ECLI:NL:RBAMS:2018:3620

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
C/13/643060/ HA RK 18/45
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van bestuursrechter wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid

Op 20 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekster had een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. A.D. Belcheva, de behandelend bestuursrechter, op basis van vermeende vooringenomenheid. Verzoekster stelde dat er contact was geweest tussen de rechter en de wederpartij, wat volgens haar de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zou hebben gebracht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat uit de brief van 18 december 2017 niet blijkt van dergelijk contact. De brief betrof een gebruikelijk verzoek van de griffier aan de wederpartij om stukken en een verweerschrift in te dienen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat mr. Belcheva partijdig was en dat het verzoek tot wraking niet betrekking had op de met de behandeling van de zaak belaste rechter. Daarom werd het verzoek als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De beslissing werd genomen zonder mondelinge behandeling, omdat er geen aanleiding was voor een verdere discussie over de gegrondheid van het verzoek. De rechtbank verklaarde verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op bij brief van 8 februari 2018 schriftelijk gedane en onder rekestnummer C/13/643060/ HA RK 18/45 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster] ,
wonende te [ ],
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. A.D. Belcheva, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 Het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van 8 februari 2018;
 De in de brief van 8 februari 2018 genoemde brieven van 18 december 2017 en 7 februari 2018 in de procedure met zaaknummers [zaaknummer 1] en [zaaknummer 2] .

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Verzoekster heeft bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. De behandeling van dit beroep is bepaald op dinsdag 20 februari 2018. De behandelend rechter op die zitting is mr. Belcheva.
2.2
In artikel 8:16 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3
Verzoekster voert aan dat uit de brief van 18 december 2017 blijkt dat er contact is geweest tussen de rechter en de wederpartij inzake het samenvoegen van de zaken. Ondanks dit gegeven, staat in de brief van 7 februari 2018 vermeld dat de aangewezen rechter niet eerder betrokken is geweest bij eerdere beslissingen in deze zaak. Daarnaast heeft verzoekster in het dossier [zaaknummer 1] stukken gevonden, die blijkbaar door de rechtbank beschikbaar zijn gesteld aan de wederpartij. Deze stukken zijn door verzoekster aan de rechtbank beschikbaar gesteld voor een andere zaak, aldus verzoekster.
2.4
De wrakingskamer overweegt dat uit de inhoud van de brief van 18 december 2017 niet volgt dat er contact is geweest tussen een rechter en de wederpartij, laat staan dat er contact is geweest tussen mr. Belcheva en de wederpartij. De brief betreft een gebruikelijk verzoek van de griffier aan de wederpartij om de op de zaak betrekking hebbende stukken- en een verweerschrift in te dienen. Als er al stukken in het dossier zijn aangetroffen die door de rechtbank aan de wederpartij ter beschikking zouden zijn gesteld, hetgeen geenszins vast staat, is gesteld noch gebleken waarom dit zou duiden op vooringenomenheid bij mr. Belcheva.
2.5
Nu uit het verzoek niet blijkt dat het betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter, het enkele noemen van haar naam is daartoe niet voldoende, dient het verzoek aanstonds als kennelijk niet-ontvankelijk te worden afgewezen. Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 8:18 Awb bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek aanstonds niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.5
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en P.B. Martens, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.