ECLI:NL:RBAMS:2018:2438

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5532
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor tuin aanpassing op grond van de Wmo na verhuizing naar ongeschikte woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser, die lichamelijke klachten heeft en gebruik maakt van een rollator, had een aanvraag ingediend voor aanpassing van zijn tuin op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd afgewezen omdat de eiser recentelijk was verhuisd naar een woning met traptreden in de tuin, wat volgens de rechtbank een voorzienbare verkeerde verhuizing was. De rechtbank oordeelde dat de eiser had kunnen voorzien dat de nieuwe woning niet geheel geschikt was voor zijn situatie, aangezien hij al problemen had met traplopen op het moment van de verhuizing. De rechtbank volgde het advies van het Indicatie Adviesbureau Amsterdam (IAB), dat had geconcludeerd dat de woning ongeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, omdat de aanpassing van de tuin niet voor vergoeding in aanmerking kwam op basis van de geldende regelgeving. De rechtbank oordeelde verder dat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt het belang van het maken van weloverwogen keuzes bij verhuizingen, vooral voor mensen met een beperking.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5532
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen
[naam eiser] ,te Amsterdam, eiser
(gemachtigde: mr. G. Grijs),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. J.C. Smit).
Procesverloop
In het besluit van 2 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om aanpassing van zijn tuin op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
In het besluit van 14 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2018. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te verrichten. Verweerder heeft op 14 februari 2018 een reactie ingediend bij de rechtbank over het nadere onderzoek. Eiser heeft hierop gereageerd met een fax van 16 oktober 2017. Partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen.
Overwegingen

1.De feiten en aanvraag van eiser

1.1.
Eiser heeft lichamelijke klachten, waardoor hij moeilijk loopt en gebruik maakt van een rollator. Eiser is daarom op 24 januari 2017 verhuisd naar een woning op de begane grond.
1.2.
Verweerder heeft eiser voor deze verhuizing een verhuiskostenvergoeding toegekend, die uitbetaald zou worden als hij zou verhuizen naar een woning op de begane grond zonder traptreden binnen of buiten de woning, eventueel bereikbaar met een lift. In een besluit van 7 februari 2017 heeft verweerder eiser de verhuiskostenvergoeding uitbetaald, omdat geconcludeerd is dat de nieuwe woning van eiser voldoet aan de gestelde eisen.
1.3.
Eiser heeft op 19 april 2017 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een aanpassing van zijn tuin op grond van de Wmo. Deze aanpassing is nodig, omdat eiser problemen heeft om in zijn tuin te komen. Er is namelijk een groot hoogteverschil tussen de achterdeur en de tuin.

2.De besluitvorming van verweerder

Het advies van het IAB
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen in het bestreden besluit. Verweerder heeft in dit kader een advies over eisers situatie laten uitbrengen door het Indicatie Adviesbureau Amsterdam (IAB). De indicatie-adviseur van het IAB concludeert in een rapport van 14 juni 2017 dat eiser feitelijk is verhuisd naar een ongeschikte woning. Er is namelijk een niveauverschil naar de achtertuin, die door middel van twee hoge traptreden toegankelijk is. Eiser had dit probleem kunnen voorzien. Hij had daarom contact moeten opnemen met de gemeente, voordat hij de woning zou accepteren en zou verhuizen. Het IAB adviseert daarom negatief ten aanzien van de gevraagde aanpassing van de tuin. Voor het geval verweerder toch besluit dat er een aanpassing nodig is in de tuin van eiser, worden een aantal opties voorgesteld, zoals het realiseren van twee tussentreden en een trapleuning of het ophogen van de tuin.
Het bestreden besluit
2.2.
Verweerder neemt het advies van het IAB over in het bestreden besluit. Volgens verweerder is sprake van een verhuizing, waarbij voorzienbaar was dat de nieuwe woning niet geheel geschikt was. Dit is een afwijzingsgrond voor een woonvoorziening op grond van de Wmo. [1] Op het moment dat eiser zijn nieuwe woning accepteerde, had hij immers al problemen met traplopen en maakte hij al lange tijd gebruik van een rollator. Hij had dus kunnen voorzien dat de trappen naar de achtertuin van de nieuwe woning een probleem zouden opleveren. Vanwege de traptreden in de achtertuin, voldoet de woning ook niet aan de gestelde wooneisen voor de aan eiser toegekende verhuiskostenvergoeding. Het had daarom op de weg van eiser gelegen om contact op te nemen met de gemeente, zodat hij had kunnen bespreken dat hij een woning wilde accepteren die niet geheel geschikt was. Verder was er geen sprake van opgewekt vertrouwen toen eiser zijn woning accepteerde en heeft eiser niet onderbouwd dat hij genoodzaakt was de woning te accepteren. Daarnaast is de woonaanpassing waar eiser om verzocht, geen kleine aanpassing. Evenmin ziet verweerder aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen.

