ECLI:NL:RBAMS:2018:1496

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
C/13/641625 / KG ZA 18-31 MvdV/JvS
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van sociale huurwoning wegens onrechtmatig gebruik en huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Eigen Haard en gedaagden, waaronder [naam] en [gedaagde 1]. Eigen Haard vorderde ontruiming van een sociale huurwoning die aan [naam] was verhuurd, omdat deze zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nakwam. De huurder had de woning zonder toestemming aan derden in gebruik gegeven, wat leidde tot overlast en vermoedens van prostitutie. De rechtbank oordeelde dat Eigen Haard een spoedeisend belang had bij de ontruiming, aangezien de huurder zijn verplichtingen ernstig had geschonden. De rechter verleende verstek tegen de niet verschenen gedaagden en oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was. Daarnaast werd de huurachterstand van € 2.149,90 toegewezen, evenals de kosten van de ontruiming. De rechtbank oordeelde dat de boete van € 5.000 voor verboden onderverhuur niet oneerlijk was, maar dat een ander boetebeding in de algemene voorwaarden mogelijk onredelijk bezwarend was. De gedaagden werden in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/641625 / KG ZA 18-31 MvdV/JvS
Vonnis in kort geding van 15 februari 2018
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 15 januari 2018,
advocaat mr. M.G. Blokziel te Almere,
tegen
1.
[gedaagde 1]in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. E. Doornbos te Badhoevedorp.
3.
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK PLAATSELIJK BEKEND ALS DE [adres] TE [woonplaats],
niet verschenen,
gedaagden,
Eiseres zal hierna Eigen Haard worden genoemd en gedaagden gezamenlijk [naam] c.s. in enkelvoud, dan wel [gedaagde 1] en [naam] .

1.De procedure

Ter zitting van 1 februari 2018 heeft Eigen Haard gesteld en gevorderd overeen-komstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [naam] c.s. heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [naam] c.s. eveneens een pleitnota. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van Eigen Haard: [naam 1] , [naam 2] (medewerkers woonfraude) en mr. Blokziel;
aan de zijde van [naam] c.s.: [gedaagde 1] , [naam] en mr. Doornbos.

2.De feiten

2.1.
Eigen Haard is eigenaresse van de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] . De woning is een sociale huurwoning en de thans geldende huurprijs bedraagt € 668,24 per maand.
2.2.
Eigen Haard heeft de woning met ingang van 4 december 2015 verhuurd aan [naam] . In de op de huurovereenkomst van toepassing verklaarde algemene voor-waarden sociale woonruimte (de algemene voorwaarden) staat – voor zover van belang – het volgende:

Verplichtingen huurder
Artikel 9
1. Huurder voldoet de verschuldigde huurprijs en bijkomende vergoedingen voor de eerste van iedere maand.
Artikel 10
2. Huurder bewoont het gehuurde gedurende de huurtijd bij voortduring zelf en heeft er zijn hoofdverblijf. Gebruik van het gehuurde als pied-á-terre (‘Gelegenheid tot verblijf voor iemand die elders woont’) is niet toegestaan. De bewijslast van het hebben van hoofdverblijf rust op huurder.
(…)
5. Huurder veroorzaakt, door zijn gedrag, geen overlast, hinder of gevaar aan omwonenden. Huurder is aansprakelijk voor alle gedrag van anderen die zich met zijn goedvinden in het gehuurde of in de directe omgeving van het gehuurde bevinden.
(…)
11. Het is huurder verboden het gehuurde, al dan niet tijdelijk, in zijn geheel onder te verhuren of aan derden in gebruik af te staan. Als huurder in strijd handelt met deze bepaling is huurder aan verhuurder een direct opeisbare boete verschuldigd van € 5.000,-.
In verzuim zijn
Artikel 24
5. Huurder is aan verhuurder een boete van € 50,- per kalenderdag verschuldigd voor elke verplichting uit de huurovereenkomst dan wel de algemene voorwaarden die hij, na schriftelijk tot nakoming te zijn aangemaand, overtreedt of niet nakomt.
2.3.
Op 22 mei 2017 heeft Eigen Haard een tweetal woonfraudemeldingen ontvangen van direct omwonenden van [naam] .
2.4.
