ECLI:NL:RBAMS:2018:1826

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
C/13/628231 / HA ZA 17-461
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige ruiming van familiegraven door Gemeente Amstelveen met schadevergoeding aan rechthebbenden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser], die optreedt als gevolmachtigde van zijn zus [zus 1] en zijn broers, en de Gemeente Amstelveen. De zaak betreft de onrechtmatige ruiming van twee familiegraven op de begraafplaats Zorgvlied. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente Amstelveen onrechtmatig heeft gehandeld door het graf [graf I] te ruimen, terwijl [zus 1] rechthebbende was op dit graf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Gemeente Amstelveen niet de juiste procedures heeft gevolgd en dat [zus 1] hierdoor schade heeft geleden. De rechtbank heeft de Gemeente Amstelveen veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 9.236,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 juli 2015. De vordering van [eisers] met betrekking tot het graf [graf II] werd afgewezen, omdat de Gemeente Amstelveen volgens de rechtbank alle wettelijke voorschriften in acht had genomen. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van [eiser] toegewezen, omdat de Gemeente Amstelveen grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/628231 / HA ZA 17-461
Vonnis van 28 maart 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. L.E.M. de Vries-Blom te Delft,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTELVEEN,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat mr. J. Elte te Amsterdam.
Partijen zullen hierna “ [eiser] ” en “Gemeente Amstelveen” worden genoemd.
[eiser] treedt in deze procedure op voor zichzelf alsmede als gevolmachtigde van zijn zus [zus 1] en zijn broers [broer 1] , [broer 2] en [broer 3] (hierna gezamenlijk aangeduid als “ [eisers] ”).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 30 maart 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 18 oktober 2017, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 februari 2018 en de daarin genoemde stukken;
  • de brief d.d. 20 februari 2018 van mr. Elte van de zijde van de Gemeente Amstelveen met daarin opmerkingen over het proces-verbaal;
  • de brief d.d. 28 februari 2018 van mr. De Vries-Blom van de zijde van [eisers] met daarin een opmerking over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1.
De Gemeente Amstelveen is eigenaar van de algemene begraafplaats “Zorgvlied” (hierna: Zorgvlied). De dagelijkse leiding van Zorgvlied berust bij haar beheerder,
dhr. [beheerder] (hierna: [beheerder] ).
2.2.
[eiser] treedt in deze procedure op als gevolmachtigde van zijn zus
[zus 1] en zijn broers [broer 1] , [broer 2] en [broer 3] .
2.3.
Het geschil spits zich toe op een tweetal (familie)graven op Zorgvlied, waarvan het uitsluitend recht te begraven in het graf [graf I] is uitgegeven op 31 maart 1910 en het uitsluitend recht te begraven in het graf [graf II] op 6 april 1911. Blijkens de overgelegde aktes is het onderhoud van graf [graf I] afgekocht. Onderhoud omvat het schoonhouden van de grafstenen en het onderhoud aan de beplanting op de monumenten.
2.4.
De laatst bekende rechthebbende op het graf [graf I] betrof de vader van [eisers] , zijnde de heer [vader] , geboren op [geboortedatum] 1908 en overleden op
25 augustus 1999. De laatst bekende rechthebbende op het graf [graf II] betrof mevrouw [naam 1] , die op 15 maart 1968 is overleden.
2.5.
Op 10 mei 2006 heeft [zus 1] een zogenaamd “Overschrijvingsformulier grafruimte” ondertekend. Dit formulier luidt, voor zover van belang:

OVERSCHRIJVINGSFORMULIER GRAFRUIMTE
Grafnummer Vak: [graf I]
HUIDIGE RECHTHEBBENDE
Geslachtsnaam [vader]
Voornamen [vader]
Geboren [geboortedatum] -08
[…]
NIEUWE RECHTHEBBENDE
Geslachtsnaam [zus 1]
Voornamen [zus 1] ”.
2.6.
Bovenstaand formulier is ingenomen maar abusievelijk niet ingevoerd en verder behandeld. De Gemeente Amstelveen kan niet achterhalen waarom dit overschrijvingsformulier grafruimte niet is afgewikkeld.
2.7.
