ECLI:NL:RBAMS:2018:1903

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2018
Publicatiedatum
30 maart 2018
Zaaknummer
AMS 17/5924
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijk ontslag van ambtenaar wegens misbruik van informatiesystemen voor privédoeleinden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiseres, die sinds 1 november 2000 in dienst was, kreeg op 2 mei 2017 met onmiddellijke ingang onvoorwaardelijk ontslag opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het herhaaldelijk raadplegen van de gemeentelijke informatiesystemen voor privédoeleinden. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 1 februari 2018 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres betwistte de beschuldigingen en stelde dat zij niet transparant was geweest in de verhoren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim door vertrouwelijke gegevens te raadplegen zonder zakelijke doeleinden. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was, gezien de hoge integriteitseisen die aan haar functie verbonden zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het college.

De rechtbank benadrukte dat in het ambtenarentuchtrecht niet dezelfde strikte bewijsregels gelden als in het strafrecht, maar dat er voldoende bewijs moest zijn voor de verweten gedragingen. De rechtbank concludeerde dat eiseres de haar verweten gedragingen had begaan en dat het ontslag gerechtvaardigd was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5924

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. Bellod),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. S.J. Hauser).

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 13 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Namens verweerder waren ter zitting ook aanwezig: [naam] ( [naam] ), [naam] ) en [naam] ( [naam] ).

