ECLI:NL:RBAMS:2018:3493

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
13/751154-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Hongaarse verdachte in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot meerdere vonnissen

Op 22 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Hongaarse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Het EAB, uitgevaardigd door de Miskolc Regional Court of Law op 1 februari 2017, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Hongarije is geboren en momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op openbare zittingen op 17 april en 8 mei 2018, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk.

De rechtbank heeft de overlevering voor de feiten zoals vermeld in vonnis 2 en 3 toegestaan, maar geweigerd voor de feiten in vonnis 1. Dit besluit is genomen op basis van de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de procedures in Hongarije, waarbij de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet op de juiste wijze op de hoogte was gesteld van de zittingen in hoger beroep. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Hongarije beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoen aan de eisen van het Europees recht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante artikelen van de Overleveringswet en het Wetboek van Strafrecht toegepast, en heeft geconcludeerd dat de overlevering voor de feiten waarvoor deze is verzocht, kan plaatsvinden, met uitzondering van de feiten waarvoor de overlevering is geweigerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751154-17 (EAB I)
RK nummer: 18/1364
Datum uitspraak: 22 mei 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 februari 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 februari 2017 door
the Penal Enforcement Unit of the Miskolc Regional Court of Law(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [woonplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het “ [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 17 april 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Hongaarse taal.
Op voornoemde datum is het onderzoek ter zitting geschorst voor het stellen van vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De behandeling van de vordering is op de openbare zitting van 8 mei 2018 met instemming van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw,
mr. S.M. Hof, hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 17 april 2018. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
1:
- een
judgementvan
the Miskolc District Courtvan 21 april 2015
(No. 12.B.3459/2014/7);
- een
judgementvan
the Miskolc Regional Courtals
Court of Appealvan
8 februari 2016 (No. 14.Bf.624/2015/3);
2:
- een
judgementvan
the Miskolc District Courtvan 31 augustus 2016 (No. 7.B.1829/2014/113);
3:
- een
judgementvan
the Miskolc Town Courtvan 11 mei 2010 (No. 35.Bk.1454/2010/4), waarbij een verzamelstraf is opgelegd ten aanzien van straffen die zijn opgelegd in de volgende procedures:
a.
- een
judgementvan
the Miskolc Town Courtvan 6 mei 2009 (No. 35.Fk.2082/2008/81);
- een
judgementvan
the Borsod-Abaúj-Zemplén County Courtals
Court of Appealvan 9 december 2009 (No. 7.Fkf.1000/2009/4)
b.
- een
judgementvan
the Miskolc Town Courtvan 9 juni 2009 (No. 13.Fk.3840/2008/32);
- een
judgementvan
the Borsod-Abaúj -Zemplén County Courtals
Court of Appealvan 17 november 2009 (No. 2.Fkf.1250/2009/7).
In het EAB is verder vermeld dat in de hiervoor onder 1, 2 en 3 vermelde procedures de volgende vrijheidsstraffen aan de opgeëiste persoon zijn opgelegd:
een vrijheidsstraf van drie jaar;
een vrijheidsstraf van drie jaar;
een (verzamel)vrijheidsstraf van zes jaar en drie maanden.
Ook zijn in het EAB de strafrestanten weergegeven, namelijk:
een vrijheidsstraf van drie jaar;
een vrijheidsstraf van twee jaar, elf maanden en 29 dagen;
een vrijheidsstraf van één jaar en drie maanden.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van (het restant van) voormelde vrijheidsstraffen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De hiervoor vermelde
judgementsbetreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Artikel 12 van de OLW

