ECLI:NL:RBAMS:2018:3498

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 228
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake aanvraag bijzondere bijstand en ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres op 11 juli 2017 een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Omdat er geen beslissing volgde, heeft eiseres verweerder op 21 september 2017 in gebreke gesteld. Verweerder heeft in een brief van 2 oktober 2017 aangegeven dat eiseres niet heeft aangetoond dat de aanvraag was ingediend en heeft de aanvraag in het primaire besluit van 3 oktober 2017 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, wat heeft geleid tot twee samenhangende zaken, geregistreerd onder de zaaknummers AMS 18/228 en AMS 18/230.

De rechtbank heeft op 15 mei 2018 de zitting gehouden, waar eiseres en verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft na de zitting mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat de aanvraag op 11 juli 2017 daadwerkelijk is verzonden. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de bestreden besluiten en droeg verweerder op om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen op de bezwaarschriften. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

De rechtbank overwoog dat de bewijslast bij eiseres ligt, maar dat de verklaring onder ede van de gemachtigde van eiseres, alsmede de overgelegde bewijsstukken, voldoende waren om aan te tonen dat de aanvraag op de juiste wijze was ingediend. De rechtbank heeft de eerdere besluiten van verweerder vernietigd en de zaak terugverwezen voor een nieuw besluit, waarbij de rechtbank de proceskosten heeft vastgesteld op € 1.002,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 18/228 en AMS 18/230

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

15 mei 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: drs. H. van Golberdinge).

Procesverloop

Eiseres heeft op 11 juli 2017 een aanvraag ingediend bij verweerder om bijzondere bijstand. Omdat verweerder niet op deze aanvraag besliste, heeft eiseres verweerder op 21 september 2017 in gebreke gesteld.
In een brief van 2 oktober 2017 heeft verweerder eiseres bericht dat zij niet heeft aangetoond dat zij op 11 juli 2017 een aanvraag heeft ingediend, dat verweerder niet in gebreke is en dat geen dwangsom wordt toegekend.
In het primaire besluit van 3 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand afgewezen.
In het besluit op bezwaar van 6 december 2017 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de brief van 2 oktober 2017 niet-ontvankelijk verklaard.
In het besluit op bezwaar van 6 december 2017 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit over de bijzondere bijstand ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit over de ingebrekestelling geregistreerd onder zaaknummer AMS 18/230. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit over de bijzondere bijstand geregistreerd onder zaaknummer AMS 18/228. De rechtbank behandelt de samenhangende zaken samen in deze uitspraak.
De zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2018. Eiseres en verweerder hebben zich op de zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ook was op de zitting aanwezig [mevrouw] , werknemer bij de gemachtigde van eiseres. De rechtbank heeft direct na de zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank, in beide zaken:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaarschriften met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van 2 x € 46,- (€ 92,-) aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1002,-.

