ECLI:NL:RBAMS:2018:2949

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
2 mei 2018
Zaaknummer
AMS 17/5579
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering van eiseres na medisch en arbeidskundig onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een voormalige OK-assistente, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiseres ontving een WAO-uitkering en was het niet eens met de mate van arbeidsongeschiktheid die door het UWV was vastgesteld. In het primaire besluit van 14 december 2016 werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 45 tot 55%. Na bezwaar en aanvullend onderzoek werd deze mate herzien naar 65 tot 80% in het bestreden besluit van 11 augustus 2017. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat haar medische beperkingen te licht waren vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische voorgeschiedenis.

De rechtbank heeft het procesverloop en de medische rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de conclusies van het UWV gerechtvaardigd waren. Eiseres had geen nieuwe medische feiten aangedragen die de beoordeling konden veranderen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berustte en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige rapportages van verzekeringsartsen en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze rapportages.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5579

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. B. Post),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: R. Hopster).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder in verband met de de WAO-uitkering [1] die eiseres ontvangt, de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres (ongewijzigd) vastgesteld op 45 tot 55% (50,06%). Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 11 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat de WAO-uitkering van eiseres per 18 oktober 2016 wordt gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80% (77,40%).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat voorafging aan de procedure bij de rechtbank
1.1
Eiseres was voorheen werkzaam als voltijds OK-assistente. Na een eerdere periode van arbeidsongeschiktheid in 2003 is zij uit zichzelf weer partieel gaan werken als OK-assistente. Op 21 oktober 2014 heeft zij zich opnieuw arbeidsongeschikt gemeld. Zij is toen voor 45-55% arbeidsongeschikt geacht, waarna zij een uitkering op grond van de Ziektewet (Zw) heeft gekregen. Op 1 juli 2015 is het dienstverband van eiseres beëindigd.
1.2
Eiseres heeft verweerder te kennen gegeven dat haar gezondheidstoestand per 29 augustus 2016 is verslechterd. Vanwege deze melding en omdat de Zw-uitkering van eiseres op 17 oktober 2016 afliep, heeft verweerder medisch en arbeidskundig onderzoek laten verrichten. [2] De conclusie van dit onderzoek is dat eiseres ongeschikt blijft voor haar maatgevende arbeid en dat haar arbeidsongeschiktheidsklasse ongewijzigd blijft op 45-55%.
Verweerder heeft deze conclusie overgenomen in het primaire besluit.
1.3
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder opnieuw medisch en arbeidskundig onderzoek laten verrichten. [3] Zowel de verzekeringsarts bezwaar en beroep als de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben aanleiding gezien om af te wijken van het primaire medische en arbeidskundige onderzoek. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres wordt gewijzigd vastgesteld op 77,40% (klasse 65-80%). Verweerder heeft deze conclusie overgenomen in het bestreden besluit. Omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is gewijzigd heeft verweerder in het bestreden besluit het bezwaar gegrond verklaard en de kosten van bezwaar van eiseres vergoed.
Standpunt van eiseres
2. Eiseres is het niet eens met de beslissing van verweerder in het bestreden besluit. Volgens eiseres zijn haar medische beperkingen te licht vastgesteld. Eiseres voert aan dat verweerder meer rekening had moeten houden met haar medische voorgeschiedenis. Ook had verweerder onderzoek moeten doen naar haar hoge bloeddruk.
Beoordeling door de rechtbank
De medische grondslag van het bestreden besluit
3.1
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [4] komt een bijzondere waarde toe aan rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, of arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen inconsistenties bevatten en concludent zijn. Het gevolg van die bijzondere waarde van die rapporten is dat verweerder zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene in beginsel op dit soort rapporten mag baseren. Een betrokkene kan echter proberen aan te tonen dat zo’n rapport niet zorgvuldig tot stand is gekomen, inconsistenties bevat, niet concludent is, of dat de in het rapport gegeven beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat de gegeven beoordeling onjuist is, is in beginsel echter wel een rapportage van een arts noodzakelijk.
3.2
De door eiseres aangevoerde fysieke en psychische klachten zijn in de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep kenbaar meegenomen. Dit heeft ertoe geleid dat in de functionele mogelijkhedenlijst extra beperkingen zijn opgenomen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden.
3.3
Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest en kan deze de getrokken conclusie dragen. Verweerder heeft de resultaten van het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. De beroepsgronden geven geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Zo heeft eiseres in beroep geen nieuwe medisch geobjectiveerde feiten aangevoerd op grond waarvan anders dient te worden geoordeeld. Wat het controleren van de bloeddruk betreft, blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat bij de Zw-beoordeling op 13 augustus 2015 de psychische klachten en de te hoge bloeddruk al zijn meegewogen. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben hier acht op geslagen. Wat de medische voorgeschiedenis van eiseres betreft, blijkt uit de rapportage dat ook de verslavingsproblematiek van eiseres al eerder bekend was. Niet is gesteld of gebleken van andere dan de hiervoor genoemde klachten die zich in het verleden al hebben voorgedaan, waarmee verweerder rekening had moeten houden.
3.4
De rechtbank begrijpt dat de weergave van de mate van arbeidsongeschiktheid in een abstract percentage moeilijk te rijmen is met de klachten die eiseres in het dagelijks leven ondervindt. De WAO zit echter nu eenmaal zo in elkaar dat de mate van arbeidsongeschiktheid in percentages wordt uitgedrukt. De omstandigheid dat eiseres zich in de praktijk door haar klachten meer beperkt voelt dan in het arbeidsongeschiktheidspercentage tot uiting wordt gebracht, biedt op zichzelf geen aanleiding om te veronderstellen dat het medisch onderzoek onvolledig of onzorgvuldig is geweest.
3.5
Nu geen aanleiding bestaat om de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden, kan niet worden geoordeeld dat het bestreden besluit berust op een ondeugdelijke motivering, doordat geen nadere medische informatie is opgevraagd. De beroepsgrond leidt daarom niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
4. Nu de beroepsgrond van eiseres tegen de geduide functies ziet op de vastgestelde medische beperkingen, dient de rechtbank volgens vaste rechtspraak [5] de toetsing van het bestreden besluit te beperken tot de medische grondslag en tot de vraag of de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht juist zijn. De beroepsgrond van eiseres houdt niet meer in dan de stelling dat de medische beperkingen omvangrijker zijn dan verweerder aanneemt. Uit medische stukken blijkt dit echter niet. Er is dan ook niet gebleken dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten onrechte functies heeft geduid die eiseres vanwege de vastgestelde beperkingen niet zou kunnen verrichten.
Conclusie
5. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berust. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.G. Sijbrands, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
griffier
de griffier is buiten staat te tekenen
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
2.Rapportage van verzekeringsarts J. Baldewsing van 27 oktober 2016 (dossierstuk 149-3 e.v.) en rapportage van arbeidsdeskundige J.F. van Daalen van 10 november 2016 (dossierstuk 154-1 e.v.).
3.Rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep R.M. de Vink van 3 juli 2017 (dossierstuk 170-1 e.v.) en rapportage van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep M. van Straaten van 13 juli 2017 (dossierstuk 176-1 e.v.).
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 mei 2015 met kenmerk ECLI:NL:CRVB:2015:1683.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 april 2007 met kenmerk ECLI:NL:CRVB:2007:BA2955.