Op 23 mei 2017 hebben medewerkers van Eigen Haard ( [naam 1] en [naam 2] ) een onaangekondigd huisbezoek afgelegd. In het door Eigen Haard opgestelde verslag staat – voor zover van belang – het volgende:
‘In de woning een man en vrouw aangetroffen. (…) Volgens hen waren zij nu hier een week. Ze zeiden in eerste instantie familie van HH te zijn, maar later gaven zij toe dat niet te zijn. Volgens de vrouw hebben zij via ene [naam neef] deze woning verkregen. (…) Afgesproken is toen dat zij hier zo’n twee a drie maanden kunnen blijven. [naam neef] heeft hen de sleutels overhandigd. Zij hebben aan [naam neef] 700 contant betaald, dat was voor de huur van de maand mei. (…) Toen zij hier in de woning kwamen was de koelkast leeg. Er waren er geen kledingstukken of handdoeken van iemand anders in de woning. In de badkamer waren ook geen persoonlijke verzorging spullen.’
2.5.
Op 24 mei 2017 heeft een telefoongesprek tussen [naam neef] , de neef van [naam] , en Eigen Haard plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit telefoongesprek heeft Eigen Haard een interne notitie opgesteld van dit telefoongesprek, waarin – voor zover van belang – het volgende is vermeld:
‘neefje van hoofdbewoner geeft aan dat de buren geklaagd zouden hebben dat zijn vriendin tijdelijk logeert op dit adres. (…) het komt op neer dat hoofdbewoner 3 weken in Turkije zit i.v.m. ziek opname van 2 kinderen. Vriend van neefje logeert daarom tijdelijk in deze woning.
Teruggebeld:
Gebeld en gesproken met iemand die zei [naam neef] te zijn. Hij zegt dat HH zijn oom is. (…) Volgens hem is zijn oom naar Turkije omdat hij problemen heeft met zijn gezondheid en medicijnen. (…) Volgens [naam neef] logeert er nu een nichtje van hem in de woning van zijn oom. [naam neef] corrigeert zich zelf, hij zegt dat het zijn neef en zijn aanstaande vrouw, dus toekomstige nicht. (…) Volgens [naam neef] zijn zij nu een paar dagen in de woning, zij logeren daar. Ze blijven anderhalve week daar.’
2.6.
Op 24 mei 2017 heeft een telefoongesprek tussen [naam] en Eigen Haard plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit telefoongesprek heeft Eigen Haard een interne notitie opgesteld van dit telefoongesprek, waarin – voor zover van belang – het volgende is vermeld:
‘HH belt vanuit Turkije. Hij zegt dat hij naar Turkije is gegaan en zijn vrienden passen op het huis. Hij is nu op vakantie en zijn vrienden zorgen voor de post. Zij betalen hem geen geld. HH zegt dat hij sinds twee weken daar is, hij blijft drie maanden in Turkije. Hij zegt dat hij naar de dokter gaat en dat hij drie maanden weg mag blijven.’
2.7.
Op 2 oktober 2017 hebben [naam 1] en [naam 2] opnieuw een onaangekondigd huisbezoek afgelegd. In het door Eigen Haard opgestelde verslag staat – voor zover van belang – het volgende:
‘(…) Ik vraag haar waar [naam] is. Ze zegt dat hij nog steeds niet is teruggekomen, hij ligt in het ziekenhuis. (…) We vragen aan de vrouw hoe lang zij nu hier in de woning zijn. Ze zegt dat zij nu vier maanden hier zijn. (…) Ik vraag aan de vrouw hoelang zijn van plan zijn om in deze woning te blijven. (…) Volgens haar blijven ze hier nog voor een maand of zes en ze hebben dan een ander huis. (…) Ik vraag haar of zij weet wie de eigenaar is van deze woning. Ze zegt dat dit meneer [naam] is maar hij is nog steeds in Turkije. Ik vraag haar wanneer hij terug zal komen. Nu antwoordt [naam 4] dat deze over een maand terug zal zijn en dan zijn zij hier weg. Dus zolang [naam] weg is kunnen zij hier blijven.’
2.8.
Op 2 oktober 2017 heeft een telefoongesprek tussen Eigen Haard en [gedaagde 1] plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit telefoongesprek heeft Eigen Haard een interne notitie opgesteld van dit telefoongesprek, waarin – voor zover van belang – het volgende is vermeld:
‘Zij vertelde mij dat zij wel eens contact heeft met HH. Hij belt vanuit Turkije met het nummer (…). Zij heeft op 30-09-2017 HH voor het laatste gesproken, hij was toen nog in Turkije.’
