12. De kantonrechter is van oordeel dat het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet slaagt. Uitgangspunt is dat de omstandigheden die tot vertraging leiden alleen ‘uitzonderlijk’ zijn in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening wanneer zij verband houden met een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij, en laatstgenoemde hierop geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van die gebeurtenis.
12. Weersomstandigheden worden in onderdeel 14 van de considerans van de Verordening in het kader geplaatst van bijzondere incidenten als stakingen, politieke instabiliteit en onverwachte vliegveiligheidsproblemen. Onderdeel 14 van de considerans maakt echter melding van “weeromstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen”. Die expliciete formulering duidt erop dat de weersomstandigheid zich moet hebben voorgedaan bij de vlucht in kwestie. Onderdeel 15 van de considerans bepaalt dat van een buitengewone omstandigheid sprake is wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifieke vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. In onderhavig geval betrof het besluit van de LVNL een algemene capaciteitsreductie en betrof niet specifiek vlucht KL 1699 op 20 maart 2017, zodat geen sprake is van een buitengewone omstandigheid.
12. Dat er van minder start- en landingsbanen gebruik kon worden gemaakt, kan in de onderhavige zaak ook niet worden beschouwd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vervoerder heeft immers niet onderbouwd dat deze specifieke vlucht door het buitengebruik zijn van een baan niet (tijdig) kon vertrekken.
12. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, kan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen onbeantwoord blijven.
12. Nu de oorzaken van de vertraging niet als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt in de zin van art. 5 lid 3 van de Verordening, kan Claimingo aanspraak maken op de gevorderde vergoeding.
12. Claimingo heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht om betaling van haar vordering te verkrijgen. De gevorderde kosten zullen daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente daarover zal worden afgewezen aangezien daartoe onvoldoende is gesteld.
12. De vervoerder is wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat hij in verzuim is geraakt. Ingevolge art. 6:82 BW treedt verzuim in wanneer de vervoerder in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld. Blijkens de door Claimingo overgelegde producties is de vervoerder aangemaand tot betaling van compensatie binnen 14 dagen na dagtekening van de brief van 24 juli 2017. Hieruit volgt dat de vervoerder binnen 14 dagen na dagtekening van bovengenoemde brief in verzuim is geraakt.
12. De vervoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De wettelijke rente over de proceskosten zal worden afgewezen nu daarvoor onvoldoende is gesteld.