3.1.[eiser] vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat [gedaagde] door het voeren van de handelsnaam [gedaagde] , dan wel ieder ander teken waarvan de naam [gedaagde] onderdeel uitmaakt, inbreuk maakt op de handelsnaam van [eiser] op de voet van artikel 5 en 5a Handelsnaamwet (Hnw);
voor recht te verklaren dat [gedaagde] door het voeren van het teken [gedaagde] dan wel ieder ander teken waarvan de naam [gedaagde] onderdeel uitmaakt, inbreuk maakt op het merk van [eiser] op de voet van artikel 2.20 lid 1 sub b Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE);
te bevelen dat [gedaagde] ieder gebruik van haar handelsnaam en de domeinnaam www. [domeinnaam 1] , alsmede ieder gebruik van een handelsnaam en/of domeinnaam die identiek is aan of slechts in geringe mate afwijkt van de handelsnaam en het merk [eiser] , binnen vier weken na betekening van het ten deze te wijzen vonnis dient te staken en gestaakt dient te houden;
te bevelen dat [gedaagde] bij het niet of niet volledig nakomen van het voornoemde bevel, aan [eiser] een direct opeisbare dwangsom verschuldigd is van € 5.000,00 voor iedere dag dat gedaagde dat bevel niet tijdig of niet volledig nakomt, met een maximum van € 250.000,00;
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, met inbegrip van de nakosten;
voorwaardelijk, namelijk indien gedaagde bij antwoord of in en nadere proceshandeling, kostenvergoeding vordert op de voet van artikel 1019h Rv, [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure op grond van artikel 1019Rv.