ECLI:NL:RBAMS:2018:2135

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
13/751021-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Hongarije

Op 27 maart 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 7 februari 2018. De opgeëiste persoon, geboren in 1962 en thans gedetineerd in Nederland, heeft de Hongaarse nationaliteit en is zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de openbare zitting was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.A. Kint, en een tolk in de Hongaarse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB, uitgevaardigd door de Győr Regional Court of Justice op 12 oktober 2017, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen die zijn opgelegd door verschillende Hongaarse rechtbanken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon bij de relevante procedures aanwezig is geweest en dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Hongarije beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoen aan de eisen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Gezien het feit dat er geen weigeringsgronden zijn vastgesteld, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. A.K. Glerum, en de rechters mrs. C. Klomp en M.T.C. de Vries, in aanwezigheid van de griffier, mr. A.T.P. van Munster.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751021-18
RK nummer: 18/942
Datum uitspraak: 27 maart 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 februari 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 oktober 2017 door
the Győr Regional Court of Justice(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorte plaats] op [geboortedag] 1962,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 maart 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Hongaarse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB en de toelichting daarop bij brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 10 maart 2018, naar aanleiding van vragen van het IRC, wordt melding gemaakt van:
  • een vonnis van
  • een vonnis van
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Artikel 12 OLW

Uit de aanvullende informatie en toelichting bij brief van 10 maart 2018 volgt dat de opgeëiste persoon bij alle in onderdeel 3 van deze uitspraak genoemde procedures aanwezig is geweest bij de behandelingen die tot voornoemde beslissingen hebben geleid.

5.Strafbaarheid

5.1
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten – met uitzondering van de feiten die zien op een
small quantity of narcotic drugs, zie hierna onder 5.2 – waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 5 en 7, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
corruptie
5.2
Volgens de in rubriek e) van het EAB vermelde gegevens is op de feiten naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld, met dien verstande dat een aantal feiten zien op een
small quantity of narcotic drugs,waarop een maximum gevangenisstraf van 2 jaar staat.
Deze feiten zijn door de uitvaardigende justitiële autoriteit niet in redelijkheid als lijstfeit aangeduid zodat de overlevering in die gevallen alleen kan worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten die zien op een
small quantity of narcotic drugsleveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod
6. Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: detentieomstandigheden in Hongarije
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 10 maart 2018 volgt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Hongarije zal worden geplaatst in de gevangenis in Szombathely, waarbij is vermeld dat de detentieomstandigheden aldaar
CPT compliantzijn. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat er voor deze instelling geen bewijzen zijn als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2016 (ECLI:EU:C:2016:198), dat personen die in die instelling gedetineerd zijn, onmenselijk of vernederend worden behandeld. [1] Artikel 4 Handvest staat met betrekking tot deze instelling dan ook niet in de weg aan (het nemen van een beslissing over) de overlevering.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 10 Opiumwet en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Győr Regional Court of Justice(Hongarije) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum voorzitter,
mrs. C. Klomp en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2018.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.