ECLI:NL:RBAMS:2018:1962

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
6362725 CV EXPL 17-22728
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de toepassing van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak vorderde Claimingo B.V. namens een passagier compensatie van Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) wegens de annulering van vlucht KL1699 van Amsterdam naar Madrid op 20 maart 2017. De passagier was omgeboekt naar een andere vlucht en arriveerde 24 uur later op zijn bestemming. Claimingo vorderde een bedrag van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers beschermt bij annuleringen en vertragingen. KLM weigerde te betalen en stelde dat er sprake was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de annulering hadden veroorzaakt. De kantonrechter oordeelde echter dat KLM niet had aangetoond dat de omstandigheden als buitengewoon konden worden gekwalificeerd. De rechter benadrukte dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en dat uitzonderingen restrictief moeten worden uitgelegd. De kantonrechter wees de vordering van Claimingo toe en veroordeelde KLM tot betaling van de gevorderde compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens werd KLM veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6362725 CV EXPL 17-22728
vonnis van: 27 maart 2018

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Claimingo B.V.

gevestigd te Utrecht
eiseres
nader te noemen: Claimingo
gemachtigde: R. van Schendel
t e g e n

de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

gevestigd te Amstelveen
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 26 september 2017 met producties;
  • antwoord met producties;
  • instructievonnis;
  • repliek met producties;
  • dupliek;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
De heer [naam passagier] (hierna: de passagier) heeft bij de vervoerder een vlucht geboekt van Amsterdam naar Madrid, uit te voeren door de vervoerder op 20 maart 2017 om 07:35 met vluchtnummer KL1699.
1.2.
De vlucht van Amsterdam naar Madrid is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar een vlucht op 21 maart 2017 en is daardoor met een vertraging van 24 uur op zijn eindbestemming gearriveerd.
1.3.
Claimingo heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging ten bedrage van € 250,00.
1.4.
De vervoerder heeft geweigerd dit bedrag te betalen.
1.5.
De passagier heeft zijn vordering op de vervoerder aan Claimingo gecedeerd.

Vordering en verweer

2. Claimingo vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 250,00 aan hoofdsom vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 1 september 2017;
c. de proceskosten en de nakosten.
3. Claimingo baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). Claimingo stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van vlucht KL 1699 op 20 maart 2017 gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
4. De vervoerder stelt zich op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen omdat – kort samengevat – er sprake is van een uitzonderingssituatie in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, waardoor hij geen compensatie verschuldigd is.
5. Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling

6. Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening wordt het volgende overwogen. Artikel 5 lid 3 van de Verordening bepaalt dat een luchtvaartmaatschappij niet verplicht is compensatie te betalen indien hij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Dit artikel dient volgens het HvJEU restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie ( [naam] C-549/07).
7. Volgens vaste jurisprudentie van het HvJEU ( [naam] C-549/07 en Air Baltic C-294/10) moet de vervoerder aantonen dat de omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen. De vervoerder moet aantonen dat hij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van zijn onderneming had gebracht – kennelijk niet had kunnen vermijden dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering dan wel vertraging van de vlucht leidden. Bij de beoordeling van de vraag of er in deze zaak sprake is van buitengewone omstandigheden, dient derhalve voorop te worden gesteld dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van deze omstandigheden bij de vervoerder ligt.
8. De vervoerder heeft ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden aangevoerd dat de luchthaven Schiphol op 19 maart 2017 onverwacht te kampen kreeg met slechte weersomstandigheden (lage wolkenbasis en harde zuidwesten wind). Omdat verwacht werd dat deze weersomstandigheden zich ook op 20 maart 2017 zouden voordoen, heeft de lokale luchtverkeersleiding LVNL een capaciteitsreductie afgekondigd, teneinde de separatieafstand tussen opvolgende vluchten te vergroten omwille van de vliegveiligheid. De baancapaciteit nam hierdoor af. Ten gevolge hiervan, en omdat er sprake was van onderhoud aan de Kaagbaan, kon er van minder landingsbanen gebruik worden gemaakt. Door deze beslissing werd de vervoerder gedwongen vluchten te annuleren. Omdat de impact van een beslissing van de luchtverkeersleiding een langdurige vertraging of annulering voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag tot gevolg heeft gehad, is er sprake van een buitengewone omstandigheid. De vervoeder wijst er voorts op dat hij geen invloed kan uitoefenen op het baanonderhoud van de Kaagbaan.
9. Claimingo betwist dat er sprake is van een buitengewone omstandigheid. Volgens haar hield het besluit van de luchtverkeersleiding algemene restricties in, die niet golden voor een specifiek toestel maar voor alle inkomende en vertrekkende toestellen. Er is volgens haar derhalve geen sprake van een besluit van de luchtverkeersleiding als bedoeld in artikel 15 van de considerans van de Verordening of van een andere buitengewone omstandigheid.
10. De kantonrechter stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en de uitzonderingen daarop restrictief moeten worden uitgelegd.
11. Beoordeeld dient te worden of het vanwege slechte weersomstandigheden door de luchtverkeersleiding LVNL afkondigen van een capaciteitsreductie en daardoor annuleren van de onderhavige vlucht een buitengewone omstandigheid is.
12. De kantonrechter is van oordeel dat het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet slaagt. Uitgangspunt is dat de omstandigheden die tot vertraging leiden alleen ‘uitzonderlijk’ zijn in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening wanneer zij verband houden met een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij, en laatstgenoemde hierop geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van die gebeurtenis.
12. Weersomstandigheden worden in onderdeel 14 van de considerans van de Verordening in het kader geplaatst van bijzondere incidenten als stakingen, politieke instabiliteit en onverwachte vliegveiligheidsproblemen. Onderdeel 14 van de considerans maakt echter melding van “weeromstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen”. Die expliciete formulering duidt erop dat de weersomstandigheid zich moet hebben voorgedaan bij de vlucht in kwestie. Onderdeel 15 van de considerans bepaalt dat van een buitengewone omstandigheid sprake is wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifieke vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. In onderhavig geval betrof het besluit van de LVNL een algemene capaciteitsreductie en betrof niet specifiek vlucht KL 1699 op 20 maart 2017, zodat geen sprake is van een buitengewone omstandigheid.
12. Dat er van minder start- en landingsbanen gebruik kon worden gemaakt, kan in de onderhavige zaak ook niet worden beschouwd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vervoerder heeft immers niet onderbouwd dat deze specifieke vlucht door het buitengebruik zijn van een baan niet (tijdig) kon vertrekken.
12. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, kan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen onbeantwoord blijven.
12. Nu de oorzaken van de vertraging niet als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt in de zin van art. 5 lid 3 van de Verordening, kan Claimingo aanspraak maken op de gevorderde vergoeding.
12. Claimingo heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht om betaling van haar vordering te verkrijgen. De gevorderde kosten zullen daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente daarover zal worden afgewezen aangezien daartoe onvoldoende is gesteld.
12. De vervoerder is wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat hij in verzuim is geraakt. Ingevolge art. 6:82 BW treedt verzuim in wanneer de vervoerder in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld. Blijkens de door Claimingo overgelegde producties is de vervoerder aangemaand tot betaling van compensatie binnen 14 dagen na dagtekening van de brief van 24 juli 2017. Hieruit volgt dat de vervoerder binnen 14 dagen na dagtekening van bovengenoemde brief in verzuim is geraakt.
12. De vervoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De wettelijke rente over de proceskosten zal worden afgewezen nu daarvoor onvoldoende is gesteld.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Claimingo van
-€ 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 7 augustus 2017 tot aan de voldoening;
-€ 48,40 aan buitengerechtelijke kosten.
veroordeelt de vervoerder in de proceskosten, aan de zijde van Claimingo tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 117,00
-kosten dagvaarding: € 85,21
-salaris gemachtigde: € 120,00
--------------
Totaal: € 322,21
inclusief eventueel verschuldigde btw;
III. veroordeelt de vervoerder tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te
verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het
vonnis heeft plaatsgevonden en de vervoerder niet binnen 14 dagen na
aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van
toepassing, inclusief btw;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. E.F.A. van Buitenen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter