen te verschaffen. Ook heeft de griffier medegedeeld dat indien verzoekster niet verschijnt de rechter alleen vragen aan gedaagde kan stellen.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

In de brief van 17 januari 2018 zijn de volgende wrakingsgronden opgenomen. Verzoekster heeft steeds ‘nee’ te horen gekregen op verzoeken gericht aan de rechter, eerst op het verzoek tot verplaatsing van de comparitie en later op het verzoek schriftelijk te kunnen procederen. Op deze wijze wordt verzoekster op alle mogelijke manieren gefrustreerd. Verzoekster is geschokt nu de rechter de comparitie doorgang wil laten vinden, terwijl zij er niet bij aanwezig kan zijn. Dit is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk procesrecht (hoor en wederhoor). Verzoekster heeft dan ook geen vertrouwen meer in een onpartijdig oordeel van de rechter.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft in haar e-mail van 17 januari 2018 aangevoerd dat bij het bepalen van de comparitie rekening is gehouden met de verhinderdata van beide partijen. Bij brief van 21 november 2017 zijn partijen op de hoogte gesteld van de datum van de comparitie. Gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen uitstel van de comparitie omdat haar vader haar bijstaat in de procedure en daarvoor terugkomt uit het buitenland. De kantonrechters voeren het beleid dat is neergelegd in het Rolreglement handelszaken en waaruit volgt dat een uitstelverzoek alleen wordt gehonoreerd in geval van klemmende redenen of overmacht. De kantonrechters hebben afgesproken deze begrippen restrictief te hanteren in verband met de beperkte zittingscapaciteit. De rechter was niets meer bekend dan dat verzoekster in het buitenland verbleef wegens familieomstandigheden. Dit kwalificeert volgens haar niet als een klemmende reden of overmacht. Tot slot is de rechter van mening dat haar beslissing om verplaatsing van de comparitie te weigeren geen blijk geeft van vooringenomenheid.

4.De gronden van de beslissing

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.2
Het verzoek berust er in de kern op dat de beslissingen van de rechter ertoe hebben geleid dat verzoekster geen vertrouwen meer heeft in een onpartijdig oordeel.
4.3
De wrakingskamer overweegt hierover dat het gesloten systeem van rechtsmiddelen in beginsel geen ruimte biedt voor een beoordeling door de wrakingskamer van de juistheid van een door de rechter genomen (processuele) beslissing. Dat kan alleen anders zijn als die beslissing zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat deze voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechter. Hiervan is in dit geval geen sprake. De rechter heeft na een afweging van belangen en met inachtneming van het door de kantonrechters gevoerde beleid een beslissing genomen. Iedere (processuele) beslissing van een rechter kan in het voor- of nadeel van een van de procespartijen uitpakken. Dit is echter onvoldoende grond om van een schijn van vooringenomenheid te kunnen spreken.
4.4
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de door verzoekster gestelde vrees dat de rechter in haar zaak geen onpartijdig oordeel zal geven - objectief bezien - niet gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.
4.5
Verzoekster heeft een verzoek tot wraking ingediend, kennelijk met als enig doel de comparitie te verplaatsen, hoewel de rechter reeds had beslist dat de comparitie niet verplaatst zou worden. Door indiening van het wrakingsverzoek heeft verzoekster juist datgene bewerkstelligd wat de rechter had willen voorkomen, te weten uitstel van de comparitie. Dat verzoekster of haar gemachtigde niet heeft gereageerd op verzoeken van de griffier van de wrakingskamer om verhinderdata door te geven voor het bepalen van de zitting van de wrakingskamer en zijn - zonder zich af te melden - ook niet op deze zitting zijn verschenen, bevestigt de wrakingskamer in haar oordeel dat het verzoek uitsluitend is ingediend teneinde het uitstel alsnog te bewerkstelligen. In deze omstandigheden ziet de wrakingskamer misbruik van procesrecht. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met nummer [zaaknummer] wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek;
  • bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van deze zaak van verzoekster niet meer in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, en B. Vogel en J. Thomas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2018 bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.