3.De gronden van beroep

3.1.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft ten onrechte besloten om de tuin van eiser niet aan te laten passen op grond van de Wmo. Eiser voert in dit kader, samengevat weergegeven, de volgende beroepsgronden aan.
3.2.
Eiser heeft wel degelijk voldaan aan de eisen, die door verweerder bij de verhuiskostenvergoeding werden gesteld aan zijn nieuwe woning. Volgens het bouwbesluit is er geen sprake van traptreden in de achtertuin en eiser is dus niet verhuisd naar een woning met traptreden buiten. Het gaat immers om een niveauverschil en niet om traptreden.
De professionele verhuurder van de woning had blijkbaar ook deze mening, omdat zij hebben geconcludeerd dat de woning voldoet aan de vereisten.
3.3.
Verder mag verweerder niet uitgaan van het medisch advies van IAB, omdat dit advies is opgesteld door een ergotherapeut, die zich heeft uitgelaten over de geschiktheid van de woning. Omdat het gaat om een juridische en bouwkundige kwestie, was de ergotherapeut onkundig om te adviseren.
3.4.
Verweerder heeft voorts niet onderbouwd dat er in de periode, waarin hij zijn woning zocht, een redelijk aanbod van seniorenwoningen was. Eiser blijft bij zijn standpunt dat hij de meest geschikte woning heeft aanvaard en dat hij er - gelet op artikel 3.6 van de verordening - op mocht vertrouwen dat zijn tuin zou worden aangepast. Verder heeft verweerder niet onderbouwd dat de aanpassing van de tuin € 2.000,- kost.
3.5.
Eiser voert ten slotte aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de hardheidsclausule niet is toegepast. Verweerder had de hardheidsclausule moeten toepassen, omdat eiser jarenlang in een ongeschikte woning heeft moeten wonen, waarbij zijn gezondheidsklachten voor een steeds verdergaand isolement zorgden.

