Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
8 maart 2018 door de
Deputy Head of the Office for the Suppression of Corruption and Organized Crime of the Republic of Croatia State Attorney’s Office,in Rijeka, Kroatië, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Decision under number Kir-Us-6/2018 determining investigative prison, door de
County Courtin Rijeka, Kroatië, op 8 maart 2018 in dossiernummer Kir-Us-6-2018.
4.Strafbaarheid
5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
Republic of Croatia State Attorney’s Office, Office for the Suppression of Corruption and Organised Crimeheeft bij brief van 29 maart 2018 de volgende garantie gegeven:
6.Detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT). Dit rapport is gebaseerd op bezoeken van het CPT afgelegd in 2012. In het rapport zijn aanbevelingen opgenomen ter verbetering van de detentieomstandigheden, in het bijzonder de overbevolking. Daarnaast is verwezen naar het
Croatia 2016 Human Rights Reportvan de
US Department of State,waarin staat vermeld dat in de gevangenis in Rijeka, waar de opgeëiste persoon volgens de raadsman naar alle waarschijnlijkheid terecht zal komen, sprake is van 126% overbevolking. De raadsman heeft aangevoerd dat derhalve sprake is van concrete aanwijzingen dat er zodanig weinig celruimte is voor gedetineerden in de gevangenis te Rijeka, dat dit in strijd is met artikel 4 van het Handvest. Hij verzoekt de rechtbank om de behandeling van het overleveringsverzoek aan te houden en de Kroatische autoriteiten te vragen om een garantie te geven dat de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon geen schending van artikel 4 van het Handvest zullen opleveren.
US State Departmentis weliswaar recenter, maar daaruit kan niet worden vastgesteld dat gedetineerden te weinig persoonlijke celruimte tot hun beschikking hebben. De officier van justitie concludeert dan ook dat het voornoemde oordeel van de rechtbank uit 2016 nog steeds geldt. Nu er in Kroatië geen algemeen gevaar bestaat dat gedetineerde personen worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden, dient de rechtbank het verzoek van de raadsman af te wijzen.
in het algemeeneen reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest.
in zijn algemeenheidbestaat dat gedetineerden in de uitvaardigende lidstaat worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, wordt gekeken of dat gevaar ook voor de opgeëiste persoon
in concretona zijn overlevering bestaat.
Croatia 2016 Human Rights Reportvan de
US Department of Statenieuwe informatie bevat ten opzichte van het CPT rapport, overweegt de rechtbank als volgt.
Croatia 2017 Human Rights Reportvan de
US Department of State. Daarin staat het volgende vermeld ten aanzien van de detentieomstandigheden:
in zijn algemeenheidbestaat dat gedetineerden in de uitvaardigende lidstaat worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling.
in concretona zijn overlevering een reëel gevaar bestaat wegens de omstandigheden van zijn detentie.
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsartikelen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de
Office for the Suppression of Corruption and Organized Crime of the Republic of Croatia State Attorney’s Officeten behoeve van het in Kroatië tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.