Het graf [graf II] is vanaf 2006 op de zogenaamde “Rode lijst” geplaatst en voorzien van een bordje met het verzoek aan bezoekers van dit graf om zich te melden. Dit meldingsverzoek is tevens op het mededelingenbord aangegeven. Op 1 november 2010 is het graf [graf II] gereedgemaakt voor uitgifte en nadien geruimd. Op 6 november 2010 is het grafrecht op de grafruimte opnieuw uitgegeven aan een derde. Het graf [graf I] is op
19 juni 2007 op de Rode lijst geplaatst en vanaf dat tijdstip voorzien van eenzelfde bordje met een meldingsverzoek en eveneens een melding van het voornemen om het graf te gaan ruimen op het mededelingenbord. Dit graf is ook op 1 november 2010 gereed gemaakt voor uitgifte, nadien geruimd en op 30 oktober 2012 opnieuw uitgegeven aan een derde. In beide gevallen is een nieuw grafrecht aan derden verleend.
2.8.
Op 15 november 2014 is [zus 2] , een zus van [eisers] , overleden. Zij zou volgens haar wens worden bijgezet in één van de familiegraven.
2.9.
Begin 2015 heeft [eisers] geconstateerd dat de graven waren geruimd en bleek het bijzetten van de stoffelijke resten van de zus van [eisers] in één van de familiegraven blijvend onmogelijk omdat de graven opnieuw aan derden waren uitgegeven. [eisers] heeft vervolgens bij brief van 31 juli 2015 de Gemeente Amstelveen aansprakelijk gesteld.
2.10.
De Gemeente Amstelveen heeft een nieuw kosteloos graf met daarop een blanco monument aangeboden. Bij brief van 22 november 2016 schrijft de gemachtigde van
[eisers] aan de verzekeraar van de Gemeente Amstelveen onder andere:

Geen vergoeding in natura”
[…]
Cliënt heeft geen vertrouwen meer in de begraafplaats(beheerder) c.q. de gemeente Amstelveen. Client wil niet langer familiegraven hebben op deze begraafplaats, omdat hij niet langer dierbaren toevertrouwt aan deze begraafplaats(beheerder). De begraafplaats c.q. de gemeente is zeer onzorgvuldig omgegaan met de administratie en de ruiming van de graven. Daar komt bij dat de rustplaatsen van de familie zorgvuldig uitgekozen plekken waren op de begraafplaats, die uniek zijn qua ligging. Het aanbieden van graven op een andere plek is voor cliënt onacceptabel nu dit geen gelijkwaardig aanbod is.”
2.11.
De Wet op de Lijkbezorging (hierna: Wlb) luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Artikel 28
1. Een uitsluitend recht op een graf, welke vorm aan dit recht ook wordt gegeven, kan uitsluitend schriftelijk worden gevestigd. Het recht kan voor onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijd van ten minste tien jaar worden verleend.
[…]
“Artikel 84
Het recht op een eigen graf, verleend vóór het in werking treden van deze wet, wordt geacht een uitsluitend recht op een graf in de zin van artikel 28 te zijn.”
[…]
“Artikel 90
De bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp, waarin deze wet voorziet, gehandhaafd, voor zover die verordeningen niet met deze wet in strijd zijn.”
2.12.
De verordening op het gebruik en het beheer van de algemene begraafplaats “Zorgvlied” van de gemeente Amstelveen, gelegen te Amsterdam (hierna aangeduid als: Beheersverordening Zorgvlied 1990) luidt – voor zover van belang – als volgt:
Artikel 15
Van het uitgeven van eigen graven en urngraven wordt een grafakte opgemaakt.
Het recht van graf kan slechts op naam van één rechthebbende staan.
Artikel 18
Het uitsluitend recht in een bepaald graf te begraven kan op schriftelijk verzoek of, zoals uit een over te leggen testamentaire beschikking van de rechthebbende blijkt, worden overgeschreven ten name van een ander.
Na het overlijden van de rechthebbende kan ook op schriftelijk verzoek van de erfgenamen overschrijving ten name van een hunner of ten name van de echtgeno(o)t(e) van de rechthebbende plaatsvinden, mits dit verzoek binnen drie jaren na het overlijden van de rechthebbende wordt gedaan.
Indien na het overlijden van de rechthebbende het verzoek tot overschrijving niet binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn wordt gedaan, wordt aangenomen dat op het uitsluitend recht geen prijs wordt gesteld en vervalt het uitsluitend recht tot begraven in het graf waarna dit wordt geruimd met inachtneming van de wettelijke termijn.
Zolang niet opnieuw over het graf is beschikt, kan op schriftelijk verzoek van belanghebbenden het overschrijven alsnog geschieden onder het college te stellen voorwaarden.”.
2.13.
De beenderen uit de geruimde graven zijn op een daartoe bestemd gedeelte van Zorgvlied ondergebracht.

3.De vordering

3.1.
[eisers] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de Gemeente Amstelveen onrechtmatig heeft gehandeld door het ruimen van de graven [graf I] en [graf II] ;
II. de Gemeente Amstelveen te veroordelen tot betaling van een bedrag van
€ 91.220,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
31 juli 2015;
III. de Gemeente Amstelveen te veroordelen binnen een termijn van drie maanden na betekening van het vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, de beenderen van de voorvaderen van de familie [voorvaderen] aan haar ter beschikking te stellen;
IV. de Gemeente Amstelveen te veroordelen in de proceskosten, te voldoen binnen
14 dagen na betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] stelt – kort gezegd – dat de Gemeente Amstelveen onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld als gevolg waarvan zij schade heeft geleden. Het onrechtmatig handelen bestaat eruit dat Zorgvlied onterecht is overgegaan tot het ruimen van de graven en de graven opnieuw, aan derden, heeft uitgegeven, aldus [eisers]
3.3.
[eisers] heeft haar schade als volgt gespecificeerd:
Kosten nieuw grafrecht (2 x € 11.960,00) € 23.920,00
Kosten onderhoud graf (2 x € 15.400,00) € 30.800,00
Begrafenis [zus 2] € 1.500,00
Gedenksteen met inscriptie (2 x € 5.000,00) € 10.000,00
Gevolgschade € 5.000,00
Immateriële schade € 10.000,00
Advocaatkosten
€ 10.000,00 +
Totaal: € 91.220,00

4.Het verweer

Het verweer strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van [eisers] in haar vordering, dan wel tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers] in de kosten van het geding. De Gemeente Amstelveen maakt subsidiair bezwaar tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de Gemeente Amstelveen onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] en of [eisers] hierdoor schade heeft geleden.
Eeuwigdurend of onbepaald
5.2.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is de vraag of het eeuwigdurend grafrecht is omgezet in een recht voor onbepaalde tijd. Artikel 84 Wlb bepaalt dat het recht op een eigen graf, verleend vóór de inwerkingtreding van de Wlb, geacht wordt een uitsluitend recht op een graf te zijn in de zin van artikel 28 Wlb. Uit artikel 28 Wlb volgt dat, mogelijk anders dan voorheen, niet langer sprake kan zijn van een eeuwigdurend grafrecht, maar alleen nog van grafrechten voor bepaalde en onbepaalde tijd. De rechtbank stelt derhalve vast dat het in deze zaak gaat om het recht voor onbepaalde tijd op twee particuliere graven. De rechtbank stelt daarnaast vast dat, op grond van artikel 90 Wlb, de Beheersverordening Zorgvlied 1990 van toepassing is.
Grafrecht [graf II] [naam 1]
5.3.
Op grond van artikel 18 lid 1 van de Beheersverordening Zorgvlied 1990 kan het uitsluitend recht om in een bepaald graf te begraven, op schriftelijk verzoek of, zoals uit een over te leggen testamentaire beschikking van de rechthebbende blijkt, worden overgeschreven ten name van een ander. Op grond van artikel 18 lid 2 kan na het overlijden van een rechthebbende ook op schriftelijk verzoek van de erfgenamen overschrijving plaatsvinden, mits dit verzoek binnen drie jaren na het overlijden van de rechthebbende wordt gedaan. In geval na het overlijden van de rechthebbende het verzoek tot overschrijving niet binnen deze termijn van drie jaar wordt gedaan, wordt aangenomen dat op het uitsluitend recht op het graf geen prijs wordt gesteld en vervalt ingevolge de Beheersverordening dit uitsluitend recht tot begraven in het graf, waarna dit graf geruimd kan worden met inachtneming van de wettelijke termijn (artikel 18 lid 3 Beheersverordening Zorgvlied 1990).