4.1
Ten aanzien van procedure 1
4.1.1.
Inleiding
Uit de door de uitvaardigende autoriteit in het EAB en de aanvullende brief van 12 maart 2018 verstrekte informatie blijkt dat de opgeëiste persoon aanwezig was op de terechtzitting die heeft geleid tot
the judgementvan
the Miskolc District Courtvan 21 april 2015. Ten aanzien van dit vonnis is de weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW dan ook niet van toepassing.
Verder blijkt uit de informatie in de aanvullende brief van 12 maart 2018 dat de opgeëiste persoon hoger beroep heeft ingesteld tegen dit vonnis in eerste aanleg. De opgeëiste persoon is niet in persoon verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die heeft geleid tot
the judgementvan
the Miskolc Regional Courtals
Court of Appealvan 8 februari 2016, maar is tijdens deze procedure in hoger beroep vertegenwoordigd door zijn advocaat.
Op 18 april 2018 zijn door het Openbaar Ministerie de volgende vragen over de hoger beroepsprocedure gesteld:
Appeal 14.Bf.624/2015/3 of judgement 12.B.3945/2014/7
Could you please indicate if mister [opgeëiste persoon] mandated a counsellor to defend him at the appeal hearing?
In your letter of 12 March 2018 you indicate that mister [opgeëiste persoon] was appropriately summoned to the 2nd instance hearing. Could you please specify how mister [opgeëiste persoon] was summoned to this 2nd instance hearing?
Bij brief van 26 april 2018 antwoordt het Hongaarse Ministry of Justice, Department of International Criminal Law and Human Rights, International Criminal Law Unit als volgt:
1.Appeal No. 14.Bf.624/2015/3 of judgement No. 12.B.3945/2014/7
The legal counsel was appointed by the Court and Mr [opgeëiste persoon] was informed on his person.
Mr [opgeëiste persoon] did not object his person. The legal counsel was present at the hearing. The summons of Mr [opgeëiste persoon] for the 2nd instance hearing was served to Mr [opgeëiste persoon] ’s mother, [moeder opgeëiste persoon] on
15 January 2016.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat de overlevering ten aanzien van vonnis 1 moet worden geweigerd.
Gelet op de wijze waarop de dagvaarding is uitgereikt, namelijk aan de moeder van de opgeëiste persoon, is hij niet anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep. Verder kan op basis van de verstrekte informatie niet worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon zijn Hongaarse advocaat in hoger beroep daadwerkelijk heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren.
4.1.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de uitreiking van de dagvaarding aan de moeder van de opgeëiste persoon niet toereikend is, gelet op hetgeen het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) hierover in het arrest Dworzecki heeft geoordeeld. [1] De opgeëiste persoon was echter in kennis gesteld van het feit dat er een advocaat was benoemd. Hij heeft zich hiertegen niet verzet en dus ging hij er mee akkoord dat deze advocaat namens hem ter terechtzitting in hoger beroep heeft opgetreden en zijn verdediging heeft gevoerd. Daarom is de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet aan de orde.
4.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank doet de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a, OLW zich niet voor, omdat de dagvaarding aan de moeder van de opgeëiste persoon is uitgereikt en daarmee niet op ondubbelzinnige wijze is komen vast te staan dat hij van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep op de hoogte is geraakt.
Ten aanzien van de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b, OLW overweegt de rechtbank het volgende.
Door de Hongaarse justitiële autoriteiten is een advocaat aan de opgeëiste persoon toegewezen voor de hoger beroepsprocedure. Hij zou zich hiertegen niet hebben verzet. Vervolgens heeft deze advocaat namens de opgeëiste persoon zijn verdediging gevoerd in hoger beroep.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de omstandigheid dat de opgeëiste persoon zich niet heeft verzet tegen toewijzing van een advocaat, niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat hij op de hoogte was van deze van overheidswege toegevoegde advocaat. Evenmin kan worden aangenomen dat de opgeëiste persoon deze advocaat daadwerkelijk heeft gemachtigd om namens hem ter terechtzitting in hoger beroep zijn verdediging te voeren.
De overlevering voor de tenuitvoerlegging van vonnis 1 moet daarom op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
4.2
Ten aanzien van procedure 2