Overwegingen

Onderwerp van het geschil
1. Eiseres wordt verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, bestaande uit het herhaaldelijk en veelvuldig raadplegen van de informatiesystemen [naam] en [naam] voor privédoeleinden, waarmee zij misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot inzage in die systemen.
Wat aan deze procedure voorafging
2.1
Eiseres was sinds 1 november 2000 in dienst van de [werkgever] . Zij was laatstelijk werkzaam als [functie] bij het [naam] , [naam] .
2.2
In maart 2016 heeft de Rijksrecherche te kennen gegeven dat een oriënterend onderzoek naar eiseres was gestart. Uit een ander opsporingsonderzoek was namelijk het vermoeden gerezen dat eiseres vertrouwelijke gegevens (persoonsgegevens) uit de gemeentelijke informatiesystemen over de [naam] en [naam] aan derden zou hebben verstrekt ten behoeve van criminele activiteiten.
2.3
Op 14 juni 2016 heeft de officier van justitie besloten af te zien van verdere strafrechtelijke vervolging van de als verdachten aangemerkte personen binnen het opsporingsonderzoek. Hiermee is ook de strafvervolging van eiseres komen te vervallen. De officier van justitie heeft toestemming gegeven aan Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam om gebruik te maken van de informatie van de Rijksrecherche.
2.4
Het Bureau Integriteit is vervolgens een onderzoek gestart naar de gedragingen van eiseres. Op grond van de informatie van de Rijksrecherche is het vermoeden gerezen dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, namelijk door het raadplegen van vertrouwelijke informatie zonder zakelijke doeleinden en het verstrekken van vertrouwelijke informatie aan derden.
2.5
Bij besluit van 27 oktober 2016 is eiseres geschorst met behoud van salaris. Daarbij is aan eiseres ook de toegang tot de werkplek ontzegd. Eiseres heeft tegen dat besluit geen bezwaar gemaakt.
2.6
Na een voornemen op 9 maart 2017 en een zienswijzegesprek op 30 maart 2017 heeft verweerder bij het primaire besluit eiseres met onmiddellijke ingang strafontslag opgelegd. Verweerder heeft deze beslissing in het bestreden besluit gehandhaafd.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres is het niet eens met de oplegging van het strafontslag. Eiseres betwist dat zij niet transparant is geweest in de verschillende verhoren die met haar zijn gevoerd. Eiseres benadrukt dat zij de raadplegingen van de systemen op [datum] en [datum] niet heeft gedaan. Eiseres wijst erop dat collega’s in de praktijk vaak op elkaars account werkten. Het strafontslag heeft verstrekkende gevolgen voor eiseres, zowel financieel als voor haar positie op de arbeidsmarkt.
Beoordeling door de rechtbank
Wettelijk kader
4.1
Op grond van artikel 11.1 van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) volgt de ambtenaar de hem gegeven voorschriften op en behoort hij in het algemeen alles te doen of na te laten wat van een goed ambtenaar wordt verwacht.
4.2
Op grond van artikel 13.4 van de NRGA kan de ambtenaar worden gestraft als hij zich niet gedraagt overeenkomstig artikel 11.1 en zich daarmee schuldig maakt aan plichtsverzuim.
4.3
Op grond van artikel 13.6, eerste lid, aanhef en onder f, van de NRGA kan de ambtenaar de straf van ontslag worden opgelegd.
Uitgangspunt bij de beoordeling
5. Bij de beoordeling van het beroep stelt de rechtbank voorop dat het vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is dat in het ambtenarentuchtrecht niet die strikte bewijsregels gelden die in het strafrecht van toepassing zijn. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot disciplinaire bestraffing aanleiding kan geven, is wel noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de gedragingen (ernstig) plichtsverzuim opleveren en, zo ja, of de in dit geval opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag evenredig is te achten aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim. [1]
De verweten gedragingen
6.1
Uit het onderzoek van Bureau Integriteit is gebleken dat op het account van eiseres de volgende raadplegingen zijn gedaan:
1.Vier maal de naam van [naam] (op [datum] en [datum] in [naam] ; en op [datum] tweemaal in [naam] om [tijdstip] ).
2.Eenmaal de naam van [naam] op [datum] om [tijdstip] .
3.Op [datum] van [tijdstip] tot [tijdstip] worden nog ongeveer 25 andere personen met de achternaam [naam] (en geboortemaand [geboortemaand] ) geraadpleegd.
Daarnaast zijn de volgende personen op het account van eiseres geraadpleegd:
4.[naam] ( [naam] ); negen keer in de periode [datum] en oktober 2016.
5.[naam] ( [naam] ); twee keer in [datum] en [datum] .
6.[naam] ( [naam] ); één keer in [datum] .
7.[naam] ( [naam] ); één keer in [datum] .
8.[naam] ( [naam] ); één keer in [datum] .
9.[naam] ( [naam] ); zeven keer in de periode tussen [datum] en [datum] .
10.[eiseres] ( [naam] ); één keer in [datum] .
6.2
Eiseres heeft erkend dat zij één keer en wel op [datum] de [naam] heeft geraadpleegd (hierboven genoemd onder 1). Verder heeft eiseres erkend dat zij haar ex-partner [naam] , diens familieleden, haar eigen kinderen en zichzelf heeft geraadpleegd (de raadplegingen hierboven genoemd onder 4 t/m 10).
6.3
Eiseres ontkent de raadplegingen op [datum] en [datum] ,genoemd onder 1 t/m 3, te hebben gepleegd. Eiseres verklaart dat iemand anders op deze dagen met haar inloggegevens in de informatiesystemen naar [naam] en [naam] ( [naam] ) heeft gezocht, al dan niet ter verificatie van de personalia van een bezoeker aan de balie bij het [naam] .
6.4