5.4.
Ten aanzien van het graf [graf II] is de laatst bekende rechthebbende mevrouw [naam 1] die op 15 maart 1968 is overleden. Onvoldoende gesteld noch gebleken is dat er na het overlijden van mevrouw [naam 1] een nieuwe rechthebbende op dit graf was, die bekend was of bekend had moeten zijn bij de Gemeente Amstelveen. Verder is, anders dan voor graf [graf I] , niet komen vast te staan dat voor het graf [graf II] door [eisers] een overschrijvingsformulier is ingevuld en ingediend of anderszins een overschrijvingsverzoek overeenkomstig artikel 18 van de Beheersverordening Zorgvlied 1990 is gedaan. De door [eisers] aangevoerde stellingen en overgelegde producties zijn daartoe in elk geval onvoldoende. Tenslotte heeft de Gemeente Amstelveen, onbetwist, gesteld dat zij de “Rode lijst” procedure heeft gevolgd ten aanzien van het (voorgenomen) ruimen van het graf [graf II] .
5.5.
Concluderend is de rechtbank dan ook van oordeel dat de Gemeente Amstelveen – ten aanzien van het ruimen en de heruitgifte van het graf [graf II] – alle wettelijke voorschriften en de maatschappelijke zorgvuldigheid in acht heeft genomen en dat zij ten aanzien van bovenstaand grafrecht niet onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde schade ten aanzien van dit graf zullen worden afgewezen.
Grafrecht [graf I] [vader]
5.6.
De rechtbank komt tot een andere conclusie met betrekking tot het recht voor het graf [graf I] . Bij dit oordeel is onder andere het navolgende meegewogen.
5.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat [zus 1] op 10 mei 2006 het “Overschrijvingsformulier grafruimte” heeft ondertekend en heeft afgegeven op Zorgvlied. De Gemeente Amstelveen heeft ter zitting uitgelegd dat het formulier was gemarkeerd alsof het op 11 mei 2006 in grafarchief (“BPA”) was ingevoerd, terwijl dit achteraf gezien, abusievelijk, niet is gebeurd. Door de Gemeente Amstelveen is in dit verband erkend dat in dit geval geen aanleiding bestond om niet de normale procedure te volgen en het formulier te verwerken in het grafarchief, waarmee het verzoek tot overschrijving zou zijn gehonoreerd en het grafrecht (voor onbepaalde tijd) aan de familie was (terug)gegeven. De beheerder van Zorgvlied, [beheerder] , heeft immers ter zitting verklaard dat er geen andere bestemming of reservering in het grafarchief bij dit graf stond vermeld en dat hij in zijn hoedanigheid van beheerder van Zorgvlied bevoegd is op dergelijke verzoeken op voornoemde manier – het opnemen in het grafarchief van de gegevens van de nieuwe rechthebbende - te beslissen. Hij gaf aan dat hij op dit verzoek zijn akkoord zou hebben gegeven door verwerking in het grafarchief, het opmaken van een nieuwe grafakte en het verzenden van een factuur voor de legeskosten die zijn verbonden aan de overschrijving.
5.8.
Het verweer van de Gemeente Amstelveen dat het ingevulde en ingediende formulier een verzoek betreft waarop nog moest worden beslist moet, gelet op de tekst van het onder 2.5 weergegeven formulier, in samenhang met de hiervoor weergegeven verklaring van de beheerder van Zorgvlied, worden verworpen. Temeer nu ook de stelling van [eisers] , dat [zus 1] bij het invullen en overhandigen van het overschrijvingsformulier op Zorgvlied er niet over is geïnformeerd dat hierop nog moest worden beslist voordat de overschrijving definitief kon zijn, door de Gemeente Amstelveen niet is weersproken. Hiermee slaagt evenmin het verweer van de Gemeente Amstelveen dat [eisers] zou hebben stilgezeten. [eisers] mocht er immers naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij met het invullen van het formulier rechthebbende op het graf was geworden.
Eén rechthebbende op het recht van graf
5.9.
