Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 27 februari 2018;
- de schriftelijke reactie van de rechter, waarbij zij heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2018 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was, had de wraking ingediend tegen mr. J.C.S. van Limburg Stirum, de bestuursrechter die zijn zaak behandelde. De kern van het verzoek was de lange termijn tussen het indienen van het verzet op 26 januari 2018 en de geplande mondelinge behandeling op 14 mei 2018, wat verzoeker deed vermoeden dat de rechter vooringenomen was. De rechtbank oordeelde dat de planning van de zitting niet voldoende aanwijzingen bood voor een schijn van vooringenomenheid. De rechter had geen bemoeienis gehad met de planning en was zich niet bewust van de spoedeisendheid van het verzoek. De rechtbank concludeerde dat de enkele lange termijn niet voldoende was om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de rechtbank benadrukte dat tegen deze beslissing geen voorziening openstaat op grond van de Algemene wet bestuursrecht.