ECLI:NL:CRVB:2017:2136
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf van ontslag wegens schending ambtsgeheim door politieambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een politieambtenaar die op 9 april 2015 een disciplinaire straf van ontslag kreeg opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het opzettelijk delen van vertrouwelijke politie-informatie met zijn vriendin en vader, het verzwijgen van zijn relatie met een crimineel en het niet melden van een gewelddadige woningoverval. De rechtbank had eerder het bestreden besluit van de korpschef vernietigd, oordelend dat de opgelegde straf niet evenredig was aan de gedragingen van de ambtenaar, mede gezien zijn jonge leeftijd, onervarenheid en de invloed van beroepsgerelateerde PTSS.
In hoger beroep heeft de korpschef betoogd dat de rechtbank de evenredigheid van de straf onjuist had beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de ambtenaar de verweten gedragingen had begaan en dat deze als toerekenbaar plichtsverzuim konden worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de opgelegde disciplinaire straf van ontslag niet onevenredig was, gezien de ernst van de gedragingen en de schending van de integriteitseisen die aan politieambtenaren worden gesteld. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de korpschef ongegrond, waarmee het ontslag in stand bleef.