Uit de door de uitvaardigende autoriteit in het EAB en de aanvullende brief van 12 maart 2018 verstrekte informatie blijkt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was op de terechtzitting die heeft geleid tot
the judgementvan
the Miskolc District Courtvan 31 augustus 2016 .
In het EAB heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit ten aanzien van dit vonnis het volgende verklaard:
-
the person will be personally served with this decision without delay after the surrender; and
-
when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
-
the person will be informed of the timeframe within which he or she may request a retrial or appeal, which will be within any (number of) days.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat deze verzetgarantie toereikend is. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.
4.3
Ten aanzien van procedure 3
4.3.1
Inleiding
Uit de door de uitvaardigende justitiële autoriteit in het EAB en de aanvullende brief van
12 maart 2018 verstrekte informatie blijkt dat de opgeëiste persoon aanwezig was op de terechtzittingen in eerste aanleg én hoger beroep die hebben geleid tot de vonnissen die ten grondslag liggen aan het verzamelvonnis van
the Miskolc Town Courtvan 11 mei 2010.
Ten aanzien van deze ‘onderliggende’ vonnissen is de weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW dus niet van toepassing.
Gelet op de uitspraak van het HvJ EU in de zaak Zdziaszek [2] moet ook ten aanzien van het verzamelvonnis worden beoordeeld of de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
Op 18 april 2018 zijn door het Openbaar Ministerie de volgende vragen gesteld:
Judgement No. 35.Bk.1454/2010/4
Did this judgement impose a cumulative sentence, in which the imposed sentences of the no.
35.Fk.2082/2008/81 + No. 7.Fkf.1000/2009/4 and No13.Fk.3840/2008/32 + No.2.Fkf.1250/2009/7 have been altered and/or combined?
If so, could you please fill in the D-form (see annex) for the cumulative judgement No.
35Bk.1454/2010/4.?
Bij brief van 26 april 2018 antwoordt het Hongaarse Ministry of Justice, Department of International Criminal Law and Human Rights, International Criminal Law Unit als volgt:
2.Judgement No.35.Bk.1454/2010/4
The judgement merged the following sentences:
No. 35.Fk.2082/2008/32 of the Miskolc District Court which became final by the judgement No. 7.Fkf. 1000/2009/4 of the County Court of Borsod-Abaúj-Zemplén which imposed 3 years of imprisonment; and
No. 13.Fk.3840/2008/32 of the Miskolc District Court which became final by the judgement No. 2.Fkf.1250/2009/7 of the County Court of Borsod-Abaúj-Zemplén which imposed 5 years and 6 months of imprisonment.
The judgement No. 35.Bk.1454/2010/4 did not just add up the sentences merged (which would be 8 years and 6 months imprisonment) but merged these in the following way:
According to Section 93(1) of Act C of 2012 on the Criminal Code (hereinafter referred as to CC), if the perpetrator is sentenced to more than one fixed-term imprisonment, the sentences imposed in a final judgment shall be included - in accordance with the relevant legislation - in a single sentence if the defendant has committed all crimes prior to the date when the first judgment was delivered.
According to Section 94 of CC, the term of merged sentences shall be determined as if imposing a cumulative sentence. Nevertheless, the term of merged sentences shall be at least equal to the most severe sentence and the minimum penalty or one-third of all penalties combined, however, it may not exceed the combined duration of all sentences. According to Section 81(3) of CC, if, at least two offences are punishable by a fixed-term imprisonment, the upper limit of the applicable punishment shall be increased by one-half of the maximum penalty prescribed, however, it may not reach the total duration of the maximum sentences established for such criminal acts.
As a consequence, after rendering the judgement 35.Bk.1454/2010/4, the convict had a less severe punishment than the sum of both the sentences which were.
The Court rendered the cumulative judgement solely on the basis of the case files. According to Hungarian law, no trial should be held in case of merger of previous sentences, the judgement
should be rendered on the basis of the case files. As a consequence, Mr [opgeëiste persoon] was not present at the delivery of the judgement. However, the merits of the criminal cases were not re-examined, only the punishments were merged into one less severe punishment, therefore, his presence was not necessary. The judgement was served upon Mr [opgeëiste persoon] and he did not appeal the judgement within the timeframe stipulated by law, consequently the judgement on the merger of previous sentences become final. (…)
