ECLI:NL:RBAMS:2018:2700

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
13.751185-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon in verband met detentieomstandigheden in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2018 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Turkije, op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd vanwege een volle agenda en heeft het onderzoek heropend om vragen te stellen aan de Belgische justitiële autoriteiten over de detentieomstandigheden in België.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf heeft opgelegd gekregen door de correctionele rechtbank Antwerpen en dat de overlevering kan worden toegestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank heeft de garantie ontvangen dat de opgeëiste persoon na overlevering in België op de hoogte zal worden gesteld van zijn recht op verzet of hoger beroep. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, strafbaar zijn volgens Nederlands recht.

Ten aanzien van de detentieomstandigheden in België heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling bestaat voor gedetineerden in Belgische gevangenissen. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan België toegestaan, onder de voorwaarde dat hij in Nederland zal terugkeren om zijn straf te ondergaan, indien hij in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf wordt veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.185-17
RK nummer: 17/2021
Datum uitspraak: 26 april 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 maart 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 februari 2017 door
het Parket van de Procureur des Konings te Turnhout(België), en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[brp adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 juli 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. M.F.M. Geeratz, namens zijn kantoorgenoot A.C.J. Lina, advocaat te Venlo.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toelaatbaarverklaring van de verzochte overlevering.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er vanwege haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
Bij tussenuitspraak van 27 juli 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de Belgische justitiële autoriteiten vragen te stellen over – destijds – recente informatie betreffende de detentieomstandigheden in België.
Met toestemming van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, heeft de rechtbank op de openbare zitting van 12 april 2018 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich ten tijde van de heropening bevond.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er vanwege haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis gewezen door de correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout, van 23 december 2016, waarbij aan de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf is opgelegd voor de duur van
37 maanden.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf.
Het vonnis betreft de vier feiten zoals die als volgt zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een gewaarmerkte kopie aan deze uitspraak is gehecht.
De opgeëiste persoon heeft – mede - de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De overlevering kan dan ook alleen worden toegestaan indien het vonnis bij verstek is gewezen en de opgeëiste persoon de mogelijkheid geboden wordt enig rechtsmiddel tegen het vonnis in te stellen teneinde in persoon ter terechtzitting te verschijnen.
De rechtbank constateert dat blijkens de inhoud van rubriek d) van het EAB inderdaad van een verstekvonnis sprake is.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in rubriek d) van het EAB het volgende verklaard:
3.4.
de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar — de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend;en
— de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw
bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing;en
— de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet (namelijk 15 dagen) of hoger beroep aan te tekenen (namelijk 30 dagen).
Naar het oordeel van de rechtbank:
- voldoet deze garantie aan de eisen van artikel 12, aanhef en onder d, OLW;
- kan artikel 12 OLW dus niet tot weigering van de overlevering leiden en
- is met deze garantie ook het in artikel 6, tweede lid OLW bedoelde beletsel weggenomen.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de in onderdeel e) onder A omschreven feiten moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit die feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de in onderdeel e) onder B, C en D omschreven feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. De feiten leveren naar Nederlands recht op:
B. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
C. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
D. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft – mede – de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur des Konings heeft bij brief van 18 april 2017 de volgende garantie gegeven:
Met verwijzing naar uw verzoek van 11 april 2017 naar aanleiding van het door mij op 13 februari 2017uitgevaardigde Europees aanhoudingsbevel lastens de genaamde [opgeëiste persoon] , geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1970, heb ik de eer u hierbij volgende garantie te verstrekken:
Overeenkomstig artikel 5 § 3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/J BZ).
(…)
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Ook het onder 4.1 bedoelde feit is naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Detentieomstandigheden in België

Onder verwijzing naar haar uitspraken van 29 augustus 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6234) en 15 februari 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:868) is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de brief van het Belgische ministerie van Justitie van 13 februari 2018, voor gedetineerden in Belgische gevangenissen niet in het algemeen een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling bestaat.
De rechtbank komt daarom niet toe aan de beoordeling of de opgeëiste persoon in geval van overlevering aan België een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling loopt.
De officier van justitie heeft meegedeeld dat hij de omstandigheid dat de opgeëiste persoon een behandeling voor reuma ondergaat, kenbaar zal maken aan de Belgische autoriteiten en dat hij ervan uitgaat dat in Belgische gevangenissen een adequate behandeling van reumaklachten beschikbaar is, maar niet noodzakelijkerwijs dezelfde behandeling als in Nederland.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 5, 6, 7 en 12 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
het Parket van de Procureur des Konings te Turnhout(België) voor de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J. Edgar, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.H. Glerum, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.