ECLI:NL:RBAMS:2018:2088

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
13/752213-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van onvoldoende verzetgarantie in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 5 april 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 17 oktober 2016 door Italië is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Nigeria in 1962 en thans gedetineerd in Nederland, wordt gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 3 jaar en 6 maanden, waarvan nog 3 jaar, 5 maanden en 27 dagen resteert.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB beoordeeld. Tijdens de zittingen op 20 februari, 20 maart en 27 maart 2018 zijn de officieren van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, waarbij geen van de in artikel 12 van de Overleveringswet genoemde omstandigheden zich heeft voorgedaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaring van de uitvaardigende justitiële autoriteit niet voldoet aan de eisen van artikel 12 sub d van de Overleveringswet, omdat de opgeëiste persoon niet alleen moet voldoen aan de eisen voor het tijdig instellen van verzet, maar ook aan aanvullende voorwaarden die in de Italiaanse wet zijn opgenomen.

De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet, omdat er geen onvoorwaardelijke verzetgarantie is verstrekt. De overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is opgeheven. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752213-17
RK nummer: 18/169
Datum uitspraak: 5 april 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 januari 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 oktober 2016 door
the Public Prosecutor’s Office at the Court of Padua(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 1962,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 februari 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Velserbroek en door een tolk in de Engelse taal.
Bij tussenuitspraak van 6 maart 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de relevantie van bepaalde overwegingen en vragen uit Rb. Amsterdam 6 oktober 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:6719 voor het onderhavige EAB.
Het onderzoek is hervat op de openbare zitting van 20 maart 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Velserbroek en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek voor bepaalde tijd geschorst, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of er sprake is geweest van een procedure in hoger beroep en zo ja, of de opgeëiste persoon in hoger beroep in de gelegenheid is geweest zijn verdediging te voeren.
Het onderzoek is hervat op de openbare zitting van 27 maart 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Velserbroek en door een tolk in de Engelse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment of the Court in Padua dated 04/06/2009, final 30/07/2009.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 3 jaar, 5 maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, aanhef en onder sub a tot en met c, van de OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en waartegen geen hoger beroep is ingesteld.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld (i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij e-mail van 25 maart 2018 het volgende verklaard:
Het onderhavige geval is onderworpen aan de versie van artikel 175 Wetboek van Strafvordering geldend tussen 2005 en 2014… Dit betekent in concreto, dat in het geval [opgeëiste persoon] aan Italië wordt overgeleverd, hij binnen 30 dagen na overlevering een verzoek tot verschoning van de termijnoverschrijding kan indienen, teneinde in beroep tegen zijn veroordeling te gaan. Het verzoek zal slechts en uitsluitend worden gehonoreerd indien uit het dossier blijkt dat [opgeëiste persoon] geen enkele weet van de strafzaak of van de beslissing had en dat hij niet vrijwillig van een verschijning of van indiening van beroep heeft afgezien (artikel 175 lid 2 Wetboek van Strafvordering). De rechterlijke instanties belast met de behandeling van het verzoek zullen tot taak hebben na te gaan of er sprake was van effectieve kennis van zaken en/of van vrijwillig afzien van verschijning of indiening van beroep.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat overlevering kan worden toegestaan omdat de verklaring van de uitvaardigende justitiële autoriteit voldoet aan de eisen van artikel 12 sub d OLW.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat geen onvoorwaardelijke verzetgarantie is verstrekt. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW is daarom aan de orde.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de uitvaardigende justitiële autoriteit niet voldoet aan de eisen van artikel 12, aanhef en onder sub d, van de OLW. Uit deze verklaring blijkt namelijk dat de opgeëiste persoon niet alleen dient te voldoen aan de eisen voor het tijdig instellen van verzet tegen het verstekvonnis, maar dat in de verzetprocedure door de Italiaanse rechter tevens conform de tussen 2009 en 2014 geldende tekst van artikel 175 van het Italiaanse Wetboek van Strafvordering wordt beoordeeld of is voldaan aan een aantal in de Italiaanse wet opgenomen voorwaarden alvorens in aanmerking te kunnen komen voor de herbeoordeling van het verstekvonnis. Zo dient de opgeëiste persoon te bewijzen dat hij niet op de hoogte was van de datum en plaats van de terechtzitting en/of dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van het vonnis en de mogelijkheid om daartegen appel in te stellen. Daarmee is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat geen sprake is van een onvoorwaardelijke verzetgarantie.
Nu sprake is van een verstekvonnis en zich geen van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a tot en met d, OLW voordoen, dient de overlevering te worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 van de Overleveringswet.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Public Prosecutor’s Office at the Court of Padua(Italië).
HEFT OPde overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 april 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
A