Ter zitting van de Internationale rechtshulpkamer (IRK) heeft de opgeëiste persoon desgevraagd verklaard dat hij er van uit gaat dat hij het verzamelvonnis indertijd inderdaad heeft ontvangen, want hij was toen gedetineerd en moest de gezamenlijke straf nog verder uitzitten. Dat laatste is deels gebeurd waarna hij onder voorwaarden werd vrijgelaten, aldus de opgeëiste persoon.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd, zakelijk weergegeven, dat de parketnummers die in de aanvullende informatie worden genoemd, niet kunnen worden gelinkt aan het EAB. Daarom wordt primair verzocht om de overlevering af te wijzen. Subsidiair wordt om aanhouding voor het stellen van nadere vragen over de parketnummers verzocht.
4.3.3
Het standpunt van de officier van justitie
De uitspraak in de zaak Zdziaszek van het HvJ EU is niet van toepassing omdat er geen sprake van een procedure is. Het is niet mogelijk om bij de beoordeling aanwezig te zijn en verweer te voeren. De samenvoeging van de straffen betreft een administratieve handeling. Op grond van de zaak Zdziaszek moet worden gekeken of er sprake is van een procedure waarin een aanwezigheidsrecht aan de orde is. In dat geval moet dan worden bekeken of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. In de onderhavige zaak is echter geen sprake van een procedure waarin de opgeëiste persoon het recht had om bij de behandeling aanwezig te zijn. Daarom kan de overlevering worden toegestaan.
4.3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de overlevering niet, zoals door de raadsvrouw bepleit, weigeren dan wel de behandeling ter zitting heropenen onder gelijktijdige aanhouding vanwege de parketnummers. De in de aanvullende informatie verstrekte parketnummers corresponderen immers met de in het EAB genoemde nummers.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een verzamelvonnis, waarbij de in de onderliggende vonnissen opgelegde vrijheidsstraffen zijn samengevoegd en een nieuwe, lagere, vrijheidsstraf is opgelegd.
Gelet op hetgeen hieronder wordt overwogen, alsmede de informatie die de Hongaarse justitiële autoriteiten over de procedure hebben verstrekt, gaat de rechtbank voorbij aan het standpunt van de officier van justitie dat het arrest in de zaak Zdziaszek niet van toepassing is op de onderhavige zaak omdat er slechts van een administratieve handeling sprake was en het geen procedure betrof waarin een aanwezigheidsrecht aan de orde was.
Naar het oordeel van de rechtbank valt het onderhavige verzamelvonnis onder de reikwijdte van artikel 4bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW. Uit de aanvullende informatie blijkt immers dat
- de duur van de opgelegde straffen samen is gevoegd tot één - aangepaste - straf;
- de bevoegde (rechterlijke) autoriteit beschikte over een beoordelings-marge voor de vaststelling van de nieuwe straf.
De rechtbank leidt dit af uit de omstandigheid dat er weliswaar onder- en bovengrenzen aan de samen te stellen straf worden gesteld maar geen andere, dwingende, voorschriften worden gegeven. Daarnaast oordeelde de rechterlijke autoriteit op basis van de ‘
case files’. Het feit dat van de processtukken wordt kennisgenomen en deze bij het oordeel worden betrokken, impliceert eveneens dat er een beoordelingsmarge is;
- dit leidde tot een beslissing waarbij definitief uitspraak is gedaan over de straf.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest op een zitting
waarbij het verzamelvonnis is vastgesteld. Dit is naar Hongaars recht immers niet mogelijk omdat er geen zitting plaatsvindt en er met betrekking tot de samenvoeging van de straffen enkel op basis van de procesdossiers wordt geoordeeld. Evenmin kan er dus een door hem gemachtigd raadsman ter zitting aanwezig zijn geweest die namens hem zijn verdediging heeft gevoerd.
Volgens de Hongaarse justitiële autoriteiten is het echter wel mogelijk om hoger beroep in te stellen tegen het verzamelvonnis.
Uit de aanvullende informatie blijkt dat het verzamelvonnis aan de opgeëiste persoon is uitgereikt en dat hij heeft nagelaten om hiertegen binnen de daarvoor bestemde wettelijke termijn hoger beroep in te stellen. Ter zitting van de IRK heeft de opgeëiste persoon erkend dat hij het vonnis wel moet hebben gekregen omdat hij toen (al) gedetineerd was en een deel van de opgelegde straf aan het uitzitten was.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee voldaan aan de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder c, OLW. Om die reden zal de overlevering dan ook niet worden geweigerd.