Overwegingen

Het geschilpunt
1. In geschil tussen partijen is de vraag of eiseres op 11 juli 2017 een aanvraag bij verweerder heeft ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand. Verweerder heeft deze aanvraag niet ontvangen. Partijen zijn het erover eens dat de bewijslast en het bewijsrisico dat de aanvraag met de post is bezorgd, op eiseres rust.
De werkwijze op het kantoor van de gemachtigde van eiseres
2. Eiseres heeft in haar beroepsgronden uitgelegd dat de aanvraag om bijzondere bijstand op 11 juli 2017 persoonlijk door een medewerker van haar gemachtigde, [mevrouw] , in de (destijds nog in gebruik zijnde) brievenbus van de gemeente Amsterdam is gedeponeerd aan de Cruquiusweg 5. In een e-mail van 27 september jl. heeft een juridisch medewerker - werkzaam bij de gemachtigde van eiseres - de gehanteerde wijze van verzending, samengevat, als volgt omschreven. Sinds de sluiting van het e-mailadres van verweerder voor aanvragen om bijzondere bijstand worden brieven met een aanvraag in een envelop in een aparte bak gelegd met daarbij een kopie van de eerste pagina van de brief die in de envelop zit. De brieven in deze bak worden vaak diezelfde, maar soms ook een dag later, door een van de kantoormedewerkers naar de (destijds nog in gebruik zijnde) brievenbus van de gemeente Amsterdam aan de Cruquiusweg 5 gebracht en daar in de brievenbus gedeponeerd. Bij terugkomst op kantoor wordt een formulier ingevuld. Achter dat formulier worden de kopieën van de eerste pagina’s van de bezorgde brieven en een foto van de medewerker met de hoeveelheid brieven bij de brievenbus gevoegd. Eiseres heeft verder verwezen naar uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (Raad). [1]
Er is aannemelijk gemaakt dat de aanvraag op 11 juli 2017 ter post is bezorgd
3.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de zitting is [mevrouw] onder ede gehoord. Zij heeft de werkwijze - zoals hierboven omschreven - bevestigd en verklaard dat zij de aanvraag van eiseres op 11 juli 2017 in de betreffende brievenbus van verweerder heeft gedeponeerd. Verweerder heeft op de zitting niet zozeer betwist dat [mevrouw] de aanvraag van eiseres in de desbetreffende brievenbus heeft gedeponeerd. Verweerder stelt alleen dat het risico dat de aanvraag door verweerder niet ontvangen is - gelet op het niet aangetekend verzenden van de brief - bij eiseres ligt.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres met de overgelegde stukken en de verklaring onder ede van [mevrouw] aannemelijk heeft gemaakt dat de aanvraag van eiseres op 11 juli 2017 daadwerkelijk in de betreffende brievenbus van verweerder is gedeponeerd en daarmee ter post is bezorgd.
3.3.
De werkwijze bij het kantoor van de gemachtigde van eiseres voor het verzenden van aanvragen bij de gemeente is beschreven in een e-mail van het kantoor (weergegeven in rechtsoverweging 2 hierboven). Ter onderbouwing van deze wijze van verzending heeft eiseres een foto met de datum 11 juli 2017 van [mevrouw] bij de brievenbus overgelegd (niet in geschil is dat dit de brievenbus van verweerder is). Daarnaast heeft eiseres de verzendadministratie overgelegd. Dat de betreffende aanvraag van eiseres daadwerkelijk op 11 juli 2017 in de brievenbus van verweerder is gedeponeerd, is aannemelijk gemaakt met de verklaring onder ede op zitting van [mevrouw] . Deze verklaring onder ede maakt dat de rechtbank in deze zaak tot een ander oordeel komt dan in eerdere zaken van het kantoor van de gemachtigde van eiseres over dezelfde kwestie. [2]
Het oordeel in de zaak zaaknummer AMS 18/230 (ingebrekestelling)
6. In de zaak met zaaknummer AMS 18/230 heeft verweerder op de zitting erkend dat de reactie van verweerder van 2 oktober 2017 op de ingebrekestelling van eiseres een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft erkend dat het bezwaar van eiseres tegen dit besluit in het bestreden besluit I ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Gelet hierop is het beroep van eiseres in de zaak met zaaknummer AMS 18/230 gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit I en draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
Het oordeel in de zaak zaaknummer AMS 18/228 (aanvraag bijzondere bijstand)
7. Omdat aannemelijk is geworden dat eiseres de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand op 11 juli 2017 heeft verzonden, kan de overweging van verweerder in het bestreden besluit II dat de aanvraag om bijzondere bijstand te laat is ingediend, geen stand houden. Gelet hierop is ook het beroep in de zaak met zaaknummer AMS 18/228 gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit I en draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
De proceskosten in beide zaken
6.2.
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van 2 x € 46,- (€ 92,-) vergoedt.
6.3.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften in de samenhangende zaken, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Teggelaar, griffier, op 15 mei 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Raad van 27 mei 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:1806), 14 maart 2017
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 april 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:2831.