Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser sub 2],
[eiseres sub 3],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderde de Amsterdamsche Vastgoed Maatschappij (AVM) in kort geding ontruiming van een perceel grond dat volgens hen deel uitmaakte van hun eigendom. De buren, vertegenwoordigd door [gedaagde sub 1], voerden verweer en stelden dat zij al jarenlang bezitter waren van het pad dat langs hun woning loopt. De procedure vond plaats op 24 april 2018, waar beide partijen hun standpunten en bewijsstukken presenteerden. AVM stelde dat de kadastrale gegevens aantoonden dat een deel van hun perceel op het pad lag en dat [gedaagde sub 1] geen recht had op dit stuk grond. [gedaagde sub 1] betwistte dit en voerde aan dat hij en zijn rechtsvoorgangers al meer dan 20 jaar bezitter waren van het pad.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat [gedaagde sub 1] het pad had verlegd of dat AVM een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorzieningen. De rechter concludeerde dat het geschil om de eigendom van de strook grond niet in dit kort geding kon worden opgelost, omdat nader onderzoek naar de feiten nodig was. De vorderingen van AVM werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 8 mei 2018.