Het verweer van de Gemeente Amstelveen dat, op grond van artikel 15 lid 2 van de Beheersverordening slechts sprake kan zijn van één rechthebbende op het recht van graf, slaagt wel. In dit geval en dat is tussen partijen (ook onderling) niet in geschil heeft
[zus 1] het overschrijvingsformulier voor graf [graf I] ingevuld en daarbij zichzelf als rechthebbende aangeduid. De rechtbank stelt vast dat alleen [zus 1] en niet ook haar mede-eisers, een rechtens te respecteren belang heeft bij de door [eisers] ingestelde vorderingen. De rechtbank stelt dit vast zonder af te doen aan mogelijk andere belangen van de mede-eisers bij de uitkomst van deze zaak. Dat alleen [zus 1] een rechtens te respecteren belang heeft betekent dat de vorderingen van [eiser] slechts inhoudelijk worden beoordeeld voor zover hij ze heeft ingesteld in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van [zus 1] (verder: [zus 1] ) en niet voor zover ze zijn ingesteld door [eiser] in persoon en door hem als gevolmachtigde van zijn broers [broer 1] , [broer 2] en [broer 3] .
Onrechtmatige daad
5.10.
Doordat de Gemeente Amstelveen, ondanks het feit dat [zus 1] rechthebbende was op het graf en zij niet van de (voorgenomen) ruiming in kennis is gesteld, is overgegaan tot ruiming en verkoop van het recht voor het graf [graf I] , is uitoefening van dit grafrecht feitelijk onmogelijk geworden. De Gemeente Amstelveen heeft, door aldus te handelen, onrechtmatig gehandeld en kan aansprakelijk worden gehouden voor de ten gevolge daarvan geleden schade. Het voorgaande brengt met zich dat de gevorderde verklaring voor recht voor het graf [graf I] zal worden toegewezen.
Schade
5.11.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of, en zo ja, in welke mate
[zus 1] schade heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige overheidsdaad. Voor het antwoord op deze vraag moet een vergelijking worden gemaakt tussen de situatie waarin
zou hebben verkeerd indien de Gemeente Amstelveen niet was overgegaan tot het ruimen van het graf [graf I] en de werkelijke situatie die is ontstaan nu het graf wel is geruimd (zie onder meer: HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9830).
5.12.
Aangezien de eerstbedoelde situatie een hypothetische is, zijn bepaalde aannames en veronderstellingen daarbij onvermijdelijk en kan daarom niet met zekerheid worden vastgesteld welk resultaat zou zijn bereikt indien de Gemeente Amstelveen wel naar behoren haar taak had volbracht.
5.13.
Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate [zus 1] schade heeft geleden is verder van belang dat voor vergoeding in aanmerking komt schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. Ook geldt dat de rechtbank op grond van artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de schade begroot op de wijze die het meest met de aard daarvan in overeenstemming is. Als de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, dan wordt zij geschat. De rechtbank zal in het hiernavolgende elke gestelde schadepost afzonderlijk behandelen.
Kosten nieuw grafrecht en het onderhoud hiervan
5.14.
[zus 1] vordert in de eerste plaats een bedrag van € 11.960,00, zijnde een nieuw grafrecht voor de duur van 100 jaar en een bedrag van € 15.400,00 aan onderhoud hiervan.
5.15.
[zus 1] heeft haar vordering onderbouwd met de stelling dat zij vanwege het ruimen van graf [graf I] een nieuw grafrecht dient te kopen, waarbij zij uitgaat van een berekening van een grafrecht categorie A voor een particulier graf voor 100 jaar op Zorgvlied. De kosten hiervan zijn thans € 1.196,00 per 10 jaar en derhalve gaat [zus 1] uit van een totaalbedrag van € 11.960,00. Hetzelfde heeft te gelden voor het onderhoud. Dit betekent dat voor de termijn van 100 jaar ook het eerder voor graf [graf I] afgekochte onderhoud moet worden vergoed, zijnde een bedrag van € 15.400,00 aldus [zus 1] . De Gemeente Amstelveen heeft de schade betwist en ook aangegeven dat zij ter compensatie van eventueel geleden schade een gelijkwaardig graf op Zorgvlied en de afkoop van het onderhoud hiervoor heeft aangeboden.