4.Inhoudelijke beoordeling

Samenvatting van het oordeel
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser om aanpassing van zijn tuin op grond van de WMO terecht heeft afgewezen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Eiser is voorzienbaar verhuisd naar een ongeschikte woning
4.2.1.
Op het moment dat eiser zijn nieuwe woning accepteerde, had hij kunnen voorzien dat deze woning voor hem niet geheel geschikt is. Eiser had een verhuiskostenvergoeding toegekend gekregen voor een woning op de begane grond zonder traptreden binnen of buiten de woning, omdat hij moeilijk loopt. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat er in de achtertuin van eiser traptreden zijn om van zijn woning in de achtertuin te komen. Omdat eiser is verhuisd naar een woning waarvan hij de achtertuin alleen via de traptreden kan bereiken en hij moeilijk loopt, is hij voorzienbaar verhuisd naar een voor hem ongeschikte woning. Het argument van eiser dat er in zijn achtertuin geen traptreden zijn - omdat de treden niet zouden voldoen aan de definitie van traptreden in het Bouwbesluit - volgt de rechtbank niet. De rechtbank sluit aan bij de definitie van traptreden in het alledaags spraakgebruik. De treden op de foto’s in het dossier zijn duidelijk traptreden.
4.2.2.
Eiser’s stelling dat er in de periode - waarin hij zijn woning zocht - nauwelijks geschikte woningen werden aangeboden en dat hij deze woning daarom wel moest accepteren, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft deze stelling namelijk niet onderbouwd. In het bestreden besluit merkt verweerder hierover op dat eiser uitdrukkelijk geen toestemming heeft verleend aan verweerder om zijn gegevens van Woningnet in te zien. De rechtbank volgt niet het standpunt van eiser dat verweerder zou moeten aantonen hoeveel geschikte woningen er voor hem beschikbaar waren. Het betreft immers een aanvraagsituatie, terwijl eiser inzicht had kunnen geven in zijn gegevens van Woningnet.
4.2.3.
Gelet op het voorgaande komen de kosten voor aanpassing van de tuin op grond van artikel 4.1, onder d, van de Vmo niet voor vergoeding in aanmerking. Omdat er sprake was van een voorzienbare “verkeerde” verhuizing en verweerder al om die reden moest afwijzen, hoeft de beroepsgrond van eiser dat het medisch advies van het IAB niet correct is opgesteld, geen verdere bespreking. Dat er sprake is van een voorzienbaar “verkeerde” verhuizing, hoeft immers niet medisch te worden vastgesteld maar kan worden vastgesteld op basis van de feiten in het dossier.
Er is geen sprake van de uitzonderingssituatie in het beleid
4.3.1.
Op de zitting is besproken of het mogelijk zou zijn de achtertuin van eiser op zo’n manier aan te passen - bijvoorbeeld door een leuning bij de trap te plaatsen - dat er alleen sprake is van een kleine, enkelvoudige woningaanpassing en verweerder hier wel in kan voorzien op grond van de uitzondering in artikel 3.6 van de Vmo.
4.3.2.
Verweerder heeft in dit kader naar het oordeel van de rechtbank zorgvuldig onderzoek verricht. Uit de reactie van verweerder na de zitting van 14 februari 2018 blijkt dat de bouwkundig adviseur van verweerder bij eiser thuis is geweest en met eiser naar oplossingen heeft gekeken. Uit de e-mail van de bouwkundig adviseur blijkt dat eiser aangaf dat hij de tuin wel zou kunnen bereiken, als de twee traptreden minder hoog zijn en hij aan twee kanten een leuning heeft. Verweerder heeft voor deze bouwkundige oplossing een offerte aangevraagd bij Welzorg, waaruit blijkt dat deze aanpassing € 880,28 kost. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat er gelet op dit niet geringe bedrag geen sprake is van een kleine woningaanpassing, die verweerder zou moeten vergoeden op grond van de Wmo. Eiser heeft in zijn reactie van 20 maart 2018 aangevoerd dat de door hem gevraagde voorziening aanmerkelijk goedkoper te realiseren is dan verweerder doet voorkomen. Eiser heeft dit standpunt op geen enkele wijze onderbouwd, terwijl verweerder zijn standpunt met een offerte heeft onderbouwd. Deze stelling van eiser kan dus niet tot een ander oordeel leiden.
De hardheidsclausule
4.4.
Ook de beroepsgrond van eiser dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in zijn geval de hardheidsclausule niet wordt toegepast, slaagt niet. Volgens verweerder is er in de zaak van eiser geen sprake van dusdanig bijzondere omstandigheden dat er een uitzondering moet worden gemaakt op de regels, door de hardheidsclausule toe te passen en eiser de voorziening toch toe te kennen. Eiser heeft gedurende de bezwaar- en beroepsfase geen bijzondere feiten of omstandigheden aangevoerd, op grond waarvan de hardheidsclausule zou moeten worden toegepast. In het verweerschrift ligt verweerder nader toe dat in het kader van de hardheidsclausule zwaar meeweegt dat eiser voorafgaand aan de verhuizing niet heeft overlegd met de gemeente.
Conclusie
4.5.
Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Teggelaar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4.1, onder d, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam (Vmo) 2015 komen de noodzakelijke aanpassingen bij verhuizing naar een ongeschikte woning niet voor vergoeding in aanmerking, omdat bij een dergelijke verhuizing de problemen voorzienbaar waren.