2.9.
Op 3 oktober 2017 heeft een telefoongesprek tussen Eigen Haard en [gedaagde 1] plaatsgevonden. In het door Eigen Haard opgestelde verslag staat – voor zover van belang – het volgende:
‘Gebeld naar bewindvoerder. Gevraagd of zij weet wat de rede is van het verblijf in Turkije van HH. Zij gaf aan dat niet te weten. Volgens haar heeft zij gisteren een app-bericht aan HH gestuurd. Daarin heeft zij kenbaar gemaakt dat er contact is geweest met Eigen Haard en het onderzoek dat loopt.’
2.10.
Op 16 november 2017 hebben [naam 1] en [naam 2] een onaangekondigd huisbezoek afgelegd. In het door Eigen Haard opgestelde verslag staat – voor zover van belang – het volgende:
‘Na te hebben aangebeld wordt de deur na enige tijd geopend door een vrouw. Ik herken haar van onze vorige huisbezoeken. (…) Ik vraag hen hoe het kan dat ik hen nu nog steeds in de woning aantref. (…) de vrouw zegt in het Engels dat [naam neef] boodschappen aan het doen. Dan noemt ze de naam [naam] , die is wie zij bedoeld, maakt ze duidelijk. Ik vraag waar [naam] nu is. Ze zegt dat hij buiten is met zijn neefje om iets te kopen. Hij komt, volgens haar over een uur weer terug. Ik vraag of [naam] in de woning heeft geslapen, ze zegt dat dit zo is. (…) Ik vraag aan de vrouw waar de spullen van [naam] zijn. Ze laat mij de grote kast in de hal zien. (…) Ik vraag haar waar de medicijnen van [naam] zijn. Ze zegt dat hij deze mee heeft genomen. (…) Ik vraag haar waar de kleding van [naam] is. Ze wijst naar de kast in de hal en wijst een overhemd aan. (…) De vrouw zegt dat [naam] over twee uur terug komt. Dat is vreemd, zeg ik, zojuist zei u dat hij over een uurtje terug zou komen. Ik vraag haar wanneer [naam] terug is gekomen. Ze zegt dat hij nu een week of anderhalve week terug is. (…) We vragen nog een keer naar de spullen van [naam] . De vrouw gaat ons voor naar de kast in de hal. Ze wijst naar een overhemd wat op een hangertje aan de muur hangt. In deze kast zijn meerdere planken met daarop kleding, voornamelijk dames kleding en ondergoed en lingerie. Dat is van haar en haar man, zegt ze. (…) Ook vraag ik waarom er zo weinig kleding Van [naam] aanwezig is. Ze zegt dat hij zijn kleren meeneem, ze weet niet waar naar toe.
2.11.
Bij brief van 16 november 2017 heeft Eigen Haard [naam] uitgenodigd voor een bespreking op het kantoor van Eigen Haard op 21 november 2017. Op verzoek van [naam] is deze afspraak verplaatst naar 30 november 2017. Op 30 november 2017 heeft er op het kantoor van Eigen Haard een bespreking plaatsgevonden. Uit het door Eigen Haard opgestelde verslag staat – voor zover van belang – het volgende:
‘In het kort komt het erop neer dat HH vanwege zijn gezondheid met spoed naar Turkije moest. Dat was begin mei dit jaar. Wij hebben met toestemming van HH kopieen gemaakt van zijn Turks paspoort. In dit paspoort zien we diverse stempels, o.a. Turkije in 07-05-2017, Turkije uit 09-11-2017. Hij heeft toen de sleutels aan zijn neef [naam neef] gegeven. [naam neef] zou zorgen voor de woning, zo de post beheren en zo meer. (…) HH zegt dat hij alles aan [naam neef] heeft over gelaten, dus hij wist er helemaal niets vanaf. Maar even later zegt hij dat [naam neef] en zijn vriendin in de woning zouden verblijven. (…) Vanaf 12 november heeft hij iedere nacht in zijn eigen woning (…) geslapen. Daarbij heeft HH geen andere mensen gezien, wel heeft hij een koffer met spullen zien staan. (…) We vragen nu heel duidelijk of HH ook op donderdag 16 november in de ochtend in zijn woning was. HH zegt (nadat hij ons meerdere keren heeft gevraagd waarom wij dat vragen) dat [naam neef] aan hem heeft laten weten dat er een feestje zou zijn. HH zegt dat hij die ochtend thuis (…) om 7 uur is wakker geworden en toen is weggegaan. Daarna heeft [naam neef] zijn vrienden op gehaald om feest te vieren in het huis van HH.’
2.12.
Bij brief van 4 december 2017 is [naam] gesommeerd de huurovereenkomst schriftelijk op te zeggen vóór 13 december 2017. Op genoemde datum zijn ook ‘de personen’ gesommeerd de woning te verlaten, omdat zij aldaar zonder recht of titel in de woning verblijven.
2.13.
Bij e-mail van 22 december 2017 heeft mr. Doorbos namens [naam] aan Eigen Haard meegedeeld dat er geen gevolg zal worden gegeven aan de sommatie.
2.14.
Per 3 januari 2018 bedraagt de huurachterstand € 2.149,90. Dit betreft een oude schuld.

3.Het geschil

3.1.
Eigen Haard vordert – samengevat – het volgende:
I. gedaagden te veroordelen om de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Eigen Haard te stellen en met alle daarin aanwezige personen en goederen te verlaten en te ontruimen, met machtiging aan Eigen Haard om, indien gedaagden na verloop van die termijn na betekening van dit vonnis met die ontruiming in gebreke blijven, deze zelf te doen uitvoeren, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
II. gedaagden te veroordelen, indien zij niet vrijwillig aan de onder I. gevraagde veroordeling tot ontruiming voldoen, en Eigen Haard de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf dient te bewerkstelligen, aan Eigen Haard de kosten van ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming;
III. [gedaagde 1] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over [naam] althans [naam] te veroordelen tot betaling van de overeengekomen contractuele boete van € 5.000,00 uit hoofde van verboden onder-verhuur/ingebruikgeving, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van daadwerkelijke betaling;
IV. [gedaagde 1] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over [naam] , althans [naam] , te veroordelen tot betaling aan Eigen Haard van de huurachterstand van € 2.149,90 , te vermeerderen met de contractuele rente en € 462,21 aan incassokosten, alsmede [gedaagde 1] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over [naam] , althans [naam] , te veroordelen tot betaling van de overeengekomen huurtermijnen van € 668,24 vanaf 1 februari 2018 tot aan de dag der daadwerkelijke ontruiming;
V. gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[naam] c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu Eigen Haard heeft gesteld dat er sprake is van onrechtmatig gebruik van een relatief schaarse sociale huurwoning, heeft zij een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen.
De ontruiming
4.2.
Tegen de niet verschenen gedaagden wordt verstek verleend. Jegens hen geldt dit vonnis als een vonnis op tegenspraak.
4.3.
In een kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van Eigen Haard niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodem-procedure afwacht.
4.4.
Eigen Haard heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [naam] zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nakomt en dat de tekortkoming zo ernstig is dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst, en daarop vooruitlopend ontruiming, rechtvaardigt. Zij stelt dat [naam] de woning langere tijd zonder toestemming aan derden in gebruik heeft gegeven en dat deze derden voor overlast zorgden, waaronder een vermoeden van prostitutie in de woning.
4.5.
[naam] heeft ter zitting erkend dat er – in zijn afwezigheid – veel in de woning is gebeurd, maar dat dit alles achter zijn rug heeft plaatsgevonden. Hij heeft aangevoerd dat hij in mei 2017 het plan heeft opgevat om voor een echtscheidingsprocedure en medische behandeling naar Turkije af te reizen, hetgeen hij zonder nader overleg met Eigen Haard of zijn bewindvoerder ( [gedaagde 1] ) heeft gedaan. In dat kader heeft [naam] de sleutel van de woning aan zijn broer gegeven met als doel dat er op de woning gepast zou worden. De broer heeft op zijn beurt – vanwege ziekte – zonder dit aan [naam] te melden de sleutel aan zijn zoon gegeven, te weten de neef van [naam] ( [naam neef] ). Deze neef heeft misbruik van de situatie gemaakt. Pas bij terugkomst begin november 2017 kwam hij hier achter, aldus [naam] .