5.16.
De rechtbank stelt vast dat, door het ruimen van graf [graf I] , niet langer een particulier graf beschikbaar is en dat eventueel toekomstige kosten voor de aanschaf van een nieuw grafrecht en van onderhoud daarvan voor rekening van [zus 1] zullen komen. In die zin lijdt [zus 1] schade die in rechtstreeks verband staat met het onrechtmatig ruimen van het graf [graf I] . Immers aan het onderhoud noch aan het grafrecht voor graf [graf I] waren nog langer kosten verbonden, omdat deze door de voorvaderen van [eisers] waren afgekocht. Uit de stellingen van [zus 1] volgt dat het totaalbedrag voor de kosten voor grafrechten die aan een particulier graf categorie A zijn verbonden en van onderhoud van een dergelijk graf, € 27.360,00 bedragen. Het bedrag ziet op vergoeding van schade die [zus 1] mogelijk in de toekomst zal leiden. [zus 1] heeft echter nagelaten deze schadepost met stukken te onderbouwen. Er is geen factuur of ander stuk waarin de exacte omvang van de, toekomstige, schade in het geding is gebracht. De berekening geeft onvoldoende informatie om de omvang van de schade nauwkeurig vast te stellen.
5.17.
Nu de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, wordt de omvang van de schade geschat in de zin van artikel 6:97 BW op een bedrag van € 2.736,00
(zijnde een bedrag van € 1.196,00 ter zake van een grafrecht voor 10 jaar plus een bedrag van € 1.540,00 ter zake van onderhoud hiervan voor 10 jaar). De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat gesteld noch gebleken is dat [zus 1] wederom een grafrecht voor onbepaalde tijd zal aangaan en waar zich deze laatste rustplaats zou bevinden. Wel heeft [zus 1] het door Zorgvlied gedane aanbod van een nieuw graf op Zorgvlied afgewezen en daarbij herhaaldelijk aangegeven geen vertrouwen meer in Zorgvlied te hebben. Dat, zoals [zus 1] stelt, het door Zorgvlied aangeboden graf geen gelijkwaardig graf zou zijn omdat het niet zou zijn gelegen op het oude gedeelte van Zorgvlied, is door Zorgvlied betwist en blijkt evenmin uit de door [zus 1] overgelegde correspondentie.
Begrafenis [zus 2]
5.18.
[zus 1] vordert daarnaast de begrafeniskosten van haar overleden zus
[zus 2] . De rechtbank is, anders dan de Gemeente Amstelveen, van oordeel dat deze schade een direct gevolg is van het onrechtmatig handelen van de gemeente, waardoor zij gehouden is deze schade aan [zus 1] te vergoeden. Immers, De Lange heeft onbetwist gesteld dat als zij als rechthebbende nog over het graf [graf I] had beschikt haar in 2014 overleden zus in dit graf zou zijn bijgezet. Verder is voldoende aannemelijk gemaakt dat de familie nog steeds voornemens is een definitieve rustplaats voor haar te vinden. Nu de gemeente Amstelveen heeft nagelaten de omvang van de geleden schade ten aanzien van de begrafenis ad € 1.500,00 te betwisten, zal de rechtbank de schade vaststellen op het door
[zus 1] gestelde bedrag.
Gevolgschade
5.19.
Ook heeft [zus 1] een bedrag van € 5.000,00 aan gevolgschade gevorderd. Ten aanzien van deze schadepost oordeelt de rechtbank als volgt. Met [zus 1] is de rechtbank van oordeel dat de gehele gang van zaken geen schoonheidsprijs verdient en voor de nodige verwarring en shock heeft gezorgd. Voor toewijzing van de gevorderde gevolgschade is echter geen plaats nu deze schade in zijn geheel niet is onderbouwd en wordt geacht (deels) te zijn begrepen in de immateriële schade. Het had immers op de weg van [zus 1] gelegen om bewijsstukken te overleggen, waaruit kan volgen dát gevolgschade is geleden en zo ja, waaruit deze schade bestaat en op welke wijze deze schade zou kunnen worden berekend. De rechtbank zal dan ook de vordering ter zake afwijzen als niet, dan wel onvoldoende feitelijk geadstrueerd.
