Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De feiten en aanvraag van eiser
2.De besluitvorming van verweerder
3.De gronden van beroep
4.Inhoudelijke beoordeling
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser, die lichamelijke klachten heeft en gebruik maakt van een rollator, had een aanvraag ingediend voor aanpassing van zijn tuin op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd afgewezen omdat de eiser recentelijk was verhuisd naar een woning met traptreden in de tuin, wat volgens de rechtbank een voorzienbare verkeerde verhuizing was. De rechtbank oordeelde dat de eiser had kunnen voorzien dat de nieuwe woning niet geheel geschikt was voor zijn situatie, aangezien hij al problemen had met traplopen op het moment van de verhuizing. De rechtbank volgde het advies van het Indicatie Adviesbureau Amsterdam (IAB), dat had geconcludeerd dat de woning ongeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, omdat de aanpassing van de tuin niet voor vergoeding in aanmerking kwam op basis van de geldende regelgeving. De rechtbank oordeelde verder dat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt het belang van het maken van weloverwogen keuzes bij verhuizingen, vooral voor mensen met een beperking.