5.Strafbaarheid

5.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waar vonnis 2, subsection 2, en vonnis 3, met uitzondering van
abuse of a document, op zien en waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 14, 16 en 18, te weten:
-
moord en doodslag, zware mishandeling;
-
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling;
-
georganiseerde of gewapende diefstal.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de feiten ‘
public nuisance, ruffianism’, waar vonnis 2, subsection 1, op ziet en
abuse of a documentniet in redelijkheid als lijstfeit worden aangemerkt. De Hongaarse justitiële autoriteit heeft in het EAB ten aanzien van die feiten immers vermeld dat op deze feiten naar het recht van Hongarije geen vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Om die reden moet de dubbele strafbaarheid van deze feiten worden getoetst.
5.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten ‘
public nuisance, ruffianism´ en ‘
abuse of a document’ niet in redelijkheid aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, sub 2 OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan voor zover het ziet op het feit ‘
public nuisance, ruffianism´.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige
gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft
Gelet op de feitsomschrijving, in samenhang gelezen met de kwalificatie die in het EAB wordt gegeven, kan het feit ‘
abuse of a document’ niet naar Nederlandse recht worden gekwalificeerd. Blijkens de omschrijving heeft de opgeëiste persoon samen met anderen iemand beroofd en daarbij onder meer een studentenkaart gestolen. Die kaart is nadien onder één van de medeverdachten aangetroffen. Dit kan niet naar Nederlands recht worden gekwalificeerd.
De rechtbank zal de overlevering daarom voor dit feit weigeren.

6.Detentieomstandigheden

Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 22 maart 2018 volgt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Hongarije zal worden geplaatst in de gevangenis in Szombathely, waarbij is vermeld dat de detentieomstandigheden aldaar
CPT compliantzijn. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat er voor deze instelling geen bewijzen zijn als bedoeld in het arrest Aranyosi en Căldăraru van het HvJ EU [3] dat personen die in die instelling gedetineerd zijn, onmenselijk of vernederend worden behandeld (zie o.a.: ECLI:NL:RBAMS:2016:4966, ECLI:NL:RBAMS:2017:6707). Artikel 4 Handvest staat in dit geval dan ook niet in de weg aan (het nemen van een beslissing over) de overlevering.

7.Slotsom

Nu ten aanzien van de feiten als bedoeld in vonnis 2 en vonnis 3, met uitzondering van het feit ‘
abuse of a document’, waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er inzake vonnis 2 een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder d, OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor die feiten te worden toegestaan.
Voor de feiten als bedoeld in vonnis 1 moet de overlevering worden geweigerd.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van de vrijheidsstraf die in vonnis 3 aan de opgeëiste persoon is opgelegd, geacht moet worden te zijn opgelegd ter zake van de feiten waarvoor de overlevering moet worden toegestaan. Een en ander staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf tot het hiervoor bedoelde gedeelte te beperken.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 141 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Penal Enforcement Unit of the Miskolc Regional Court of Law(Hongarije) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen die zijn opgelegd bij vonnissen 2 en 3, met uitzondering van het feit ‘
abuse of a document’;
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op de vrijheidsstraf die is opgelegd bij vonnis 1, alsmede voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf die is opgelegd bij vonnis 3, voor zover dit ziet op het feit ‘
abuse of a document’.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. E.G. Fels en T.B. Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 mei 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.24 mei 2016, ECLI:EU:C:2016:346
2.10 augustus 2017, ECLI:EU:C:2017:629
3.5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198