Immateriële schade
5.20.
Verder heeft [zus 1] een bedrag van € 10.000,00 ter vergoeding van de door haar geleden immateriële schade gevorderd. Ter ondersteuning van het door De Lange gevorderde bedrag heeft zij het volgende aangevoerd. [zus 1] had een groot emotioneel belang bij deze locatie. In de graven lagen de voorvaderen van [eisers] en de graven waren bestemd voor haar zus en de rest van de familie. Door het onrechtmatig handelen van de Gemeente Amstelveen is gebruik van het graf door de familie onmogelijk geworden en zijn de stoffelijke resten van de voorvaderen zonder hun wetenschap verwijderd.
5.21.
De Gemeente Amstelveen heeft erkend dat het niet meer kunnen uitoefenen van het grafrecht op graf [graf I] heel pijnlijk en ingrijpend is voor de familie. Desondanks is de Gemeente Amstelveen de mening toegedaan dat [zus 1] geen aanspraak kan maken op de door haar gevorderde immateriële schadevergoeding. Ter ondersteuning daarvan heeft de Gemeente Amstelveen aangevoerd dat het door Zorgvlied aangedane bod van een grafrecht voor onbepaalde tijd door [zus 1] is afgewezen.
5.22.
Het moge zo zijn, dat [zus 1] om haar moverende redenen, de hiervoor vermelde aanbieding van Zorgvlied heeft afgewezen, maar dit doet niet af aan het door haar ondergane leed als gevolg van het onrechtmatig handelen van de Gemeente Amstelveen. Dit leed is meer dan een zich persoonlijk gekwetst voelen of louter gevoelens van onvrede en ongenoegen. Er is dan ook sprake van schending van de persoonlijke levenssfeer van [zus 1] , welke schending toewijzing van een immateriële schadevergoeding rechtvaardigt.
5.23.
Bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schadevergoeding dient echter wel mede in aanmerking te worden genomen de door Zorgvlied, ter compensatie van het door [zus 1] ondergane leed, gedane aanbieding van een nieuw graf. Deze aanbieding is door [zus 1] niet aanvaard. Gelet op alle omstandigheden wordt een vergoeding van
€ 5.000,00 redelijk en billijk geacht, zodat dit bedrag als vergoeding voor door [zus 1] geleden immateriële schade zal worden toegewezen.
Afgifte beenderen
5.24.
[zus 1] heeft ook gevorderd om de beenderen van haar voorvaderen aan haar ter beschikking te stellen, zodat deze op een andere plek kunnen worden herbegraven.
5.25.
De Gemeente Amstelveen stelt zich op het standpunt dat herbegraving feitelijk onmogelijk is geworden nu de stoffelijke resten niet meer identificeerbaar zijn. De Gemeente Amstelveen heeft daartoe aangevoerd dat graven in secties worden geruimd en dat beenderen in ongenummerde en ongedateerde zakken zonder persoonlijke herleidbare spullen worden geplaatst op meerdere daartoe bestemde plekken. Zo ook de beenderen uit het geruimde graf [graf I] . Zij heeft verder ter zitting aangevoerd dat er sprake is van een verteringsproces en van vermenging van beenderen met beenderen uit andere graven. [zus 1] heeft daarentegen aangevoerd dat ondanks mogelijke vermenging de beenderen wel degelijk middels DNA-onderzoek identificeerbaar zijn.
5.26.
Nog los van de vraag of en hoe [zus 1] rechthebbende is geworden van de stoffelijke resten van haar voorvaderen en hierover mag beschikken, oordeelt de rechtbank – hoe pijnlijk deze situatie voor [eisers] ook is – als volgt. Gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder ook de vraag hoe om te gaan met andere, met de beenderen van de voorvaderen van [eisers] vermengde, beenderen en de kosten die een dergelijk onderzoek met zich meebrengt, waarbij het de vraag is of het tot het gewenste resultaat leidt, is de rechtbank van oordeel dat de Gemeente Amstelveen voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat afgifte feitelijk onmogelijk is en afgifte van de beenderen van de voorvaderen van (de familie) [eisers] in de gegeven situatie in redelijkheid niet van haar kan worden verlangd. Dit betekent dat de Gemeente Amstelveen hiertoe niet gehouden is en dat de vordering zal worden afgewezen.