4.6.
Gelet op de erkenning van [naam] dat er – in zijn afwezigheid – veel in de woning is gebeurd bezien in combinatie met de door Eigen Haard in het geding gebrachte interne verslagen van de afgelegde huisbezoeken (r.o. 2.7. en 2.9.) is voldoende aannemelijk dat de woning maanden in zijn geheel bij derden in gebruik was zonder dat Eigen Haard daarvoor toestemming had gegeven.
[naam] heeft wisselend verklaard over waarom hij voor de gang van zaken niet verantwoordelijk is, hetgeen zijn geloofwaardigheid niet ten goede komt. Uitgaande van zijn verklaring ter zitting geldt het volgende. Dat de huissleutel – door toedoen van zijn broer – bij zijn neef [naam neef] terecht is gekomen, ontslaat [naam] niet van zijn verantwoordelijkheid als huurder. Het had op zijn weg gelegen om aan zijn broer duidelijke instructies te geven over (de bewaring van) de woning gedurende zijn afwezigheid. Ook had hij gedurende zijn maandenlange verblijf in Turkije voldoende toezicht op de woning moeten (laten) houden. Dat had gekund door anderen, bijvoorbeeld buren of familieleden, in te schakelen om een oogje in het zeil te houden. Nadat hij op 24 mei 2017 telefonisch van Eigen Haard hoorde dat anderen zich in zijn woning ophielden had hij in ieder geval maatregelen kunnen nemen. Ter zitting heeft [naam] verklaard dat hij wegens taalproblemen niet goed begreep wat de medewerkster van Eigen Haard hem precies vertelde. Dit verweer baat hem niet. [naam] had op zijn minst kunnen begrijpen dat het telefoontje kennelijk over zijn woning ging, hetgeen aanleiding had moeten zijn nader onderzoek in te (laten) stellen. Door niets te doen en de zaak op zijn beloop te laten heeft hij zijn verplichtingen als huurder ernstig geschonden.
Voorzover [naam] heeft willen aanvoeren dat hij te ziek was om tijdig maatregelen te nemen, dan wel een ontruiming op dit moment niet mogelijk is gelet op zijn ziekte, faalt dit verweer. Uit de overgelegde medische informatie blijkt niet dat een ontruiming op dit moment naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat [naam] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en de ontbinding zal toewijzen. Dit betekent dat de vordering tot ontruiming in dit kort geding toewijsbaar is. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel.
4.7.
De vordering om gedaagden te veroordelen in de eventuele kosten van de ontruiming is eveneens voor toewijzing vatbaar.
4.8.
De vordering komt jegens de niet verschenen gedaagden niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal in diezelfde zin als jegens [naam] en [gedaagde 1] worden toegewezen.
De boete
4.9.
De gevorderde boete wordt gelet op de samenhang met de (grondslag van de) vordering tot ontruiming mede om proceseconomische redenen beschouwd als neven-vordering. Eigen Haard stelt dat het in artikel 10 van de algemene voorwaarden opgenomen boetebeding is overtreden dat inhoudt dat [naam] een boete van € 5000,- verbeurt indien hij het gehuurde, al dan niet tijdelijk, in zijn geheel onderverhuurt of aan derden in gebruik afstaat.
4.10.
Volgens artikel 3, lid 1, van de Richtlijn oneerlijke bedingen (93/13/EG, hierna de Richtlijn) wordt een beding in een overeenkomst als het onderhavige waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Een boetebeding behoort tot de bedingen die op de bij de richtlijn behorende indicatieve lijst staan, in bijzonder het boetebeding dat tot doel of tot gevolg heeft ‘de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen’. Op grond van vaste jurisprudentie dient ambtshalve te worden getoetst of het boetebeding eerlijk is. Bij die toetsing dient niet te worden beoordeeld hoe het boetebeding uiteindelijk uitwerkt en door de gebruiker ervan wordt toegepast, maar moet in ogenschouw worden genomen hoe het kan uitwerken. Daarbij is het tijdstip van de totstandkoming van de overeenkomst het beoordelingsmoment.
4.11.
