In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2018 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van Oers, was gericht tegen mr. C.A.E. Wijnker, de bestuursrechter die in twee verschillende procedures over dezelfde grond heeft geoordeeld. Verzoeker stelde dat de objectiviteit van de rechter in het geding was, omdat dezelfde rechter in een eerdere zaak een onwelgevallige beslissing had genomen. Verzoeker vreesde dat de rechter ook in de tweede zaak, die betrekking had op de WOZ-waarde van een tuinperceel, zou afgaan op de eerdere uitspraak, wat zou leiden tot tunnelvisie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraak van 27 oktober 2017, waarin verzoeker in het ongelijk werd gesteld, niet richtinggevend is voor de beoordeling van het tweede beroepschrift. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid van verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was. De rechter heeft in haar reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat het niet ongebruikelijk is dat dezelfde rechter meerdere zaken van dezelfde eiser behandelt, en dat dit niet afdoet aan haar onpartijdigheid.
De rechtbank concludeerde dat de subjectieve gevoelens van verzoeker over de wenselijkheid van de rechter niet voldoende waren voor een geslaagde wraking. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de procedure met zaaknummer AMS 17/4561 werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.