Gedenksteen
5.27.
[zus 1] vordert verder een bedrag van € 5.000,00 ter vergoeding van een nieuwe gedenksteen met inscriptie in verband met het herbegraven van de voorvaderen die lagen begraven in graf [graf I] . Deze vordering ligt voor afwijzing gereed gelet op het oordeel dat de vordering met betrekking tot de afgifte van de beenderen wordt afgewezen.
Advocaatkosten
5.28.
Ten slotte heeft [zus 1] een bedrag van € 10.000,00 aan advocaatkosten gevorderd. Als vermogensschade komen ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW mede voor vergoeding in aanmerking de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Onder de in onderdeel b bedoelde kosten vallen zowel expertisekosten als kosten voor juridisch advies. Weliswaar heeft de Gemeente Amstelveen deze kosten slechts in algemene zin betwist, maar voor toewijzing van de door [zus 1] gevorderde advocaatkosten is geen plaats, nu het op de weg van [zus 1] had gelegen deze kosten nader te specificeren door bijvoorbeeld nota’s, urenspecificaties dan wel door derden gemaakte kosten in het geding te brengen. Nu zij dit heeft nagelaten dienen deze kosten voor haar rekening en risico te blijven en acht de rechtbank het redelijk voor wat betreft deze kosten uit te gaan van het geldende liquidatietarief.
Wettelijke rente
5.29.
Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat in totaal een bedrag van
€ 9.236,00 aan schadevergoeding zal worden toegewezen. De wettelijke rente hierover is niet betwist en toewijsbaar zoals gevorderd, vanaf 31 juli 2015.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.30.
De Gemeente Amstelveen heeft bij conclusie van antwoord de rechtbank verzocht een eventueel veroordelend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zij heeft daartoe slechts aangevoerd dat indien de vorderingen worden toegewezen, het gaat om gemeenschapsgeld en er mogelijk sprake is van een restitutierisico.
5.31.
Het is aan de rechtbank om te beslissen of in het licht van de omstandigheden van het geval het belang van [zus 1] bij een uitvoerbaar verklaring bij voorraad zwaarder weegt dan het belang van de Gemeente Amstelveen bij behoud van de bestaande toestand tot op een eventueel rechtsmiddel is beslist. Hierbij staat voorop dat [zus 1] wordt vermoed belang te hebben bij een uitvoerbaar verklaring bij voorraad. Het had op de weg van de Gemeente Amstelveen gelegen om het door haar gestelde restitutierisico nader te concretiseren en haar belang nader te onderbouwen. Zij heeft dat nagelaten. Gelet op hetgeen partijen naar voren hebben gebracht is de rechtbank van oordeel dat het belang van [zus 1] bij behoud van de bestaande toestand tot op een eventueel rechtsmiddel is beslist, zwaarder dient te wegen dan het (niet onderbouwde) belang van de Gemeente Amstelveen. De vordering zal dan ook worden afgewezen. Nu de Gemeente Amstelveen het restitutierisico in zijn geheel niet heeft onderbouwd ziet de rechtbank ook geen aanleiding om aan de uitvoerbaarheid bij voorraad een voorwaarde te verbinden in de vorm van een zekerheidstelling.
Proceskosten
5.32.
De Gemeente Amstelveen zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [zus 1] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 97,31
- griffierecht € 883,00
- salaris advocaat
€ 768,00 (2,0 punten × tarief € 384,00) +
Totaal € 1.748,31
5.33.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn. De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat de Gemeente Amstelveen jegens [zus 1] onrechtmatig heeft gehandeld door het ruimen van het graf [graf I] ;
6.2.
veroordeelt de Gemeente Amstelveen tot betaling aan [eiser] , in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van [zus 1] , van € 9.236,00 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 31 juli 2015 tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt de Gemeente Amstelveen in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van [eiser] , in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van [zus 1] , begroot op € 1.748,31 te voldoen binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt de Gemeente Amstelveen in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de
Gemeente Amstelveen niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. P. Vrugt, rechter, bijgestaan door mr. M.M. de Keizer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2018.