Bij de beantwoording van de vraag of het boetebeding oneerlijk is, wordt vooropgesteld dat verboden onderhuur dan wel ingebruikgeving aan derden van sociale huurwoningen ongewenst is. Goed voorstelbaar is dat Eigen Haard als verhuurder, dit mede via een boetebeding wil tegengaan. Geoordeeld wordt dat het in artikel 10 van de algemene voorwaarden opgenomen boetebeding op zichzelf niet als een oneerlijk beding in de zin van voornoemde richtlijn is te beschouwen. Daarbij is van belang dat het om een direct opeisbare, vaste boete gaat van € 5.000,- welk bedrag niet onevenredig hoog is gelet op de overeengekomen huurprijs en de prikkel die ervan dient uit te gaan om ongewenst gedrag te ontmoedigen. Dat de bodemrechter ambtshalve zal oordelen dat dit boetebeding onredelijk bezwarend is, is voorshands dan ook niet aannemelijk.
4.12.
Daarnaast dient echter ook ambtshalve te worden onderzocht of andere – niet gevorderde - boetebedingen zijn overeengekomen die zien op dezelfde tekortkoming, en zo ja, of het cumulatieve effect van de boetebedingen ertoe leidt dat sprake is van een oneerlijk beding als bedoeld in de Richtlijn. Daarvan kan sprake zijn indien het contractuele evenwicht tussen partijen in strijd met de goede trouw, aanzienlijk wordt verstoord. ( [naam arrest] -arrest, Hof van Justitie van 21 april 2016, zaaknr. C-377/14, ECLI:EU:C:2016:283 en Hoge Raad 8 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2275).
4.13.
Dit ambtshalve onderzoek wijst uit dat op grond van in artikel 24 lid 5 van de algemene voorwaarden een boete van € 50,00 per kalenderdag is verschuldigd bij niet-nakoming van iedere verplichting uit hoofde van de huurovereenkomst. Deze boete ziet (ook) op niet toegestane onderhuur en is niet gelimiteerd. Voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat het contractuele evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen door opneming van dit boetebeding in de algemene voorwaarden wordt verstoord, als gevolg waarvan ook het boetebeding opgenomen in artikel 10 als onredelijk bezwarend zal worden aangemerkt. De conclusie is dat de door Eigen Haard gevorderde boete op grond van artikel 10 van de algemene voorwaarden zal worden afgewezen.
De huurachterstand
4.14.
Nu de hoogte van de huurachterstand niet door [naam] en/of [gedaagde 1] is betwist, zijn zij gehouden deze te betalen. De vordering van Eigen Haard op dit punt is toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
De omvang van de door Eigen Haard gevorderde buitengerechtelijke incassokosten stemt niet overeen met de volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten maximaal te vorderen bedrag van € 381,99. Nu matiging niet is toegestaan – [naam] is immers een consument – betekent dit dat Eigen Haard geen aanspraak heeft op buitengerechtelijke incassokosten.
Kostenveroordeling
4.15.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eigen Haard worden begroot op:
- dagvaarding € 93,72
- griffierecht € 1.950,00
- salaris advocaat € 527,00
--------------
+
Totaal € 2.570,72, te vermeerderen met de op grond van artikel 61 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voorgeschreven advertentiekosten.
Nakosten
4.16.
De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar, zoals hierna in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden,
5.2.
veroordeelt gedaagden om de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Eigen Haard te stellen en met alle daarin aanwezige personen en goederen te verlaten en te ontruimen, met machtiging aan eiseres om, indien gedaagden na verloop van die termijn na de betekening van dit vonnis met die ontruiming in gebreke blijven, deze zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde,
5.3.
veroordeelt gedaagden, indien zij niet vrijwillig aan de onder 5.2. genoemde veroordeling tot ontruiming voldoen, en Eigen Haard de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf dient te bewerkstelligen, aan Eigen Haard de kosten van ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over [naam] , tot betaling van de huurachterstand van € 2.149,90 aan Eigen Haard, te vermeerderen met de contractuele rente,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 1] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over [naam] , althans [naam] tot betaling van de overeengekomen huurtermijnen van € 668,24 vanaf 1 februari 2018 tot aan de dag der daadwerkelijke ontruiming,
5.6.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van Eigen Haard tot op heden begroot op € 2.570,72 te vermeerderen met de op grond van artikel 61 Rv voorgeschreven advertentiekosten alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt gedaagden in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis, tot de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J. van Sintemaartensdijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: JvS