Op 24 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen in vereniging. De verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van diefstal van diverse goederen, waaronder een rugzak en een mobiele telefoon, gepleegd op 19 januari 2018 in Amsterdam. Tijdens de zitting was de verdachte aanwezig en werd de vordering van de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, besproken, evenals de verdediging door zijn raadsman, mr. T. de Heer.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal bij de Primark en de heling van een rolkoffer, waardoor de verdachte voor deze feiten werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte de diefstal van de rugzak en de mobiele telefoon bewezen, waarbij de verdachte samen met medeverdachten handelde. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van de feiten 2 en 4.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de straf passend was gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als kwetsbaar werd beschouwd. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.