Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres verdachte] .
1.1. Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
zij in of omstreeks de periode van 27 juni 2016 tot en met 4 oktober 2016 te Amsterdam en/of Zaandam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [ slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [ slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door onder andere veelvuldig berichten te sturen naar die [ slachtoffer 1] via Facebook en/of whatsapp en/of account(s) op Facebook en/of Instagram aan te maken op naam van [ slachtoffer 1] en via dit/deze account(s)(voor [ slachtoffer 1] belastende/bedreigende) berichten te sturen naar derden en/of bestellingen/reserveringen te doen vanuit de naam van die [ slachtoffer 1] ;
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot en met 22 maart 2015 te Amsterdam en/of Zaandam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door onder andere veelvuldig berichten te sturen naar die [slachtoffer 2] via whatsapp en/of mail en/of bestellingen te doen vanuit naam van die [slachtoffer 2] ;
zij op of omstreeks 4 oktober 2016 te Amsterdam en/of Zaandam, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 10 augustus 2016 gegeven door de officier van justitie te Amsterdam immers heeft verdachte opzettelijk een (openbaar) Facebook account aangemaakt op naam van [ slachtoffer 1] en/of via dit account een vriendschapsverzoek gestuurd naar de moeder van die [ slachtoffer 1] en/of (openbaar) foto('s) geplaatst op dit account met de teksten "Did you miss her" en "I'm watching her".
zij op of omstreeks 22 juli 2016 te Zaandijk, in elk geval in Nederland, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, door [ slachtoffer 1] , wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd.
3.Voorvragen
4. Waardering van het bewijs4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van het derde feit heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte bij haar politieverhoor op 22 november 2016 gewezen had moeten worden op het feit dat haar advocaat bij dat verhoor aanwezig mocht zijn. De door de verbalisant gestelde vraag of verdachte de zaak vooraf met haar advocaat had besproken, is niet voldoende, zodat sprake is van een verzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Deze verklaring van verdachte moet daarom worden uitgesloten van het bewijs. De raadsvrouw heeft in dit verband gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2018 (ECLI:NL:HR:2018:368). De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het schenden van de gedragsaanwijzing, maar dat zij – vanwege de gedragsaanwijzing – heeft gedacht dat het indirecte contact met de moeder van [ slachtoffer 1] via een nep Facebookaccount, wel was toegestaan. Feit 3 kan daarom ook niet bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat alle feiten kunnen worden bewezen. De rechtbank wijst hierbij allereerst op de volledige bekentenis van verdachte ter zitting van 12 april 2018.
iets van wraak” haar heeft gedreven om te beginnen met het veelvuldig en op verschillende manieren benaderen van [ slachtoffer 1] [1] . Ten aanzien van feit 2 wijst de rechtbank in dit kader op een e-mailbericht van 14 juli 2014 waarin wordt meegedeeld: “
Ik zal nog wat extra GHB in haar infuus doen zodat de kans op beterschap nog kleiner word en de kans op dood gaan groter” [2] . Naar het oordeel van de rechtbank is deze mededeling er duidelijk op gericht vrees aan te jagen bij [slachtoffer 2] . Dit geldt ook voor een mededeling in een e-mailbericht van 16 mei 2014, met dien verstande dat dit bericht – dat ziet op seksfilmpjes – (ook) duidelijk gericht is op het dwingen van [slachtoffer 2] om contact op te nemen met verdachte: “
Jullie filmpjes gaan 1 juli online, tenzij jullie nog een laatste keer afspreken met elkaar en goed gaan praten” [3] . Het met betrekking tot het oogmerk gevoerde verweer van de raadsvrouw dient daarom te worden verworpen. De rechtbank ziet bovendien geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever [slachtoffer 2] dat “
de ellende, het stalken” ergens in februari 2014 begon via WhatsApp-berichten, [4] zodat de rechtbank de gehele tenlastegelegde periode bewezen zal verklaren.
5. Bewezenverklaring
6.6. Het bewijs
7.De strafbaarheid van de feiten
8.De strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straffen en maatregelen9.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
11.11. Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
2 maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
mr. R.H.G. Odink, voorzitter,
mrs. E.G. Fels en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2018.