De rechtbank acht de door eiseres gegeven verklaring niet plausibel. Als de identiteit van een bezoeker aan de balie moet worden geverifieerd, is de naam van de betreffende persoon bekend en zullen er in de regel dus geen 25 zoekslagen in informatiesystemen nodig zijn. De rechtbank ziet niet in dat dit in geval een vervanger op de markt moet worden gecontroleerd, zoals eiseres ook heeft betoogd, anders is. Daarnaast is opmerkelijk dat op [datum] in een periode van 3 uren is gezocht op een naam die overeenkomt met een naam van een persoon uit het onderzoek van de Rijksrecherche. Daarnaast is gezocht op de gegevens van diens zuster ( [naam] ). De zoekactie is gestopt toen de gegevens van [naam] waren gevonden. Dit maakt aannemelijk de zoekacties gericht waren en door dezelfde persoon zijn verricht. [naam] blijkt een bekende van eiseres te zijn. Bovendien heeft eiseres erkend dat zij eerder naar de gegevens van [naam] heeft gezocht. Op de dagen dat de onder 1, 2 en 3 genoemde zoekacties zijn verricht, was eiseres aanwezig op het [naam] . Al deze omstandigheden tezamen maken het aannemelijk dat eiseres degene was die de zoekacties heeft verricht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook de niet-erkende zoekacties aan eiseres kunnen toerekenen.
Plichtsverzuim?
7.1
Vast staat dat eiseres bij haar aanstelling bij het [naam] een geheimhoudingsverklaring heeft ondertekend, waarin staat dat zij alleen informatie uit de informatiesystemen zal opvragen die voor haar werkzaamheden nodig is, en dat zij geen informatie uit die systemen verstrekt aan personen, bedrijven en instanties die geen recht hebben op die informatie. In die verklaring is ook vermeld dat als zij de verplichting tot geheimhouding zou schenden, er disciplinaire maatregelen kunnen volgen. Dat eiseres zich ook daadwerkelijk bewust was dat het raadplegen van de systemen niet mocht, blijkt uit haar verklaring op pagina 15 van het gesprek van [datum] , waarin zij verklaart dat zij wist dat het absoluut verboden is om het GBA voor privédoeleinden te gebruiken.
7.2
Volgens de CRvB kan van een ambtenaar worden verwacht dat indien een gerechtvaardigde twijfel aan zijn integriteit en/of betrouwbaarheid bestaat, van de ambtenaar kan worden verlangd dat hij die twijfel wegneemt. [2]
7.3
Verweerder heeft op [datum] en [datum] gesprekken met eiseres gevoerd over de raadplegingen die op haar account zijn gedaan. Uit de verslagen van deze gesprekken blijkt dat eiseres verschillende, ontwijkende antwoorden heeft gegeven over de raadplegingen. Zo heeft zij verklaard dat zij zich de raadplegingen niet kan herinneren, dat zij de raadplegingen heeft gedaan om nieuwe collega’s in te werken, dan wel uit nieuwsgierigheid of vanwege een klant aan de balie.
7.4
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres onvoldoende transparant is geweest over het raadplegen van het systeem en de verklaring daarvoor. Door de wisselende verklaringen over de raadplegingen heeft eiseres de verdenking tegen haar niet kunnen wegnemen. Zoals hiervoor al is overwogen, verklaart het aantal zoekslagen op de naam [naam] niet de verificatie van persoonsgegevens van een klant aan de balie. Bovendien is niet aannemelijk dat de raadplegingen zijn gedaan om nieuwe collega’s in te werken, omdat het dan veeleer voor de hand zou liggen de raadpleging aan de hand van een actueel, lopend dossier te doen. Daarbij is ook niet gebleken dat er (steeds) nieuwe medewerkers moesten worden ingewerkt.
7.5
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende naar voren komt dat eiseres de haar verweten gedragingen heeft begaan. Verweerder heeft die gedragingen terecht aangemerkt als (ernstig) toerekenbaar plichtsverzuim.
Evenredigheid
8.1
Eiseres voert aan dat het onvoorwaardelijk strafontslag een onevenredig zware maatregel is in haar geval. In dat kader wijst zij erop dat de dagelijkse praktijk op de werkvloer bij het [naam] weerbarstig was. Zo werkte men door technische problemen vaak op elkaars account en werden ook wachtwoorden gedeeld. Wat het raadplegen van gegevens van familieleden betreft, is die gedraging niet zó ernstig dat dit tot strafontslag zou moeten leiden, aldus eiseres.
8.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij er belang bij heeft te beschikken over medewerkers die integer en transparant zijn. De functie van eiseres is er een met hoge integriteitseisen. Door de veelvuldige raadplegingen en de ongeloofwaardige ontkenning daarvan, heeft eiseres het vertrouwen van verweerder ernstig en onherstelbaar beschaamd. Verweerder heeft er daarom belang bij om eiseres te straffen met de zwaarst mogelijke sanctie.
8.3
De rechtbank acht de opgelegde straf van onvoorwaardelijk strafontslag gelet op de aard en ernst van de hiervoor besproken gedragingen in het licht van de terecht gestelde eisen van betrouwbaarheid en integriteit van medewerkers van het [naam] , niet onevenredig aan het plichtsverzuim. Eiseres heeft met haar handelen de kernwaarden van haar functie met voeten getreden. Eiseres wist vanwege haar functie dat zij de informatiesystemen niet voor andere dan zakelijke doeleinden mocht raadplegen. Ook als alleen wordt uitgegaan van de door eiseres erkende raadplegingen van familieleden (en de tijdspanne waarbinnen die raadplegingen hebben plaatsgevonden), zou dat voldoende zijn om ernstig plichtsverzuim aan te nemen dat de zwaarste maatregel van strafontslag kan rechtvaardigen.
Conclusie
9. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J. Koene, rechter, in aanwezigheid van mr. A.G. Sijbrands, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2136).
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 25 april 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8813).